Nadere regelen ingevolge artikel 40, derde lid WAO in verband met arbeidsongeschikte WSW-ers

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 29-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2004 en zichtdatum 19-11-2004.
Geldend van 01-01-2004 t/m 18-11-2004

Nadere regelen ingevolge artikel 40, derde lid WAO in verband met arbeidsongeschikte WSW-ers

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid drs. C. I. Dales;

Gelezen het advies van de Sociale Verzekeringsraad van 18 juni 1981, nr. 81/3688;

Gelet op artikel 40, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

Besluit:

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Het bepaalde in artikel 40, eerste lid, van de W.A.O. blijft buiten toepassing, indien voordat sprake was van toeneming van de arbeidsongeschiktheid toepassing is gegeven aan artikel 44 van de WAO.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Voor degene, die zijn werkzaamheden in het kader van de Wsw wegens arbeidsongeschiktheid heeft moeten verminderen of beëindigen, en op wie gedurende deze werkzaamheden het bepaalde bij of krachtens artikel 44 van de WAO van toepassing was, vindt, wanneer de arbeidsongeschiktheid op de dag na beëindiging van het ziekengeld op grond van artikel 29, vijfde lid, van de Ziektewet dan wel na afloop van het in artikel 629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde tijdvak van 52 weken is toegenomen dan wel 80% of meer bedraagt, op die dag hernieuwde vaststelling van een dagloon plaats overeenkomstig het tweede lid, mits deze vaststelling leidt tot een hoger dagloon dan het dagloon dat voor de berekening van de laatstelijk ontvangen loondervingsuitkering of vervolguitkering in aanmerking werd genomen. Deze hernieuwde vaststelling vindt niet plaats, indien de betrokkene binnen 26 weken na de aanvang van de Wsw-werkzaamheden deze wegens arbeidsongeschiktheid heeft moeten verminderen of beëindigen, terwijl de gezondheidstoestand ten tijde van die aanvang het intreden van deze arbeidsongeschiktheid binnen 26 weken kennelijk moest doen verwachten.

  • 2 Bij hernieuwde vaststelling van een dagloon als bedoeld in het eerste lid, wordt het nieuwe dagloon gevormd door het overeenkomstig de dagloonregelen WAO uit het inkomen uit het dienstverband ingevolge de Wsw berekende bedrag.

  • 3 Indien de uitkeringsgerechtigde als bedoeld in het eerste lid recht had op een aanvulling op zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge artikel 6 van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomsten uit arbeid, zal de uitkering wordt verhoogd met het per dag tot uitbetaling komende bedrag van die aanvulling.

    Dit voor zover en voor zolang de uitkeringsgerechtigde deze aanvulling had behouden indien hij niet zijn werkzaamheden in het kader van de Wsw wegens arbeidsongeschiktheid had moeten beëindigen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2004, 222, datum inwerkingtreding 19-11-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2004.

1 Voor degene, die zijn werkzaamheden in het kader van de Wsw wegens arbeidsongeschiktheid heeft moeten verminderen of beëindigen, en op wie gedurende deze werkzaamheden het bepaalde bij of krachtens artikel 44 van de WAO van toepassing was, vindt, wanneer de arbeidsongeschiktheid op de dag na beëindiging van het ziekengeld op grond van artikel 29, vijfde lid, van de Ziektewet dan wel na afloop van het in artikel 629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde tijdvak van 104 weken is toegenomen dan wel 80% of meer bedraagt, op die dag hernieuwde vaststelling van een dagloon plaats overeenkomstig het tweede lid, mits deze vaststelling leidt tot een hoger dagloon dan het dagloon dat voor de berekening van de laatstelijk ontvangen loondervingsuitkering of vervolguitkering in aanmerking werd genomen. Deze hernieuwde vaststelling vindt niet plaats, indien de betrokkene binnen 26 weken na de aanvang van de Wsw-werkzaamheden deze wegens arbeidsongeschiktheid heeft moeten verminderen of beëindigen, terwijl de gezondheidstoestand ten tijde van die aanvang het intreden van deze arbeidsongeschiktheid binnen 26 weken kennelijk moest doen verwachten.

2 Bij hernieuwde vaststelling van een dagloon als bedoeld in het eerste lid, wordt het nieuwe dagloon gevormd door het overeenkomstig de dagloonregelen WAO uit het inkomen uit het dienstverband ingevolge de Wsw berekende bedrag.

3 Indien de uitkeringsgerechtigde als bedoeld in het eerste lid recht had op een aanvulling op zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge artikel 6 van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomsten uit arbeid, zal de uitkering wordt verhoogd met het per dag tot uitbetaling komende bedrag van die aanvulling.

Dit voor zover en voor zolang de uitkeringsgerechtigde deze aanvulling had behouden indien hij niet zijn werkzaamheden in het kader van de Wsw wegens arbeidsongeschiktheid had moeten beëindigen.

Artikel 4

[Vervallen per 21-04-1985]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2004, 222, datum inwerkingtreding 19-11-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2004.

Indien op de uitkeringsgerechtigde, bedoeld in artikel 3, eerste lid, artikel 29, vijfde lid, van de Ziektewet van toepassing is, zoals dat luidde op 31 december 2003, dan wel artikel 629, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat luidde op die datum, wordt in artikel 3 voor ‘104 weken’ gelezen: 52 weken.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Dit besluit, dat in de Nederlandse Staatscourant zal worden geplaatst, werkt terug tot 1 januari 1979.

De bepalingen van dit besluit zijn mede van toepassing op de uitkeringsgerechtigde, ten aanzien van wie een herziening van het dagloon zou hebben plaatsgevonden, indien aan dit besluit verdere terugwerkende kracht zou zijn gegeven, met dien verstande, dat aan dit besluit geen rechten kunnen worden ontleend vóór 1 januari 1979.

's-Gravenhage, 8 april 1982

De

Staatssecretaris

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

C., I. Dales