Warenwetbesluit containers

Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-02-2006.
Geldend van 01-09-2003 t/m 31-03-2006

Besluit van 25 maart 1983, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen (Stb. 1952, 104)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevr. mr. A. Kappeyne van de Coppello, in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, van 24 januari 1983, Directoraat-Generaal van de Arbeid, Hoofdafdeling Wetgevingsbeleid, nr. 130773;

Overwegende dat het wenselijk is regelen te stellen ter uitvoering van de Internationale Overeenkomst voor Veilige Containers (Trb. 1976, 28, en 1982, 50);

Gelet op artikel 1, eerste lid, onder a, artikel 2, artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 6, artikel 12, derde lid, en artikel 24 van de Wet op de gevaarlijke werktuigen (Stb. 1952, 104);

De Raad van State gehoord (advies van 25 februari 1983, nr. W12.83.0071/23.3.08);

Gezien het nader rapport van voornoemde Staatssecretaris van 21 maart 1983, Directoraat-Generaal van de Arbeid, Hoofdafdeling Wetgevingsbeleid, nr. 134385;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. container: met hoekstukken toegeruste houder, in gebruik of ten gebruike in het internationale vervoer, die ingericht is om meermalen te worden gebruikt voor het vervoer van goederen op of in een vervoermiddel, zonder tussentijdse in- of uitlading van die goederen;

  • b. hoekstukken: aan de boven- of onderzijde van een container dan wel aan die beide zijden aanwezige voorzieningen waaraan de container zich laat hanteren of vastzetten;

  • c. maximale brutomassa: de maximaal toegestane massa van de container tezamen met zijn lading;

  • d. wet: Warenwet

  • e. aangewezen instelling: een krachtens artikel 7a van de wet met betrekking tot de keuring van containers aangewezen instelling.

Artikel 1a

Dit besluit is niet van toepassing op:

  • containers voor het vervoer met behulp van luchtvaartuigen;

  • containers met een door de vier bodemhoeken begrensde oppervlakte van minder dan 14 m² of, bij aanwezigheid van bovenhoekstukken, van minder dan 7 m²;

  • containers, zijnde wissellaadbakken, overeenkomstig bij ministeriële regeling gestelde regels.

Hoofdstuk Ia. Verbodsbepalingen

Artikel 2

  • 1 Het is verboden containers die niet voldoen aan de vervaardigingsvoorschriften van hoofdstuk II, te vervaardigen, te verhandelen of te gebruiken.

  • 2 Het is verboden containers te verhandelen of te gebruiken anders dan met inachtneming van de voorschriften bij of krachtens dit besluit gesteld met betrekking tot de aanduiding en het bezigen van vermeldingen.

  • 3 Het is verboden containers te verhandelen of te gebruiken, indien de bij of krachtens dit besluit voorgeschreven keuringsprocedures niet in acht zijn genomen.

  • 4 Het is verboden containers te behandelen of te vervoeren anders dan met inachtneming van de voorschriften bij of krachtens dit besluit gesteld met betrekking tot de wijze van vervoeren en behandelen.

Hoofdstuk II. Vervaardiging

Artikel 3

Een container is van zodanige materialen vervaardigd en is ook overigens zodanig uitgevoerd, dat hij een keuring als bedoeld in artikel 8 kan doorstaan, zonder dat een blijvende vormverandering of een andere afwijking ontstaat, die de container ongeschikt maakt voor het gebruik waarvoor hij bestemd is.

Artikel 4

Onze Minister kan met betrekking tot containers die uitgerust zijn met een of meer onderdelen, bestemd om slechts te worden gebruikt wanneer de containers in onbeladen toestand worden gehesen of geheven, regels stellen ten aanzien van het aanbrengen van kentekenen op die containers.

Hoofdstuk III. Keuring

Artikel 5

  • 1 Een container wordt gekeurd.

  • 2 Indien van een container meerdere onderling gelijke exemplaren worden vervaardigd, kan worden volstaan met keuring van een of zoveel meer het type kenmerkende monsters als de aangewezen instelling in het belang van het verrichten van de keuring noodzakelijk acht.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid zijn containers onderling gelijk, indien zij slechts zodanig afwijken van het goedgekeurde monster of de goedgekeurde monsters dat de afwijking naar het oordeel van de aangewezen instelling de resultaten van een keuring als bedoeld in artikel 8 niet op onaanvaardbare wijze beïnvloedt. De aangewezen instelling verricht daartoe beproevingen en onderzoekingen op door haar aan te wijzen monsters.

Artikel 6

Een te keuren container wordt in bedrijfsvaardige staat voor keuring beschikbaar gesteld.

Artikel 7

  • 1 Bij toepassing van artikel 5, tweede lid, gaat de aanvraag van de keuring vergezeld van:

    • a. tekeningen en een ontwerp-specificatie met betrekking tot het type van de container, alsmede

    • b. een opgave van de type-aanduiding en het serienummer zoals de fabrikant een en ander voor het type van de container heeft bestemd.

  • 2 De aangewezen instelling is bevoegd aanvullende gegevens te verlangen, indien zij dat in het belang van het verrichten van de keuring noodzakelijk acht.

Artikel 8

  • 1 De keuring omvat:

    • a. een hefbeproeving,

    • b. een stapelbeproeving,

    • c. een puntbelastingsbeproeving,

    • d. een torsiebeproeving,

    • e. een beproeving van de weerstand tegen vervorming in de lengterichting (statische belasting),

    • f. een beproeving van de kopwanden en

    • g. een beproeving van de zijwanden.

  • 2 Onze Minister kan met betrekking tot het in het eerste lid bepaalde nadere regelen stellen.

Artikel 8a

  • 1 Nadat de keuring heeft plaatsgevonden worden containers die naar het oordeel van de aangewezen instelling voldoen aan artikel 3 voorzien van een merk van goedkeuring.

  • 2 Bij toepassing van artikel 5, tweede lid, wordt iedere container die overeenkomstig het goedgekeurde, het type kenmerkende monster is vervaardigd zonder nadere keuring van een merk van goedkeuring voorzien.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot:

    • a. het merk van goedkeuring;

    • b. het bevoegd verklaren van fabrikanten en handelaren tot het aanbrengen van het merk van goedkeuring en

    • c. de gelijkstelling van in het buitenland aangebrachte merken van goedkeuring met de in het eerste en tweede lid bedoelde merken van goedkeuring.

    Aan een bevoegdverklaring als bedoeld onder b kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 9

De aangewezen instelling geeft de gekeurde container of containers in de staat waarin deze zich na de keuring bevindt onderscheidenlijk bevinden, aan de aanvrager terug.

Artikel 9a

De aangewezen instelling is bevoegd om ten aanzien van goedgekeurde containers die zodanig zijn gewijzigd dat daardoor structurele veranderingen zijn ontstaan, een passende, hernieuwde beproeving van de container te verlangen voordat een nieuw certificaat wordt afgegeven.

Hoofdstuk IV. Verkeers- en gebruiksvoorschriften

Artikel 10

Degene die een container belaadt of vervoert, zorgt ervoor dat de container zodanig wordt beladen onderscheidenlijk vastgezet, dat hij niet wordt onderworpen aan grotere krachten dan waarvoor hij ontworpen is.

Artikel 11

  • 1 De eigenaar van een container zorgt ervoor dat de container, indien deze wordt voorhanden gehouden, afgeleverd, vervoerd, gebruikt of ten toon gesteld, in een veilige staat verkeert.

  • 2 Voor de naleving van het eerste lid wordt de container in elk geval na verloop van ten hoogste vijf jaren sedert de datum van gereedkoming en vervolgens telkens na verloop van ten hoogste twee-en-een-half jaar op zijn veilige staat onderzocht.

Artikel 12

  • 1 De eigenaar van een container zorgt ervoor dat op de container, indien deze wordt vervoerd, verhandeld of gebruikt, duidelijk de maand en het jaar vermeld zijn, voor het begin waarvan de container ingevolge artikel 11, tweede lid, moet worden onderzocht.

  • 2 Voor de naleving van het eerste lid wordt de vermelding met betrekking tot de tweeënhalfjaarlijkse onderzoekingen op of zoveel mogelijk nabij het merk van goedkeuring aangebracht, tenzij daaromtrent bij regeling van Onze Minister een andere regel is gesteld.

  • 3 Ontheffing van het eerste lid bepaalde wordt slechts verleend, indien de eigenaar aantoont dat de container regelmatig op zijn veilige staat wordt onderzocht.

Artikel 13

De eigenaar van een container waarvan geen meerdere onderling gelijke exemplaren worden vervaardigd, zorgt ervoor dat, indien de container wordt vervoerd, verhandeld, gebruikt, hersteld, onderhouden of nagezien, het merk van goedkeuring duurzaam aangebracht is op een goed zichtbare en zo weinig mogelijk kwetsbare plaats op de container nabij andere wettelijk voorgeschreven aanduidingen.

Artikel 13a

De eigenaar van een container zorgt er voor dat op de container, indien deze wordt vervoerd, verhandeld, of gebruikt, alle aanduidingen van de maximale brutomassa overeenstemmen met de gegevens inzake de maximale brutomassa op het merk van goedkeuring.

Artikel 13b

De eigenaar van een container verwijdert het merk van goedkeuring indien:

  • a. de container door wijzigingen zodanig afwijkt van het goedgekeurde, het type kenmerkende monster of de goedgekeurde, het type kenmerkende monsters dat de goedkeuring niet meer kan worden geacht op de container betrekking te hebben;

  • b. de container buiten gebruik is gesteld en niet meer wordt onderhouden;

  • c. de goedkeuring door de aangewezen instelling is ingetrokken.

Artikel 13c

De eigenaar van een container die na de goedkeuring zodanig is gewijzigd dat daardoor structurele veranderingen zijn ontstaan stelt de aangewezen instelling daarvan in kennis.

Artikel 14

Het bepaalde in de artikelen 11, 12, 13, 13a, 13b en 13c is van overeenkomstige toepassing op degene die ingevolge een overeenkomst met de eigenaar verplicht is tot naleving van die artikelen.

Hoofdstuk V. Aangewezen instellingen

Artikel 15

  • 1 Als aangewezen instelling kan worden aangewezen een instelling die:

    • a. rechtspersoonlijkheid heeft;

    • b. haar zetel of een vestiging in Nederland heeft;

    • c. onafhankelijk is van degenen die bij het resultaat van de uitvoering van de taken waarvoor zij is aangewezen belang hebben;

    • d. beschikt over voldoende deskundigheid en outillage om de uitvoering van de taken waarvoor zij is aangewezen, naar behoren te kunnen vervullen;

    • e. beschikt over een behoorlijke administratie waarin de gegevens die samenhangen met en betrekking hebben op de uitvoering van haar taken, op een systematische wijze zijn vastgelegd. Aan de hand van deze gegevens zijn de gekeurde containers, die het type kenmerken, afdoende te identificeren;

    • f. naar behoren functioneert.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid.

Artikel 15a

De aangewezen instelling verstrekt jaarlijks aan Onze Minister een afschrift van de polis van de afgesloten verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid tegen alle risico's die voortvloeien uit de uitoefening van de taken waarvoor zij is aangewezen.

Artikel 15b

  • 1 Indien een wijziging plaatsvindt in de gegevens op grond waarvan de instelling is aangewezen, doet de instelling hiervan terstond mededeling aan Onze Minister.

  • 2 Indien een instelling voornemens is een of meer van de taken waarvoor zij is aangewezen, te beëindigen, doet de instelling hiervan terstond mededeling aan Onze Minister en de certificaathouders. In dat geval worden door de instelling de gegevens, bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder e, overgedragen aan Onze Minister dan wel, na toestemming van Onze Minister en de certificaathouders, een andere instelling die voor dezelfde taken is aangewezen.

Artikel 15c

  • 1 Een aanvraag om aanwijzing gaat vergezeld van het bewijs dat is voldaan aan de criteria, bedoeld in artikel 15, eerste lid, dan wel van een verklaring waaruit de bereidheid blijkt om voor eigen rekening een onderzoek naar het voldoen aan deze criteria te ondergaan.

  • 2 Een aanwijzing kan worden geweigerd, dan wel worden gewijzigd of ingetrokken, indien niet of niet volledig is voldaan aan de bij de wet of bij of krachtens dit besluit gestelde voorschriften. Een aanwijzing kan worden ingetrokken indien de instelling gedurende een aaneengesloten periode van twee jaar geen werkzaamheden, waarvoor zij is aangewezen, heeft uitgevoerd.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

’s-Gravenhage, 25 maart 1983

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Kappeyne van de Coppello

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.F. Scherpenhuizen

Uitgegeven de achtentwintigste april 1983

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes