Stb. 2007, 229, datum inwerkingtreding 04-07-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2006.
1 De militair die als ouder in een familierechtelijke betrekking staat tot een kind
heeft, indien hij ten minste één jaar in werkelijke dienst is, aanspraak op ouderschapsverlof.
Indien de militair met ingang van hetzelfde tijdstip tot meer dan één kind in familierechtelijke
betrekking komt te staan, bestaat, indien hij ten minste één jaar in werkelijke dienst
is, er ten aanzien van ieder van die kinderen aanspraak op ouderschapsverlof.
2 De militair die blijkens verklaringen uit de gemeentelijke basisadministratie op hetzelfde
adres woont als een kind en duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind als eigen
kind op zich heeft genomen, heeft, indien hij ten minste één jaar in werkelijke dienst
is, eveneens aanspraak op ouderschapsverlof. Indien de militair met het oog op adoptie
met ingang van hetzelfde tijdstip de verzorging en opvoeding van meer dan één kind
op zich heeft genomen, bestaat, indien hij ten minste één jaar in werkelijke dienst
is, er ten aanzien van ieder van die kinderen aanspraak op ouderschapsverlof. In alle
andere gevallen waarin de in de eerste volzin gestelde voorwaarden ten aanzien van
meer dan één kind met ingang van hetzelfde tijdstip worden vervuld, bestaat slechts
aanspraak op één keer ouderschapsverlof.
3 Geen aanspraak op ouderschapsverlof bestaat over tijdvakken gelegen na de datum waarop
het kind de leeftijd van acht jaren heeft bereikt.
4 Het ouderschapsverlof wordt per week opgenomen gedurende een aaneengesloten periode
van ten hoogste zes maanden en bedraagt per week ten hoogste de helft van de arbeidsduur
per week.
5 Het ouderschapsverlof wordt aan de militair verleend met behoud van 75% van zijn inkomsten.
6 De militair kan door het hoofd defensieonderdeel worden verplicht tot terugbetaling
van de tijdens het ouderschapsverlof genoten inkomsten wanneer hem tijdens de verlofperiode
of binnen één jaar na afloop van het ouderschapsverlof ontslag wordt verleend op zijn
aanvraag dan wel niet op zijn aanvraag op grond van aan de militair te wijten omstandigheden
of, wanneer hij is aangesteld voor bepaalde tijd, ter zake van het eindigen van de
tijd waarvoor de aanstelling is geschied. De verplichting tot terugbetaling wordt
beperkt tot een bedrag dat evenredig is aan het aantal maanden dat ontbreekt aan de
periode van één jaar. Indien het ontslag verband houdt met een aanstelling als burgerlijk
ambtenaar bij het Ministerie van Defensie of indiensttreding bij een andere overheidssector
bestaat geen verplichting tot terugbetaling.
7 In afwijking van het vierde lid kan de militair de commandant verzoeken om:
-
a. ouderschapsverlof voor een langere periode dan zes maanden, of
-
b. het ouderschapsverlof op te delen in ten hoogste drie perioden, waarbij iedere periode
ten minste een maand bedraagt, of
-
c. meer uren ouderschapsverlof per week dan de helft van de arbeidsduur per week, mits
daardoor het maximale aantal ouderschapsverlofuren dat op grond van het vierde lid
kan worden verleend niet wordt overschreden.
8 De militair meldt het voornemen om ouderschapsverlof te nemen ten minste zes maanden
voor het tijdstip van ingang van het ouderschapsverlof schriftelijk aan de commandant
onder opgave van:
-
a. de aaneengesloten periode van het ouderschapsverlof;
-
b. het aantal uren ouderschapsverlof per week;
-
c. de spreiding van deze verlofuren over de week.
De tijdstippen van ingang en einde van het ouderschapsverlof kunnen afhankelijk worden
gesteld van de (vermoedelijke) datum van de bevalling, van het (vermoedelijke) einde
van het bevallingsverlof of van de (vermoedelijke) aanvang van de verzorging.
9 De commandant kan na overleg met de militair, de spreiding van de uren over de week
op grond van zwaarwegend dienstbelang wijzigen en wel tot vier weken vóór het door
de militair opgegeven tijdstip van ingang van het ouderschapsverlof.
10 De commandant is gehouden in te stemmen met een verzoek van de militair het ouderschapsverlof
niet op te nemen of niet voort te zetten op grond van onvoorziene omstandigheden,
tenzij zwaarwegend dienstbelang zich hiertegen verzetten. De commandant behoeft aan
dat aanvraag niet met ingang van een vroeger tijdstip gevolg te geven dan vier weken
na indiening van het aanvraag. In het geval dat het ouderschapsverlof met toepassing
van de eerste volzin, na het tijdstip van ingang daarvan niet wordt voortgezet, vervalt
de aanspraak op het overige deel van dat ouderschapsverlof.
11 De commandant kan bepalen dat de aanspraak op ouderschapsverlof op grond van zwaarwegend
dienstbelang wordt opgeschort.
12 Indien de militair op een datum gelegen na 1 april 2006 buiten Nederland werkzaam
is, heeft hij aanspraak op het verlof bedoeld in dit artikel, tenzij een zwaarwegend
dienstbelang zich hiertegen verzet.
13 Het gestelde in de artikelen 63, 64, 65 en 67 is niet van toepassing op de militair
die ouderschapsverlof geniet.