Besluit containers

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 25-07-2003 en zichtdatum 25-07-2003.
Geldend van 23-12-1998 t/m 31-08-2003

Besluit van 25 maart 1983, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen (Stb. 1952, 104)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevr. mr. A. Kappeyne van de Coppello, in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, van 24 januari 1983, Directoraat-Generaal van de Arbeid, Hoofdafdeling Wetgevingsbeleid, nr. 130773;

Overwegende dat het wenselijk is regelen te stellen ter uitvoering van de Internationale Overeenkomst voor Veilige Containers (Trb. 1976, 28, en 1982, 50);

Gelet op artikel 1, eerste lid, onder a, artikel 2, artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 6, artikel 12, derde lid, en artikel 24 van de Wet op de gevaarlijke werktuigen (Stb. 1952, 104);

De Raad van State gehoord (advies van 25 februari 1983, nr. W12.83.0071/23.3.08);

Gezien het nader rapport van voornoemde Staatssecretaris van 21 maart 1983, Directoraat-Generaal van de Arbeid, Hoofdafdeling Wetgevingsbeleid, nr. 134385;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. container: met hoekstukken toegeruste houder die ingericht is om meermalen te worden gebruikt voor het vervoer van goederen op of in een vervoermiddel, zonder tussentijdse in- of uitlading van die goederen;

  • b. hoekstukken: aan de boven- of onderzijde van een container dan wel aan die beide zijden aanwezige voorzieningen waaraan de container zich laat hanteren of vastzetten;

  • c. maximale brutomassa: de maximaal toegestane massa van de container tezamen met zijn lading;

  • d. wet: Wet op de gevaarlijke werktuigen (Stb. 1952, 104);

  • e. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 2

Als gevaarlijke werktuigen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van de wet, worden aangewezen containers in gebruik of ten gebruike in het internationale vervoer, met uitzondering van:

  • a. containers voor het vervoer met behulp van luchtvaartuigen;

  • b. containers met een door de vier bodemhoeken begrensde oppervlakte van minder dan 14 m2 of, bij aanwezigheid van bovenhoekstukken, van minder dan 7 m2;

  • c. containers, zijnde wissellaadbakken naar door Onze Minister te stellen regelen.

Hoofdstuk II. Vervaardiging

Artikel 3

Een container moet van zodanige materialen vervaardigd zijn en ook overigens zodanig uitgevoerd zijn, dat hij een keuring als bedoeld in artikel 8 kan doorstaan, zonder dat een blijvende vormverandering of een andere afwijking ontstaat, die de container ongeschikt maakt voor het gebruik waarvoor hij bestemd is.

Artikel 4

Onze Minister kan met betrekking tot containers die uitgerust zijn met een of meer onderdelen, bestemd om slechts te worden gebruikt wanneer de containers in onbeladen toestand worden gehesen of geheven, regels stellen ten aanzien van het aanbrengen van kentekenen op die containers.

Hoofdstuk III. Keuring

Artikel 5

  • 1 Een container moet worden gekeurd.

  • 2 Indien van een container meerdere onderling gelijke exemplaren worden vervaardigd, kan worden volstaan met keuring van een of zoveel meer het type kenmerkende monsters als de keuringsinstantie in het belang van het verrichten van de keuring noodzakelijk acht.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid zijn containers onderling gelijk, indien zij slechts zodanig afwijken van het goedgekeurde monster of de goedgekeurde monsters dat de afwijking naar het oordeel van de keuringsinstantie de resultaten van een keuring als bedoeld in artikel 8 niet op onaanvaardbare wijze beïnvloedt. De keuringsinstantie verricht daartoe beproevingen en onderzoekingen op door haar aan te wijzen monsters.

Artikel 6

Een te keuren container moet in bedrijfsvaardige staat voor keuring beschikbaar worden gesteld.

Artikel 7

  • 1 Bij toepassing van artikel 5, tweede lid, moet de aanvraag van de keuring vergezeld gaan van:

    • a. tekeningen en een ontwerp-specificatie met betrekking tot het type van de container, alsmede

    • b. een opgave van de type-aanduiding en het serienummer zoals de fabrikant een en ander voor het type van de container heeft bestemd.

  • 2 De keuringsinstantie is bevoegd aanvullende gegevens te verlangen, indien zij dat in het belang van het verrichten van de keuring noodzakelijk acht.

Artikel 8

  • 1 De keuring omvat:

    • a. een hefbeproeving,

    • b. een stapelbeproeving,

    • c. een puntbelastingsbeproeving,

    • d. een torsiebeproeving,

    • e. een beproeving van de weerstand tegen vervorming in de lengterichting (statische belasting),

    • f. een beproeving van de kopwanden en

    • g. een beproeving van de zijwanden.

  • 2 Onze Minister kan met betrekking tot het in het eerste lid bepaalde nadere regelen stellen.

Artikel 9

De keuringsinstantie geeft de gekeurde container of containers in de staat waarin deze zich na de keuring bevindt onderscheidenlijk bevinden, aan de aanvrager terug.

Artikel 9a

De keuringsinstantie is bevoegd om ten aanzien van goedgekeurde containers die zodanig zijn gewijzigd dat daardoor structurele veranderingen zijn ontstaan, een passende, hernieuwde beproeving van de container te verlangen voordat een nieuw certificaat wordt afgegeven.

Hoofdstuk IV. Verkeers- en gebruiksvoorschriften

Artikel 10

Degene die een container belaadt of vervoert, moet ervoor zorgen dat de container zodanig wordt beladen onderscheidenlijk vastgezet, dat hij niet wordt onderworpen aan grotere krachten dan waarvoor hij ontworpen is.

Artikel 11

  • 1 De eigenaar van een container moet ervoor zorgen dat de container, indien deze wordt voorhanden gehouden, afgeleverd, vervoerd, gebruikt of ten toon gesteld, in een veilige staat verkeert.

  • 2 Voor de naleving van het eerste lid moet de container in elk geval na verloop van ten hoogste vijf jaren sedert de datum van gereedkoming en vervolgens telkens na verloop van ten hoogste twee-en-een-half jaar op zijn veilige staat worden onderzocht.

Artikel 12

  • 1 De eigenaar van een container moet ervoor zorgen dat op de container, indien deze wordt voorhanden gehouden, afgeleverd, vervoerd, gebruikt of ten toon gesteld, duidelijk de maand en het jaar vermeld zijn, voor het begin waarvan de container ingevolge artikel 11, tweede lid, moet worden onderzocht.

  • 2 Voor de naleving van het eerste lid moet, bij toepassing van artikel 4, tweede of derde lid, van de wet ten aanzien van containers, de vermelding met betrekking tot de twee-en-een-halfjaarlijkse onderzoekingen op of zoveel mogelijk nabij het merk van goedkeuring aangebracht zijn, tenzij daaromtrent krachtens het vijfde lid van dat artikel een andere regel is gesteld.

  • 3 Ontheffing van het in het eerste lid bepaalde wordt slechts verleend, indien de eigenaar aantoont dat de container regelmatig op zijn veilige staat wordt onderzocht.

Artikel 13

De eigenaar van een container waarvan geen meerdere onderling gelijke exemplaren worden vervaardigd, moet, bij toepassing van artikel 4, tweede lid, van de wet ten aanzien van containers, ervoor zorgen dat, indien de container wordt voorhanden gehouden, afgeleverd, vervoerd, gebruikt, hersteld, onderhouden, nagezien of ten toon gesteld, het merk van goedkeuring duurzaam aangebracht is op een goed zichtbare en zo weinig mogelijk kwetsbare plaats op de container nabij andere wettelijk voorgeschreven aanduidingen.

Artikel 13a

De eigenaar van een container zorgt er voor dat op de container, indien deze wordt voorhanden gehouden, afgeleverd, vervoerd, gebruikt of ten toon gesteld, alle aanduidingen van de maximale brutomassa overeenstemmen met de gegevens inzake de maximale brutomassa op het merk van goedkeuring.

Artikel 13b

De eigenaar van een container verwijdert het merk van goedkeuring indien:

  • a. de container door wijzigingen zodanig afwijkt van het goedgekeurde type kenmerkende monster of de goedgekeurde type kenmerkende monsters dat de goedkeuring niet meer kan worden geacht op de container betrekking te hebben;

  • b. de container buiten gebruik is gesteld en niet meer wordt onderhouden;

  • c. de goedkeuring door de keuringsinstantie is ingetrokken.

Artikel 13c

De eigenaar van een container die na de goedkeuring zodanig is gewijzigd dat daardoor structurele veranderingen zijn ontstaan stelt de keuringsinstantie daarvan in kennis.

Artikel 14

Het bepaalde in de artikelen 11, 12, 13, 13a, 13b en 13c is van overeenkomstige toepassing op degene die ingevolge een overeenkomst met de eigenaar verplicht is tot naleving van die artikelen.

Hoofdstuk V. Merk van afkeuring

Artikel 15

  • 1 Het is verboden een op een container aangebracht merk van afkeuring te verwijderen, te beschadigen of onleesbaar te maken.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van ambtenaren die ingevolge artikel 12, eerste lid, eerste zin, van de wet ten aanzien van containers aangewezen zijn.

  • 3 Onze Minister kan ten aanzien van merken van afkeuring nadere bepalingen vaststellen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

’s-Gravenhage, 25 maart 1983

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Kappeyne van de Coppello

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.F. Scherpenhuizen

Uitgegeven de achtentwintigste april 1983

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes