Grondwaterwet

[Regeling vervallen per 22-12-2009.]
Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 04-02-2005 en zichtdatum 02-02-2007.
Geldend van 01-01-2003 t/m 30-06-2005

Wet van 22 mei 1981, houdende regelen inzake het onttrekken van grondwater en het kunstmatig infiltreren van water in de bodem

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, teneinde een goed beheer van het grondwater te bevorderen, wenselijk is regelen te stellen inzake het onttrekken van grondwater alsmede inzake het daarvoor kunstmatig in de bodem brengen van water;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Afdeling 1. Begripsbepaling

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

    "Onze Minister": Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

    "een inrichting": een inrichting of werk, bestemd tot het onttrekken van grondwater;

    "onttrekken van grondwater": onttrekken van grondwater door middel van een inrichting;

    "infiltreren van water": water in de bodem brengen ter aanvulling van het grondwater met het oog op het onttrekken van grondwater.

  • 2 Inrichtingen tot het onttrekken van grondwater die een samenhangend geheel vormen, worden als één inrichting aangemerkt.

  • 3 Deze wet is niet van toepassing op het onttrekken van grondwater:

    • a. bij de ontwatering of afwatering van gronden;

    • b. bij of ten behoeve van het opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte in de zin van artikel 1 van de Mijnbouwwet, voorzover het onttrekken op een diepte van meer dan 500 meter beneden de oppervlakte van de aardbodem plaatsvindt.

Afdeling 2. Adviesorganen

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Afdeling 4. Registratie

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Hij die grondwater onttrekt is verplicht:

    • a. de inrichting op te geven aan gedeputeerde staten van de provincie of de provincies, waarin de inrichting is gelegen;

    • b. de hoeveelheden grondwater die worden onttrokken, te meten en daarvan aantekening te houden;

    • c. telkenmale in de maand januari of, bij beëindiging van de onttrekking, binnen een maand na die beëindiging, aan gedeputeerde staten van de provincie of provincies, waarin de inrichting is gelegen, opgave te verstrekken van de in het voorafgaande onderscheidenlijk het lopende kalenderjaar per kwartaal onttrokken hoeveelheden grondwater;

    • d. bij de onder c. bedoelde opgave kennis te geven van wijzigingen die zich in het voorafgaande onderscheidenlijk het lopende kalenderjaar hebben voorgedaan met betrekking tot de bij de opgave, als bedoeld onder a., verstrekte gegevens.

  • 2 Voor hem die water infiltreert gelden de in het eerste lid omschreven verplichtingen op overeenkomstige wijze. Voorts is hij verplicht de kwaliteit van het te infiltreren water te meten, te registreren en daarvan aan gedeputeerde staten opgave te doen. Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent de wijze van meting en registratie.

  • 3 Provinciale staten kunnen bij verordening gevallen aanwijzen, waarvoor de in het eerste lid omschreven verplichting niet geldt.

  • 4 Gedeputeerde staten zenden een verordening die krachtens het derde lid is vastgesteld, onverwijld aan Onze Minister. De verordening treedt niet eerder in werking dan drie maanden nadat zij aan Onze Minister is gezonden.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven met betrekking tot de bij de opgave te verstrekken gegevens, de meting en het houden van aantekening dienaangaande.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen bij verordening bepalen dat voor door hen aangewezen gebieden of categorieën van inrichtingen de opgave van de onttrokken hoeveelheden grondwater ook op andere tijdstippen of over kortere perioden zal geschieden dan die vermeld in artikel 11, eerste lid, onder c. Onze Minister wordt een afschrift van die verordening toegezonden.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Gedeputeerde staten houden ter provinciale griffie een register bij waarin de inrichtingen worden ingeschreven met vermelding van de verstrekte gegevens. Voorts worden daarin vermeld de vergunningen, krachtens welke het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water plaatsvindt.

  • 2 Het register ligt ter provinciale griffie kosteloos voor een ieder ter inzage.

Afdeling 5. Verbodsbepaling

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Het is verboden grondwater te onttrekken of water te infiltreren, tenzij daarvoor door gedeputeerde staten een vergunning is verleend.

  • 2 Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van bij het grondwaterbeheer betrokken belangen. Deze voorschriften kunnen mede betrekking hebben op voorafgaande melding van beëindiging of vermindering van het onttrekken of het infiltreren.

  • 4 In de vergunning worden vermeld de hoeveelheden grondwater of de hoeveelheden water die per een of meer tijdseenheden mogen worden onttrokken onderscheidenlijk geïnfiltreerd alsmede het doel waarvoor het te onttrekken water is bestemd.

  • 5 De vergunning geldt voor de rechtsopvolgers van de vergunninghouder. Binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de rechtsopvolging dient wijziging van de tenaamstelling te worden gevraagd.

Artikel 14a

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Een vergunning voor het infiltreren van water, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, wordt slechts verleend, indien er geen gevaar is voor verontreiniging van het grondwater. Bij het beoordelen van dat gevaar worden de regels in acht genomen, daaromtrent te stellen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 12 van de Wet bodembescherming.

  • 2 Onverminderd artikel 14, tweede lid, worden aan de vergunning voorschriften verbonden volgens regels te stellen bij de in het eerste lid bedoelde maatregel.

  • 3 Aan de vergunning worden in ieder geval voorschriften verbonden ter verzekering van de controle op de kwaliteit van het grondwater.

Artikel 14b

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 In een vergunning kan worden bepaald dat zij slechts geldt voor een daarbij vast te stellen termijn, indien:

    • a. het onttrekken of het infiltreren naar zijn aard tijdelijk is;

    • b. uit de aanvraag blijkt dat de vergunning slechts voor een daarbij aangegeven termijn wordt gevraagd, of

    • c. dat nodig is in het belang van het ontwikkelen van een alternatief voor het onttrekken of infiltreren, dat minder nadelige gevolgen voor bij het grondwaterbeheer betrokken belangen veroorzaakt.

  • 2 Na afloop van de termijn, bedoeld in de aanhef van het eerste lid, kan een vergunning die is verleend met toepassing van het eerste lid, onder c, éénmaal of meermalen opnieuw voor een bepaalde termijn worden veleend, met dien verstande dat de gestelde termijnen gezamenlijk een periode van tien jaar niet mogen overschrijden.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Het in artikel 14, eerste lid, omschreven verbod geldt niet ten aanzien van het onttrekken van grondwater in de door provinciale staten bij verordening aangewezen gevallen. De aanwijzing kan geen betrekking hebben op gevallen waarin de te onttrekken hoeveelheid grondwater meer dan 10 m3 per uur bedraagt, tenzij het onttrekkingen door middel van inrichtingen voor noodvoorzieningen betreft.

  • 3 Het in artikel 14, eerste lid, omschreven verbod, geldt niet voor het infiltreren van water dat geschiedt ter voldoening aan een voorschrift, verbonden aan een vergunning tot het onttrekken van grondwater.

  • 4 Artikel 14a is van overeenkomstige toepassing op de verlening van een vergunning voor het onttrekken van grondwater, waaraan een voorschrift tot het infiltreren van water wordt verbonden, als bedoeld in het derde lid.

Afdeling 6. Algemene regels

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Artikel 15a

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Provinciale staten kunnen bij verordening met betrekking tot daarbij aan te wijzen gevallen ten aanzien van het onttrekken van grondwater regels stellen ter bescherming van bij het grondwaterbeheer betrokken belangen. Deze regels kunnen ten aanzien van het onttrekken verboden en beperkingen inhouden. Bij die regels kan aan gedeputeerde staten de bevoegdheid worden verleend in bij die regels aan te geven omstandigheden het onttrekken te verbieden.

  • 2 De aanwijzing kan slechts betrekking hebben op onttrekkingen door middel van:

    • a. inrichtingen die uitsluitend worden gebruikt voor het drooghouden van een bouwput ten behoeve van bouwkundige of civieltechnische werken en inrichtingen die bij wijze van proef of ten behoeve van grondsanering grondwater onttrekken, waarbij:

      • 1°. de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 100 000 m3 per maand, en

      • 2°. de onttrekking niet langer duurt dan zes maanden;

    • b. inrichtingen ten behoeve van noodvoorzieningen;

    • c. inrichtingen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend worden gebruikt voor beregenings- of bevloeiingsdoeleinden en waarbij de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 60 m3 per uur, of

    • d. inrichtingen die uitsluitend worden gebruikt voor grondwatersanering en waarbij de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 50 000 m3 per maand.

  • 3 Het in artikel 14, eerste lid, omschreven verbod geldt niet ten aanzien van het onttrekken van grondwater in de gevallen waarin regels als bedoeld in het eerste lid van toepassing zijn.

Artikel 15b

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

De regels bedoeld in artikel 15a, eerste lid, hebben in ieder geval betrekking op:

  • a. het melden van inrichtingen waarop artikel 11, eerste lid, niet van toepassing is op grond van een aanwijzing als bedoeld in artikel 11, derde lid, en

  • b. de perioden waarin, het doel waarvoor en de voorwaarden waaronder het onttrekken slechts mag plaatsvinden.

Hoofdstuk II. Vergunningen

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Afdeling 1. Verlening of wijziging van een vergunning

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 De aanvraag tot verlening of wijziging van een vergunning wordt ingediend bij gedeputeerde staten van de provincie waarin de aanvrager de onttrekking of de infiltratie wil verrichten, dan wel waarin hij deze verricht.

  • 2 Provinciale staten bepalen bij verordening welke gegevens en bescheiden de aanvrager moet overleggen; daarbij kunnen tevens nadere regelen worden gegeven betreffende de wijze waarop de nodige onderzoekingen moeten worden verricht ter beoordeling van de vergunningaanvraag. Artikel 11, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Met betrekking tot de totstandkoming van een vergunning en de wijziging van een vergunning zijn de paragrafen 3.5.2 tot en met 3.5.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Gedeputeerde staten stellen de provinciale grondwatercommissie en de daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen rijksambtenaren in de gelegenheid hun advies uit te brengen over het ontwerp van de beschikking op de aanvraag om een vergunning.

  • 2 De besturen van de gemeenten, waterschappen en waterleidingbedrijven, binnen welker gebied, onderscheidenlijk winningsgebied de beoogde onttrekking of infiltratie zal geschieden of naar het oordeel van gedeputeerde staten van invloed kan zijn, het bestuur van het Landbouwschap, alsmede, indien gedeputeerde staten van oordeel zijn dat de onttrekking of infiltratie mede in een andere provincie van invloed kan zijn, het bestuur van die provincie, worden - anders dan als adviseurs - overeenkomstig de Wet milieubeheer eveneens bij de totstandkoming van de beschikking op de aanvraag betrokken. De besturen van waterleidingbedrijven en van het Landbouwschap worden daarbij met bestuursorganen gelijkgesteld.

  • 3 Provinciale staten bepalen bij verordening voor welke onttrekkingen van grondwater de provinciale grondwatercommissie - in afwijking van het eerste lid - niet in de gelegenheid wordt gesteld van advies te dienen. Artikel 11, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Indien ten tijde van de behandeling van de aanvraag tot verlening of wijziging van een vergunning de gevolgen van het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water onvoldoende kunnen worden beoordeeld, kan de vergunning voor een proefperiode worden verleend. Na afloop van die periode kan de vergunning een of meerdere malen opnieuw voor een proefperiode worden verleend. De proefperiode wordt in de vergunning ten hoogste op vijf jaren gesteld, met dien verstande, dat de gezamenlijke proefperioden een periode van tien jaren niet mogen overtreffen.

Afdeling 2. Wijziging of intrekking van vergunningvoorschriften; intrekking van de vergunning

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Op aanvraag van de vergunninghouder kunnen gedeputeerde staten voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden, wijzigen, aanvullen of intrekken, dan wel alsnog voorschriften aan de vergunning verbinden.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Uit eigen beweging of op verzoek van een belanghebbende, niet zijnde de vergunninghouder, kunnen gedeputeerde staten de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden, wijzigen, aanvullen of intrekken, dan wel alsnog voorschriften aan de vergunning verbinden, indien de bescherming van de bij het grondwater betrokken belangen dat vordert.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen hetzij uit eigen beweging hetzij op verzoek van belanghebbenden de vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken, indien blijkt van omstandigheden of feiten, waardoor in verband met de bij het grondwaterbeheer betrokken belangen de onttrekking of infiltratie in haar geheel dan wel gedeeltelijk niet langer toelaatbaar wordt geacht.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Gedeputeerde staten trekken de vergunning in, indien de vergunninghouder schriftelijk verklaart daarvan geen gebruik te maken.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen de vergunning intrekken indien:

    • a. de te harer verkrijging verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

    • b. daarvan gedurende vier achtereenvolgende jaren geen gebruik is gemaakt;

    • c. aan het onttrokken water een andere bestemming wordt gegeven dan in de vergunning staat vermeld;

    • d. de aan de vergunning verbonden voorschriften niet in acht worden genomen.

Afdeling 3. Verdere bepalingen inzake vergunningen

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Artikel 28

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Indien een inrichting is gelegen in meer dan één provincie, kunnen de colleges van gedeputeerde staten van deze provincies bij gemeenschappelijke beschikking bepalen dat de gegevens bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder c, voor deze inrichting slechts behoeven te worden verstrekt aan één van deze colleges.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Indien de inrichting door middel waarvan wordt of zal worden onttrokken, zich bevindt in een gebied dat in meer dan één provincie is gelegen, of indien het infiltreren in een zodanig gebied plaats vindt of zal vinden, worden de beschikkingen krachtens de artikelen 14, 22-25, 31 en 40-42, door de betrokken colleges van gedeputeerde staten gemeenschappelijk gegeven. Indien deze colleges niet tot overeenstemming kunnen komen, doen zij hiervan zo spoedig mogelijk doch uiterlijk één jaar na de indiening van de aanvraag of het verzoek mededeling aan Onze Minister, die alsdan de beschikking geeft. Deze beschikking wordt voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met een beschikking van gedeputeerde staten.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

De artikelen 8.27 en 21.1 en hoofdstuk 19 van de Wet milieubeheer zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het verlenen en wijzigen van vergunningen, het wijzigen van vergunningvoorschriften en het intrekken van vergunningen, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 8.27 onder "Onze Minister" wordt verstaan: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en dat laatstgenoemde minister bij de toepassing van dat artikel rekening houdt met de nota, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de waterhuishouding.

Hoofdstuk III. Gedoogplichten

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Artikel 31

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Indien gedeputeerde staten in verband met de toepassing van deze wet een onderzoek ter plaatse nodig oordelen, zijn zij bevoegd de rechthebbenden ten aanzien van gronden of wateren waar dat onderzoek wordt ingesteld, de verplichting op te leggen het verrichten van het onderzoek, zomede het aanbrengen, het aanwezig zijn, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van de voor dat onderzoek nodige middelen te gedogen, onverminderd het recht van deze rechthebbenden op schadevergoeding.

  • 2 De beschikking waarbij de gedoogplicht wordt opgelegd, wordt ten minste twee weken voor de aanvang van het onderzoek aan de rechthebbenden bekendgemaakt.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Indien de aanvrager of de houder van een vergunning of hij die voornemens is een aanvraag in te dienen, ter verkrijging van de gegevens bedoeld in artikel 16, tweede lid, onderzoekingen moet verrichten in de gronden of wateren ten aanzien waarvan hem de nodige bevoegdheid ontbreekt, kan hij gedeputeerde staten verzoeken de rechthebbenden daartoe een gedoogplicht overeenkomstig artikel 31 op te leggen.

  • 2 Hij legt hiertoe over een opgave van de ligging van de gronden of wateren, van de namen en woonplaatsen van de rechthebbenden daarvan, zomede van de aard der onderzoekingen.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen bij het opleggen van de gedoogplicht zodanige voorwaarden dat de vergoeding van schade aan de rechthebbenden op voldoende wijze is verzekerd.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Rechthebbenden ten aanzien van enige onroerende zaak, waarin het grondwater invloed ondergaat door een onttrekking of een infiltratie krachtens een vergunning als bedoeld in artikel 14, eerste lid, zijn verplicht die onttrekking of die infiltratie te gedogen, onverminderd het bepaalde in artikel 35, eerste, tweede en derde lid.

Hoofdstuk IV. Schadevergoeding

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Artikel 34

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

De schade tengevolge van het in de artikelen 31 en 32 bedoelde onderzoek wordt vergoed door de provincie onderscheidenlijk door degene op wiens verzoek voor het onderzoek een gedoogplicht is opgelegd. De vordering tot schadevergoeding staat ter kennisneming van de rechtbank van het arrondissement, waarin de gronden of wateren ten aanzien waarvan een gedoogplicht is opgelegd geheel of gedeeltelijk zijn gelegen. De vordering tot schadevergoeding wordt behandeld en beslist door de kantonrechter van de rechtbank.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 De schade aan een onroerende zaak, welke is veroorzaakt door een onttrekking of infiltratie krachtens een vergunning als bedoeld in artikel 14, eerste lid, wordt door de vergunninghouder, indien en voorzover dit redelijkerwijze kan worden gevergd, ondervangen.

  • 2 Indien en voorzover de schade niet is ondervangen, is de vergunninghouder desgevorderd verplicht jegens ieder die enig recht op het gebruik of het genot van de onroerende zaak heeft, die schade te vergoeden.

  • 3 Niettemin kan een eigenaar van de onroerende zaak, indien door de aard of de omvang van de schade de eigendom van die zaak voor hem van te geringe betekenis is geworden, vorderen dat de vergunninghouder de onroerende zaak in eigendom overneemt.

  • 4 De in het vorige lid bedoelde vordering kan worden gedaan zowel bij niet-aanvaarding van een als schadevergoeding aangeboden som als na aanvaarding daarvan.

  • 5 De vorderingen, op grond van het eerste, het tweede en het derde lid, staan ter kennisneming van de rechtbank binnen wier rechtsgebied de onroerende zaak of het grootste gedeelte daarvan is gelegen.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Ingeval de rechtbank de vordering, bedoeld in artikel 35, derde lid, gegrond acht, veroordeelt zij de vergunninghouder tot overneming en tot betaling van de overnemingssom. Tegen het vonnis staat geen ander rechtsmiddel open dan beroep in cassatie. Het beroep in cassatie moet op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen ervan worden ingeschreven in de registers, bedoeld in artikel 433 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 3 Het vonnis waarbij de vergunninghouder tot overneming is veroordeeld, kan worden ingeschreven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, nadat het in kracht van gewijsde is gegaan. Door inschrijving van het vonnis gaat de eigendom op de vergunninghouder over.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Hij, die op grond van artikel 35, eerste, tweede of derde lid, een vordering kan doen, kan eerst verzoeken een onderzoek in te stellen. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend bij gedeputeerde staten van de provincie, waarbinnen de onroerende zaak geheel of grotendeels is gelegen. Deze zenden het verzoek voorzover nodig door aan het college van gedeputeerde staten dat de vergunning heeft verleend en geven daarvan in dat geval kennis aan de verzoeker.

  • 2 Gedeputeerde staten stellen het verzoek in handen van een door hen in te stellen commissie van deskundigen en zenden een afschrift daarvan aan de vergunninghouder of vergunninghouders die zij daarbij betrokken achten. Zij doen hiervan mededeling aan de verzoeker.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid stellen gedeputeerde staten een ieder op zijn verzoek de gegevens beschikbaar van de ingevolge de vergunningvoorschriften verrichte metingen van het grondwaterpeil.

Artikel 38

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 In het in artikel 37, eerste lid, bedoelde geval brengt de commissie van deskundigen zo spoedig mogelijk advies uit over de ondervanging of vergoeding van de schade dan wel over de overneming van de onroerende zaak.

  • 2 De commissie van deskundigen zendt haar advies bij aangetekende brief aan degene op wiens verzoek zij een onderzoek heeft ingesteld, zomede aan de betrokken vergunninghouder of vergunninghouders. Gedeputeerde staten ontvangen een afschrift van het advies.

Artikel 39

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Gedurende vier weken na de verzending van het advies kunnen de in artikel 38, tweede lid, bedoelde personen schriftelijk bedenkingen inbrengen bij de commissie van deskundigen. De commissie stelt degenen, die dit bij het schriftelijk inbrengen van bedenkingen verlangen, in de gelegenheid hun bedenkingen in persoon of bij gemachtigde op een daartoe door haar te beleggen zitting voor één of meer van haar leden mondeling toe te lichten, daarbij desgewenst bijgestaan door deskundigen.

  • 2 Van het behandelde ter zitting, bedoeld in het eerste lid, wordt een proces-verbaal opgemaakt dat aan de betrokkenen die hun bedenkingen hebben toegelicht, in afschrift wordt toegezonden.

  • 3 Indien de commissie in de bedenkingen aanleiding heeft gevonden haar aanvankelijk advies te wijzigen, zendt zij haar nader advies gelijktijdig met het proces-verbaal aan de betrokkenen, overeenkomstig artikel 38, tweede lid.

Artikel 40

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Indien een onroerende zaak is gelegen in een gebied waarin de grondwaterstand invloed ondergaat van meer dan één onttrekking en blijkens het onderzoek van de commissie van deskundigen niet of niet binnen redelijke termijn is vast te stellen door welke onttrekking de schade die die onroerende zaak ondervindt, wordt veroorzaakt, kennen gedeputeerde staten de rechthebbende ten aanzien van die onroerende zaak op zijn verzoek een vergoeding van de kosten van ondervanging der schade of schadevergoeding toe. De rechthebbende is in dat geval gehouden tot overdracht van de rechten welke hij tegenover derden mocht kunnen doen gelden.

Artikel 41

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Indien de houder van een vergunning door gehele of gedeeltelijke intrekking van zijn vergunning of door wijziging van de daaraan verbonden voorschriften schade lijdt of zal lijden welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kennen gedeputeerde staten hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

Artikel 42

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Indien de gehele of gedeeltelijke intrekking van een vergunning of wijziging van de daaraan verbonden voorschriften nodig is om gunstig te kunnen beschikken op de aanvraag tot verlening of uitbreiding van een andere vergunning, kunnen gedeputeerde staten indien zij op grond van artikel 41, eerste lid, schadevergoeding toekennen, deze geheel of gedeeltelijk ten laste van de aanvrager brengen. Indien schadevergoeding is toegekend door Onze in artikel 41, tweede lid, bedoelde Minister kunnen gedeputeerde staten deze op diens verzoek geheel of gedeeltelijk ten laste van de aanvrager brengen.

  • 2 In de in het eerste lid bedoelde gevallen worden de beschikkingen op deze aanvraag en de beschikking tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de daarbij betrokken vergunning of tot wijziging van de daaraan verbonden voorschriften, alsmede de daarmede verband houdende beschikkingen tot toekenning van de schadevergoeding en tot verhaal daarvan zoveel mogelijk gelijktijdig gegeven.

  • 4 Indien door een beslissing in beroep op één der beschikkingen, bedoeld in het tweede lid, de overige beschikkingen niet meer in stand kunnen of behoeven te worden gehouden, worden deze ingetrokken.

  • 5 De in het tweede lid bedoelde beschikkingen worden eveneens ingetrokken, indien degene te wiens laste de schadevergoeding geheel of gedeeltelijk is gebracht, heeft verklaard het bedrag daarvan niet voor zijn rekening te willen nemen, dan wel indien hij dat bedrag niet heeft voldaan binnen acht weken na een daartoe aan hem bij aangetekende brief gedane aanmaning tot betaling.

Hoofdstuk VI. Heffingen

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Artikel 48

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Provinciale staten zijn bevoegd bij wijze van provinciale belasting een heffing in te stellen wegens onttrekken van grondwater, ter bestrijding van de ten laste van de provincie komende kosten

    • a. van maatregelen, direct verband houdende met het voorkomen en tegengaan van nadelige gevolgen van onttrekkingen en infiltraties, voor zover deze kosten niet met toepassing van artikel 35 voor rekening van de vergunninghouder gebracht worden;

    • b. in verband met de voor het grondwaterbeheer noodzakelijke onderzoekingen;

    • c. in verband met het onderzoek en advies van de in artikel 37, tweede lid, bedoelde commissie van deskundigen;

    • d. in verband met het houden van het in artikel 13 bedoelde register;

    • e. in verband met de vergoeding van schade ingevolge de artikelen 34, 40 en 41, eerste lid.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven met betrekking tot de kosten welke kunnen worden aangemerkt als kosten die zijn verbonden aan de voor het grondwaterbeheer noodzakelijke onderzoekingen.

  • 3 Aan een heffing worden onderworpen de bij de verordening aan te wijzen houders van inrichtingen, welke zijn ingeschreven in het in artikel 13 bedoelde register.

  • 4 Als grondslag voor de heffing geldt de onttrokken hoeveelheid grondwater. Indien op grond van de vergunningvoorschriften water wordt geïnfiltreerd, wordt daarmede rekening gehouden bij het opleggen van de heffing aan de vergunninghouder.

  • 5 Het onttrekken van grondwater ten behoeve van koude- en warmteopslag door middel van een inrichting waarbij grondwater wordt onttrokken en het water vervolgens in een gesloten systeem weer volledig wordt geïnfiltreerd in hetzelfde watervoerende pakket als waaraan het is onttrokken, in overeenstemming met de voorwaarden welke daartoe zijn gesteld in de vergunning die voor het onttrekken van grondwater en infiltreren van water ingevolge deze wet is verleend, is van de heffing vrijgesteld.

  • 6 Het onttrekken van grondwater ten behoeve van de sanering van het grondwater is van de heffing vrijgesteld.

  • 7 Het onttrekken van grondwater ten behoeve van landijsbanen is van de heffing vrijgesteld.

Hoofdstuk VIII. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Artikel 53

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Een vergunning, verleend op grond van de Grondwaterwet Waterleidingbedrijven, wordt voor de toepassing van deze wet beschouwd als krachtens deze wet te zijn verleend.

  • 2 De rechten en verplichtingen, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet krachtens een beschikking als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Grondwaterwet Waterleidingbedrijven gelden met betrekking tot het in werking hebben van een inrichting waarvoor vergunning is verleend hetzij krachtens de Hinderwet hetzij krachtens de aan die wet voorafgaande Koninklijke besluiten, blijven gelden voorzover zodanige rechten en verplichtingen ook voortvloeien uit een krachtens deze wet verleende vergunning.

Artikel 54

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Voor een onttrekking of infiltratie, voor welke voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet een vergunning is verleend op grond van de Hinderwet of op grond van een provinciale, waterschaps- of gemeentelijke verordening, dan wel een onttrekking of infiltratie voor welke op die datum geen vergunning is vereist en welke voor die datum geregeld heeft plaats gevonden, wordt een vergunning krachtens deze wet geacht te zijn verleend, voor zover die onttrekking of infiltratie voor een door gedeputeerde staten te stellen tijdstip, gelegen voor 1 maart 1989, schriftelijk bij gedeputeerde staten is gemeld.

  • 2 In een geval als bedoeld in het eerste lid kan de vergunning niet eerder dan een jaar nadat de melding door gedeputeerde staten is ontvangen, worden gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 55

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

In afwijking van het bepaalde in artikel 11, eerste lid, sub c, betreft de daar bedoelde opgave welke plaatsvindt in de maand januari, volgende op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet, alleen de voorafgaande kwartalen sinds dat tijdstip.

Artikel 56

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Provinciale staten stellen het in artikel 8 bedoelde plan voor de eerste maal vast binnen drie jaren na de inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 58

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 De Grondwaterwet Waterleidingbedrijven wordt ingetrokken.

  • 2 Niettemin worden ten aanzien van een aanvraag om vergunning of een verzoek om wijziging van een vergunning of van de daaraan verbonden voorschriften, ingediend vóór de inwerkingtreding van deze wet op grond van de Grondwaterwet Waterleidingbedrijven, de bepalingen van die wet toegepast. Hetzelfde geldt ten aanzien van een aanspraak op schadevergoeding, waarvan mededeling is gedaan op grond van artikel 19, eerste lid, van die wet.

Artikel 59

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Op de bij Ons aanhangige beroepschriften betreffende besluiten terzake van een onttrekking, welke zijn ingekomen vóór of na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet, binnen de in het voordien geldende recht gegeven beroepstermijn, wordt door Ons beslist met toepassing van het vóór bedoeld tijdstip geldende recht.

  • 2 Een met toepassing van het eerste lid in beroep verleende of gewijzigde vergunning wordt beschouwd als vóór het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet te zijn verleend.

Artikel 62

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip, dat voor de onderscheidene artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Lage Vuursche, 22 mei 1981

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

D. S. Tuijnman

De Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne,

L. Ginjaar

Uitgegeven de zevende juli 1981

De Minister van Justitie,

J. de Ruiter