-
1 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne;
inspecteur: de bevoegde inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid;
arts: degene die bevoegd is de titel van arts te voeren, alsmede, voor zover het betreft
de arts, bedoeld in artikel 3, tweede lid, degene die in het land waar hij is gevestigd, het beroep van arts wettig uitoefent;
ziekenhuis: een inrichting waarin personen worden opgenomen voor het ondergaan van
een genees-, heel- of verloskundig onderzoek of een genees-, heel- of verloskundige
behandeling, met inbegrip van een daarvan onderdeel uitmakende polikliniek;
abortuskliniek - hierna te noemen kliniek -: een inrichting, niet zijnde een ziekenhuis,
waarin vrouwen een behandeling ondergaan, gericht op het afbreken van zwangerschap.
-
3 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder "geneesheer-directeur"
mede verstaan de arts die, hoewel geen directeursfunctie bekledende, belast is met
de zorg voor de algemene gang van zaken op geneeskundig gebied in de inrichting.
Een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, mag slechts worden verricht
door een arts in een ziekenhuis of kliniek, waaraan door Onze Minister vergunning
tot het verrichten van dergelijke behandelingen is verleend.
-
2 Indien een arts bij wie de vrouw onder regelmatige medische behandeling staat, dan
wel als medisch specialist of in de woonplaats van de vrouw als huisarts werkzaam
is, haar, onder mededeling van zijn bevindingen, heeft verwezen naar een ziekenhuis
of kliniek, als bedoeld in artikel 2, begint de termijn te lopen vanaf het tijdstip dat de vrouw die arts heeft bezocht
en daarbij haar voornemen met hem heeft besproken.
-
3 De arts deelt de vrouw zo spoedig mogelijk mede of hij de aan hem gevraagde medewerking
zal verlenen. Geldt het een arts als bedoeld in het eerste lid, dan doet hij die mededeling
in elk geval uiterlijk vijf dagen nadat zij zich tot hem heeft gewend, anders uiterlijk
na drie dagen.
-
4 De in het eerste lid bedoelde termijn wordt met een dag bekort indien de arts, bedoeld
in het tweede lid, de vrouw drie dagen nadat zij zich tot hem had gewend, heeft medegedeeld,
dat hij haar niet zal verwijzen.
-
5 In het geval, dat de arts de vrouw niet verwijst, stelt hij haar onverwijld een gedateerde
schriftelijke kennisgeving daaromtrent ter hand, welke in elk geval het tijdstip vermeldt,
waarop de vrouw zich tot hem had gewend.
-
1 De vergunning, bedoeld in artikel 2, wordt aangevraagd door het bestuur van het ziekenhuis of de kliniek. Bij de aanvraag
dienen de bij algemene maatregel van bestuur verlangde gegevens te worden verstrekt.
Indien hij dit nodig acht voor een verantwoorde beslissing op het verzoek om vergunning,
kan Onze Minister nadere gegevens vragen.
-
1 Bij algemene maatregel van bestuur worden eisen gesteld met betrekking tot hulpverlening
en besluitvorming, welke erop zijn gericht te verzekeren dat iedere beslissing tot
het afbreken van zwangerschap met zorgvuldigheid wordt genomen en alleen dan uitgevoerd,
indien de noodsituatie van de vrouw deze onontkoombaar maakt.
-
2 De vergunning heeft slechts mede betrekking op afbreking in een kliniek van zwangerschappen
die langer dan dertien weken hebben geduurd, indien aan daartoe bij de algemene maatregel
van bestuur, bedoeld in het eerste lid, onder b en c, te stellen nadere eisen van medische en verpleegkundige aard is voldaan.
Onze Minister kan, al naar gelang de specifieke omstandigheden van een inrichting
hiertoe nopen, aan een vergunning aanvullende voorschriften verbinden, onderscheidenlijk
deze voorschriften wijzigen, aanvullen of intrekken. De voorschriften mogen slechts
betrekking hebben op de onderwerpen waaromtrent en voor zover daarover bij of krachtens
de artikelen 5 en 6 eisen zijn gesteld.
Onze Minister kan een vergunning intrekken:
-
a. indien onjuiste gegevens zijn verstrekt, die hebben geleid tot het verlenen van de
vergunning;
-
b. indien de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze wet, dan wel de voorschriften
verbonden aan de vergunning, zijn overtreden.
-
1 Een krachtens de artikelen 5 tot en met 8 genomen besluit bepaalt het tijdstip waarop de verlening of intrekking van de vergunning,
dan wel de wijziging, aanvulling of intrekking van de aan de vergunning te verbinden
voorschriften, ingaat.
-
1 Hangende het onderzoek naar feiten op grond waarvan volgens artikel 8 intrekking van een vergunning mogelijk is, kan Onze Minister bevelen, dat de behandelingen
in de inrichting, gericht op afbreking van zwangerschap, onverwijld zullen worden
gestaakt.
-
2 Het bevel blijft van kracht totdat omtrent de intrekking van de vergunning is beschikt,
onderscheidenlijk tot het tijdstip waarop de intrekking ingaat, behoudens eerdere
opheffing van het bevel door Onze Minister.
-
1 Elke arts die behandelingen, gericht op afbreking van zwangerschap, verricht, doet
ten minste eens per maand aan de geneesheer-directeur van de inrichting de volgende
gegevens toekomen:
-
a. het aantal behandelingen, gericht op afbreking van zwangerschap, dat hij in dat tijdsverloop
heeft verricht, en de eventueel daarbij opgetreden bijzonderheden;
-
b. de duur van de zwangerschap, het aantal voorafgegane zwangerschappen en zwangerschapsafbrekingen,
de leeftijd, de provincie - dan wel, voor zover het buiten Nederland woonachtige vrouwen
betreft, het land - van woonplaats, de burgerlijke staat en het aantal kinderen van
elk van de behandelde vrouwen;
-
c. de datum waarop hij met de vrouw haar voornemen heeft besproken, alsmede, indien de
vrouw door een arts als bedoeld in artikel 3, tweede lid, verwezen is, het in dat lid bedoelde tijdstip en de medische hoedanigheid waarin
hij de vrouw hulp heeft geboden, de vraag of, en zo ja in welke gevallen, overleg
is gepleegd met andere deskundigen, en welke de aard van de deskundigheid van de geraadpleegde
was, de datum van de ingreep, met dien verstande dat, indien het zich in artikel 16, tweede lid, bedoelde geval heeft voorgedaan, tevens de bijzondere redenen daarvoor worden opgegeven,
en de nazorg die na de afbreking van de zwangerschap aan de vrouw is verleend.
-
2 De geneesheer-directeur van de inrichting ziet erop toe dat alle in de inrichting
werkzame artsen hem de in het eerste lid bedoelde gegevens volledig en tijdig doen
toekomen in zodanige vorm dat zij niet tot individuele patiënten herleidbaar zijn.
Hij draagt er zorg voor, dat deze gegevens ten minste vijf jaar worden bewaard.
-
6 De in het eerste lid bedoelde arts draagt er tevens zorg voor, dat vóór of zo spoedig
mogelijk na de behandeling aantekening wordt gemaakt van de bevindingen die ertoe
hebben geleid de behandeling te geven. Hij is verplicht deze aantekeningen gedurende
ten minste vijf jaar te bewaren en de daarin vervatte gegevens, mits niet herleidbaar
tot individuele patiënten, desverzocht ter beschikking te stellen van de inspecteur.
De geneesheer-directeur van de inrichting draagt zorg dat de inspecteur op zijn verzoek
inzage wordt verschaft van de in artikel 11, tweede lid, bedoelde gegevens en dat hem alle gevraagde inlichtingen, mits niet herleidbaar
tot individuele patiënten, worden verstrekt die hij redelijkerwijs voor de uitoefening
van zijn taak met betrekking tot deze wet behoeft.
-
1 Een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, onder b, c en 11, vierde lid, wordt vastgesteld op voordracht van Onze Minister.
De arts die een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, verricht in
een kliniek, tenzij het betreft een kliniek ten aanzien waarvan aan artikel 6, tweede lid, is voldaan terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat de zwangerschap
langer dan dertien weken heeft geduurd, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste
een jaar of geldboete van de vijfde categorie.
-
1 De arts die een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, verricht op
een eerder tijdstip dan in artikel 3 voorgeschreven, wordt gestraft met geldboete van de vijfde categorie.
-
2 Het feit is niet strafbaar indien de arts de behandeling, gericht op het afbreken
van zwangerschap, op een eerder tijdstip heeft verricht om daarmede een dreigend gevaar
voor het leven of de gezondheid van de vrouw af te wenden.
Het ziekenhuis of de kliniek waar behandelingen, gericht op het afbreken van zwangerschap,
worden verricht in strijd met artikel 2 dan wel met het in artikel 10, eerste lid, bedoelde bevel, wordt gestraft met een geldboete van de vijfde categorie.
-
2 Met de opsporing van de in het vorige lid bedoelde strafbare feiten zijn, behalve
de ambtenaren bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de geneeskundige hoofdinspecteur en inspecteurs van het Staatstoezicht op
de volksgezondheid, alsmede de aan dezen toegevoegde ambtenaren.
-
1 Niemand is verplicht een vrouw een behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap,
te geven, dan wel daaraan medewerking te verlenen.
Artikel 20a
[Treedt in werking op 10-10-2011]
Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen