Een eenvoudig middel om aan de greep van de Nederlandse fiscus te ontkomen blijkt
te zijn het zich laten uitschrijven uit het bevolkingsregister naar het buitenland
(onze administratie reageert dan onmiddellijk) en hier gewoon blijven wonen. Vooral
bij vrijgezellen schijnt dit een gewilde methode te zijn.
Bij een onderzoek door een Rijksaccountant zijn ten aanzien van een dergelijke belastingplichtige
veel belangrijke gegevens naar voren gekomen. Controlemogelijkheden kunnen bijv. bestaan
in het informeren bij de werkgever en de afdeling Loonbelasting en het nagaan of belastingplichtige
hier nog een telefoonnummer heeft.
Is er een manier te bedenken om voldoende bewijs voor de feitelijke situatie in handen
te krijgen? Bij een vertrek naar het buitenland meldt de belastingplichtige zich af
bij de gemeente, afdeling Bevolking. De gemeente geeft het verhuisbericht door aan
de inspecteur. Deze werkt op grond van deze opgave – ten behoeve van de adressering
– meteen het centrale kaartregister alsmede het stambestand bij.
Vervolgens stelt de inspecteur – indien dit van fiscaal belang kan zijn – een onderzoek
in naar de fiscale woonplaats (zie in dit verband paragraaf 2.027 A. 1. B.).
Bij de aanslagregeling van een belastingplichtige die heeft medegedeeld naar het buitenland
te zijn vertrokken, zal aandacht moeten worden besteed aan de vraag of de betrokkene
inderdaad feitelijk het land heeft verlaten. indien de aanslagregelaar twijfelt aan
de juistheid van de opgaaf van het vertrek, staan hem de volgende middelen ter beschikking:
– het centrale kaartregister; het feit dat geruime tijd na het vertrek op de perceelskaart
nog geen nieuwe hoofdbewoner staat aangetekend, kan een aanwijzing zijn dat de betrokkene
nog aldaar woonachtig is .
Door tussenkomst van de C.K.-inspecteur zou bij de gemeente, afdeling Onroerend-goedbelastingen,
kunnen worden opgevraagd of de desbetreffende persoon niettegenstaande het verhuisbericht
nog aldaar woonachtig is, aangezien dit onderdeel van de gemeente de wijzigingen ontleent
aan de openbare nutsbedrijven (deze opvraag is mogelijk aangezien desbetreffende afdeling
Participant is met betrekking tot de adressering). Indien betrokkene ook volgens eerder
genoemde afdeling nog op dit adres woonachtig is, wordt vervolgens ter plaatste een
onderzoek ingesteld; de aanschrijving I.F.Z.-181; in het geval waarin vorenstaande
niet het geval is, kan voorzover de volledige buitenlandse adresgegevens bekend zijn
aan de desbetreffende buitenlandse belastingdienst worden gevraagd of het verstrekte
gegeven overeenstemt met de werkelijkheid.
De suggestie met betrekking tot het telefoonboek zou eerst effect sorteren indien
betrokkene in de telefoongids welke na zijn vertrek is uitgekomen, zou zijn opgenomen.
In dat geval zou de conclusie worden getrokken dat betrokkene zijn abonnement niet
heeft opgezegd en vermoedelijk nog daar zal wonen.