Wijzigingswet Wet intrekking van de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting wegens invaliditeit

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2010 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 01-01-2000 t/m heden

Wet van 23 februari 1983, houdende intrekking van de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting wegens invaliditeit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het beleid met betrekking tot de vervoersvoorzieningen ten behoeve van gehandicapten wenselijk is de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting voor motorrijtuigen gehouden door invaliden in te trekken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

  • 1 [Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

  • 2 In afwijking van het eerste lid blijft een krachtens het aldaar bedoelde artikel 9, eerste lid, letter e, verleende vrijstelling van kracht, mits de invalide ten behoeve van wie vrijstelling is verleend op 1 april 1983 de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.

  • 3 Onder door Onze Minister te stellen voorwaarden wordt vrijstelling van motorrijtuigenbelasting verleend voor motorrijtuigen die uitsluitend worden gehouden ten gevolge van de invaliditeit van personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt.

  • 4 De vrijstelling, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt met ingang van 1 april 1995 aangemerkt als een vrijstelling van motorrijtuigenbelasting geheven op grond van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.

Artikel II

Deze wet treedt in werking met ingang van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 23 februari 1983

Beatrix

De Minister van Financiën,

O. Ruding

De Staatssecretaris van Financiën,

H. E. Koning

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

L. de Graaf

Uitgegeven de vijfentwintigste februari 1983

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes