Stb. 2004, 268, datum inwerkingtreding 23-06-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2004.
1 De spaaruren, bedoeld in artikel 54e, tweede lid, worden geheel of gedeeltelijk in
een aaneengesloten periode van ten minste 288 spaaruren en ten hoogste 960 spaaruren
opgenomen. Voor de militair die in verband met deeltijdverlof een arbeidsduur heeft
van gemiddeld minder dan 38 uur per week wordt de in de vorige volzin genoemde verplichting
vastgesteld op een aaneengesloten periode van een evenredig aantal spaaruren van het
aantal dat geldt voor een militair met een arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week.
2 De spaaruren worden in beginsel opgenomen bij functiewisseling, voorafgaand aan de
datum van plaatsing op de nieuwe functie.
3 In afwijking van het tweede lid kan de opname van spaaruren gedurende de functievervulling
worden toegestaan, tenzij het dienstbelang zich hiertegen verzet.
4 Indien de militair van functie wisselt kan de bevelhebber op aanvraag van de militair
afwijken van het minimum aantal op te nemen spaaruren. Indien de militair wordt verplaatst
kan de bevelhebber op aanvraag van de militair afwijken van het gestelde in het eerste
lid dat de spaaruren in een aaneengesloten periode van ten minste 288 spaaruren worden
opgenomen. Indien met een dergelijke aanvraag wordt ingestemd, dan wordt het gehele
tegoed aan spaaruren opgenomen bij functiewisseling, voorafgaand aan de datum van
plaatsing op de nieuwe functie.
5 Een aanvraag voor de opname van spaaruren wordt ten minste 6 maanden voorafgaande
aan de gewenste datum van aanvang van de opnameperiode, ingediend bij de bevelhebber.
6 De in een kalenderjaar opgebouwde spaaruren vervallen na een periode van 10 kalenderjaren,
te rekenen vanaf de dag van aanvang van het daarop volgende kalenderjaar.
7 Indien vanwege dienstbelang dan wel persoonlijke omstandigheden de militair gedurende
de periode van 10 jaar bedoeld in het zesde lid niet in de gelegenheid is gesteld
de spaaruren op te nemen, maakt de bevelhebber in afwijking van het zesde lid met
de militair afspraken over de opname van de spaaruren binnen de 2 daaropvolgende kalenderjaren.
8 Ten aanzien van de opname van spaaruren zijn de artikelen 64, 65, 66 en 67 van overeenkomstige
toepassing.