Stb. 2004, 16, datum inwerkingtreding 23-01-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.
Vaststelling overschrijdingsbedrag, uitgedrukt in percentage
1 Indien een gemeente een of meer scholen in stand houdt, stelt de gemeenteraad onderscheiden
per schoolsoort, alsmede al naar gelang het speciaal onderwijs, dan wel voortgezet
speciaal onderwijs betreft, jaarlijks voorlopig vast:
-
a. het totaal van de bedragen
-
1°. die in het voorafgaande kalenderjaar zijn uitgegeven ten behoeve van de personeelskosten,
en
-
2°. voor niet verbruikte formatierekeneenheden voor zover die in het voorafgaande kalenderjaar
zijn uitgegeven,
-
b. het totaal van de bedragen die in het voorafgaande kalenderjaar zijn uitgegeven ten
behoeve van personeels- en arbeidsmarktbeleid als bedoeld in artikel 124,
-
c. het totaal van de bedragen die in het voorafgaande kalenderjaar zijn uitgegeven ten
behoeve van de materiële instandhouding,
-
d. het totaal van de ontvangsten
-
1°. bedoeld in artikel 131, derde lid, en
-
2°. voor niet verbruikte formatierekeneenheden, bedoeld in artikel 131, eerste lid onder
b,
-
e. het totaal van de ontvangsten dat is gebaseerd op de bedragen die krachtens artikel
124, tweede lid, ten behoeve van personeels- en arbeidsmarktbeleid voor het kalenderjaar
zijn vastgesteld,
-
f. het totaal van de ontvangsten dat is gebaseerd op de bedragen die krachtens artikel
111 voor de voorzieningen voor de materiële instandhouding voor dat kalenderjaar zijn
vastgesteld,
-
g. het totaal van de aanvullende ontvangsten waaronder worden verstaan de bedragen die
krachtens artikel 129 voor de voorzieningen ten behoeve van de materiële instandhouding
voor dat kalenderjaar zijn vastgesteld,
-
h. het totaal van de bedragen die in het voorafgaande kalenderjaar zijn uitgegeven ten
behoeve van de instandhouding van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 69,
-
i. het totaal van de ontvangsten, op grond van artikel 128, tweede lid, tweede volzin,
en
-
j. een staat van voorzieningen die zijn ingesteld ten behoeve van de door de gemeente
in stand gehouden scholen.
2 Indien de gemeente een deel van de ontvangsten bedoeld in het eerste lid onder d 1°
of d 2°, of een deel van de ontvangsten, bedoeld in dat lid onder e, f, g en i, toevoegt
aan een voorziening, wordt dat deel aangemerkt als een uitgave als bedoeld in dat
lid onder a 1° dan wel a 2°, onderscheidenlijk als een uitgave als bedoeld in dat
lid onder b, c en h. Indien de gemeente ten behoeve van de personeelskosten, de nascholingskosten,
de kosten voor materiële instandhouding of de kosten voor de instandhouding van een
rechtspersoon als bedoeld in artikel 69, bedragen aan een voorziening onttrekt, worden
deze aangemerkt als ontvangsten als bedoeld in het eerste lid onder d 2°, e of f.
3 Bij het vaststellen van de bedragen, bedoeld in het eerste lid onder c, f, g en h,
worden buiten beschouwing gelaten de uitgaven en ontvangsten voor:
-
a. administratie, beheer en bestuur, bedoeld in artikel 112, eerste lid onder e,
-
b. de materiële instandhouding van het onderwijs in lichamelijke oefening, en van watergewenning
of bewegingstherapie, en
-
c. de materiële instandhouding in verband met de toepassing van de artikelen 153, eerste
lid, en 157, eerste lid, dan wel, indien het een instelling betreft, de bedragen,
bedoeld in artikel 114, tweede lid, en de daarmee verbandhoudende uitgaven, alsmede
de uitgaven en ontvangsten voor de materiële instandhouding in verband met de toepassing
van de artikelen 153, eerste lid, en 157, eerste lid.
4 Bij het vaststellen van de bedragen, bedoeld in het eerste lid onder a, worden buiten
beschouwing gelaten de uitgaven ten behoeve van personeel dat door de gemeente met
toepassing van artikel 153, eerste lid, dan wel artikel 157, eerste lid, aan een openbare
school wordt verbonden. Bij het vaststellen van de bedragen, bedoeld in het eerste
lid onder a, b, c en h, worden voorts buiten beschouwing gelaten de uitgaven die worden
gedekt door ontvangsten van bedragen die door derden zijn betaald, de uitgaven die
worden gedekt door ontvangsten op grond van een besluit als bedoeld in artikel 134,
zesde lid, tweede volzin, en de uitgaven voor de voorzieningen waarvoor het bevoegd
gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school op grond van de regeling,
bedoeld in artikel 135, eerste lid, een aanvraag bij de gemeente kon indienen en wel
gedurende de periode waarvoor een dergelijke aanvraag kon worden gedaan.
4a Bij het vaststellen van de bedragen bedoeld in het eerste lid, onder c, mogen voorzieningen
die volgens de desbetreffende rijksbekostiging een afschrijvingstermijn van ten minste
20 jaar hebben, over ten hoogste 20 jaar worden aangemerkt als jaarlijkse uitgave
op grond van rente op basis van een fictieve lening met een looptijd van ten hoogste
20 jaar en een lineaire aflossing.
5 Indien de gemeente een deel van de bekostiging voor niet verbruikte formatierekeneenheden
overdraagt aan een ander bevoegd gezag, wordt dat deel aangemerkt als een uitgave
als bedoeld in het eerste lid onder a 2°. Indien door een ander bevoegd gezag een
deel van de vergoeding voor niet verbruikte formatierekeneenheden aan de gemeente
wordt overgedragen, wordt dat deel aangemerkt als een ontvangst als bedoeld in het
eerste lid onder d 2° en e.
6 Om de vijf jaar stelt de gemeenteraad voorlopig vast het totaal van de vastgestelde
uitgaven en ontvangsten in de voorafgaande vijf kalenderjaren, zoals in het eerste
tot en met vijfde lid is aangegeven. Indien de uitgaven hoger zijn dan de ontvangsten,
bepaalt de gemeenteraad tevens het bedrag van de overschrijding. Indien een gemeente
vanaf een tijdstip binnen een periode van vijf jaar als bedoeld in de eerste volzin
geen school in stand houdt, stelt de gemeenteraad in afwijking van die volzin zo spoedig
mogelijk na dat tijdstip voorlopig vast het totaal van de vastgestelde uitgaven en
ontvangsten in het aan dat tijdstip voorafgaande deel van de periode van vijf jaar,
zoals in het eerste tot en met vijfde lid is aangegeven.
7 Na sluiting van de rekening van de gemeente stelt de gemeenteraad onderscheiden per
schoolsoort, alsmede al naar gelang het speciaal onderwijs dan wel voortgezet speciaal
onderwijs betreft, de in het eerste en zesde lid bedoelde bedragen, zo nodig gewijzigd,
vast. In het geval, bedoeld in het zesde lid, tweede volzin, drukt de gemeenteraad
vervolgens het bedrag van de overschrijding uit in een percentage van het totaal van
de ontvangsten, bedoeld in het eerste lid onder d tot en met g en i. Het percentage
wordt afgerond tot twee decimalen. Afronding naar beneden vindt plaats indien de derde
decimaal kleiner is dan 5, en naar boven indien deze decimaal ten minste 5 bedraagt.
Stb. 2004, 16, datum inwerkingtreding 23-01-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-08-2001.
Vaststelling overschrijdingsbedrag, uitgedrukt in percentage
1 Indien een gemeente een of meer scholen in stand houdt, stelt de gemeenteraad onderscheiden
per schoolsoort, alsmede al naar gelang het speciaal onderwijs, dan wel voortgezet
speciaal onderwijs betreft, jaarlijks voorlopig vast:
-
a. het totaal van de bedragen
-
1°. die in het voorafgaande kalenderjaar zijn uitgegeven ten behoeve van de personeelskosten,
en
-
2°. voor niet verbruikte formatierekeneenheden voor zover die in het voorafgaande kalenderjaar
zijn uitgegeven,
-
b. het totaal van de bedragen die in het voorafgaande kalenderjaar zijn uitgegeven ten
behoeve van personeels- en arbeidsmarktbeleid als bedoeld in artikel 124,
-
c. het totaal van de bedragen die in het voorafgaande kalenderjaar zijn uitgegeven ten
behoeve van de materiële instandhouding,
-
d. het totaal van de ontvangsten
-
1°. bedoeld in artikel 131, derde lid, en
-
2°. voor niet verbruikte formatierekeneenheden, bedoeld in artikel 131, eerste lid onder
b,
-
e. het totaal van de ontvangsten dat is gebaseerd op de bedragen die krachtens artikel
124, tweede lid, ten behoeve van personeels- en arbeidsmarktbeleid voor het kalenderjaar
zijn vastgesteld,
-
f. het totaal van de ontvangsten dat is gebaseerd op de bedragen die krachtens artikel
111 voor de voorzieningen voor de materiële instandhouding voor dat kalenderjaar zijn
vastgesteld,
-
g. het totaal van de aanvullende ontvangsten waaronder worden verstaan de bedragen die
krachtens artikel 129 voor de voorzieningen ten behoeve van de materiële instandhouding
voor dat kalenderjaar zijn vastgesteld,
-
h. het totaal van de bedragen die in het voorafgaande kalenderjaar zijn uitgegeven ten
behoeve van de instandhouding van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 69,
-
i. het totaal van de ontvangsten, op grond van artikel 128, tweede lid, tweede volzin,
en
-
j. een staat van voorzieningen die zijn ingesteld ten behoeve van de door de gemeente
in stand gehouden scholen.
2 Indien de gemeente een deel van de ontvangsten bedoeld in het eerste lid onder d 1°
of d 2°, of een deel van de ontvangsten, bedoeld in dat lid onder e, f, g en i, toevoegt
aan een voorziening, wordt dat deel aangemerkt als een uitgave als bedoeld in dat
lid onder a 1° dan wel a 2°, onderscheidenlijk als een uitgave als bedoeld in dat
lid onder b, c en h. Indien de gemeente ten behoeve van de personeelskosten, de nascholingskosten,
de kosten voor materiële instandhouding of de kosten voor de instandhouding van een
rechtspersoon als bedoeld in artikel 69, bedragen aan een voorziening onttrekt, worden
deze aangemerkt als ontvangsten als bedoeld in het eerste lid onder d 2°, e of f.
3 Bij het vaststellen van de bedragen, bedoeld in het eerste lid onder c, f, g en h,
worden buiten beschouwing gelaten de uitgaven en ontvangsten voor:
-
a. administratie, beheer en bestuur, bedoeld in artikel 112, eerste lid onder e,
-
b. de materiële instandhouding van het onderwijs in lichamelijke oefening, en van watergewenning
of bewegingstherapie, en
-
c. de materiële instandhouding in verband met de toepassing van de artikelen 153, eerste
lid, en 157, eerste lid, dan wel, indien het een instelling betreft, de bedragen,
bedoeld in artikel 114, tweede lid, en de daarmee verbandhoudende uitgaven, alsmede
de uitgaven en ontvangsten voor de materiële instandhouding in verband met de toepassing
van de artikelen 153, eerste lid, en 157, eerste lid.
4 Bij het vaststellen van de bedragen, bedoeld in het eerste lid onder a, worden buiten
beschouwing gelaten de uitgaven ten behoeve van personeel dat door de gemeente met
toepassing van artikel 153, eerste lid, dan wel artikel 157, eerste lid, aan een openbare
school wordt verbonden. Bij het vaststellen van de bedragen, bedoeld in het eerste
lid onder a, b, c en h, worden voorts buiten beschouwing gelaten de uitgaven die worden
gedekt door ontvangsten van bedragen die door derden zijn betaald, de uitgaven die
worden gedekt door ontvangsten op grond van een besluit als bedoeld in artikel 134,
zesde lid, tweede volzin, en de uitgaven voor de voorzieningen waarvoor het bevoegd
gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school op grond van de regeling,
bedoeld in artikel 135, eerste lid, een aanvraag bij de gemeente kon indienen en wel
gedurende de periode waarvoor een dergelijke aanvraag kon worden gedaan.
4a Bij het vaststellen van de bedragen bedoeld in het eerste lid, onder c, mogen voorzieningen
die volgens de desbetreffende rijksbekostiging een afschrijvingstermijn van ten minste
20 jaar hebben, over ten hoogste 20 jaar worden aangemerkt als jaarlijkse uitgave
op grond van rente op basis van een fictieve lening met een looptijd van ten hoogste
20 jaar en een lineaire aflossing.
5 Indien de gemeente een deel van de bekostiging voor niet verbruikte formatierekeneenheden
overdraagt aan een ander bevoegd gezag, wordt dat deel aangemerkt als een uitgave
als bedoeld in het eerste lid onder a 2°. Indien door een ander bevoegd gezag een
deel van de vergoeding voor niet verbruikte formatierekeneenheden aan de gemeente
wordt overgedragen, wordt dat deel aangemerkt als een ontvangst als bedoeld in het
eerste lid onder d 2° en e.
6 Om de vijf jaar stelt de gemeenteraad voorlopig vast het totaal van de vastgestelde
uitgaven en ontvangsten in de voorafgaande vijf kalenderjaren, zoals in het eerste
tot en met vijfde lid is aangegeven. Indien de uitgaven hoger zijn dan de ontvangsten,
bepaalt de gemeenteraad tevens het bedrag van de overschrijding. Indien een gemeente
vanaf een tijdstip binnen een periode van vijf jaar als bedoeld in de eerste volzin
geen school in stand houdt, stelt de gemeenteraad in afwijking van die volzin zo spoedig
mogelijk na dat tijdstip voorlopig vast het totaal van de vastgestelde uitgaven en
ontvangsten in het aan dat tijdstip voorafgaande deel van de periode van vijf jaar,
zoals in het eerste tot en met vijfde lid is aangegeven.
7 Na sluiting van de rekening van de gemeente stelt de gemeenteraad onderscheiden per
schoolsoort, alsmede al naar gelang het speciaal onderwijs dan wel voortgezet speciaal
onderwijs betreft, de in het eerste en zesde lid bedoelde bedragen, zo nodig gewijzigd,
vast. In het geval, bedoeld in het zesde lid, tweede volzin, drukt de gemeenteraad
vervolgens het bedrag van de overschrijding uit in een percentage van het totaal van
de ontvangsten, bedoeld in het eerste lid onder d tot en met g en i. Het percentage
wordt afgerond tot twee decimalen. Afronding naar beneden vindt plaats indien de derde
decimaal kleiner is dan 5, en naar boven indien deze decimaal ten minste 5 bedraagt.