Mij is gebleken dat zich in de praktijk problemen voordoen bij de toepassing van de
in de aanschrijving van 29 juli 1971, nr. B 71/13814 (LB’65-127/IB’65-281), gegeven
richtlijnen inzake de fiscale woonplaats van hier te lande verblijvende buitenlandse
werknemers (gastarbeiders).
Zulks houdt mede verband met het feit dat deze buitenlandse werknemers zich in toenemende
mate (met hun gezin) blijvend in Nederland blijken te willen vestigen.
Gelet op deze ontwikkeling ben ik thans van mening dat bedoelde buitenlandse werknemers
voor de toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de inkomstenbelasting
1964 en de Wet op de vermogensbelasting 1964 in het algemeen geacht kunnen worden
in Nederland te wonen indien zij:
-
a. ongehuwd zijn;
-
b. gehuwd zijn en hun gezin naar Nederland hebben laten overkomen;
-
c. gehuwd zijn en hun gezin (vooralsnog) in het land van herkomst hebben achtergelaten,
maar zij reeds langer dan drie jaar – nagenoeg aaneengesloten – in Nederland verblijven;
-
d. gehuwd zijn en hun gezin weliswaar nog in het land van herkomst hebben achtergelaten,
maar zij reeds (waarneembare) handelingen hebben verricht om het gezin op korte termijn
te laten overkomen, zoals het sluiten van een overeenkomst van koop/huur tot het verkrijgen
van een passende woonruimte voor het gezin.
Ik merk hierbij op dat deze aanschrijving niet de strekking heeft af te wijken van
het wettelijke woonplaatsbegrip.
Toepassing van de aanschrijving zal dan ook achterwege dienen te blijven in de gevallen,
waarin zou blijken dat een zelfstandige toetsing aan het wettelijke woonplaatsbegrip
tot een andere uitkomst leidt.
Deze aanschrijving zal, voor wat betreft letter c, voor de heffing van de loonbelasting
en de inkomstenbelasting voor het eerst toepassing kunnen vinden met ingang van 1
januari 1982 en voor de heffing van de vermogensbelasting over het jaar 1983.
De aanschrijving van 29 juli 1971, nr. B71/13814 (LB’65-127/IB’65-281), heeft derhalve
na afsluiting van de aanslagregeling inkomstenbelasting 1981/vermogensbelasting 1982
haar belang verloren.
Op verzoek kunnen de op basis van de oude richtlijnen verleende beschikkingen tot
vermindering van loonbelasting over het jaar 1982 worden herzien.