Besluit betaling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel

Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015.
Geldend van 20-06-2007 t/m heden

Besluit van 1 november 1983, tot vaststelling van regelen ten aanzien van de betaling door burgerlijk rijkspersoneel voor hun van rijkswege verstrekte kost, inwoning, woning en andere emolumenten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 25 mei 1983, nr. AB83/U580, Directoraat-Generaal voor Overheidspersoneelsbeleid, Directie Overheidspersoneelszaken, Hoofdafdeling Financiële Arbeidsvoorwaarden;

Gelet op de artikelen 125, eerste lid, en 134, eerste lid, van de Ambtenarenwet 1929 (Stb. 530);

De Raad van State gehoord (advies van 19 juli 1983, nr. W04.83.0320/05.3.28);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 25 oktober 1983, nr. AB83/1354, Directoraat-Generaal voor Overheidspersoneelsbeleid, Directie Overheidspersoneelszaken, Hoofdafdeling Financiële Arbeidsvoorwaarden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. betrokkene: de ambtenaar in de zin van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of het Ambtenarenreglement Staten-Generaal

  • b. bezoldigingsbesluit: Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984

  • c. berekeningsbasis: de bezoldiging in de zin van het bezoldigingsbesluit met uitzondering van de toelagen als bedoeld in de artikelen 17, 17a, 17b, 18 en 18a van dat besluit, met dien verstande dat de bezoldiging bij een onvolledige werktijd herleid wordt tot de bezoldiging, geldende bij een volledige werktijd;

  • d. dienstauto: auto die ten behoeve van zakelijk gebruik eigendom is van het Rijk of vanwege het Rijk is gehuurd of geleast;

  • e. Onze minister: het hoofd van het betrokken ministerie;

  • f. plaats van tewerkstelling: de gebruikelijke ingang van het gebouw, gebouwencomplex of terrein waar de betrokkene gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht, dan wel indien de uitoefening van het ambt zich uitstrekt over een ambtsgebied, de door het bevoegde gezag aangewezen plaats;

  • g. privé-kilometers: alle door de betrokkene met de dienstauto verreden kilometers verminderd met

    • - het aantal kilometers tijdens dienstreizen;

    • - het aantal woon/werkverkeerkilometers;

Artikel 3

  • 1 Betrokkene is voor het van rijkswege verstrekte genot van woning en verdere verstrekkingen in die woning aan het Rijk een bedrag verschuldigd overeenkomende met de hierna genoemde percentages van zijn berekeningsbasis:

    • a. voor woning: 12%,

    • b. voor verwarming van de woning: 2,4%,

    • c. voor energie voor kookdoeleinden: 0,9%,

    • d. voor elektrische energie, anders dan voor verwarming van de woning en voor kookdoeleinden: 0,9%,

    • e. voor leidingwater: 0,4%,

    zulks met inachtneming van door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan te geven maxima voor de verstrekkingen, bedoeld onder b t/m e.

  • 2 Indien betrokkene aantoont, dat de huurwaarde van de woning voor de heffing van de inkomsten- en loonbelasting minder bedraagt dan het op grond van het bepaalde in het vorige lid geldende bedrag wegens het genot van woning, wordt het verschuldigde bedrag op dat van die huurwaarde gesteld.

Artikel 3a

  • 1 De betrokkene aan wie door Onze minister schriftelijk toestemming is verleend om een dienstauto voor het afleggen van privé-kilometers te gebruiken is daarvoor per verreden kilometer een door Onze minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vast te stellen bedrag aan het Rijk verschuldigd.

  • 2 Op basis van een zo nauwkeurig mogelijke inschatting van de af te leggen privé-kilometers wordt bij wijze van voorschot een maandelijks verschuldigd bedrag vastgesteld.

  • 3 De op grond van het eerste lid verschuldigde bedragen worden verrekend met reeds betaalde voorschotten. De verrekening geschiedt binnen drie maanden na door Onze minister te bepalen tijdstippen.

  • 4 De navolgende kosten die verband houden met het onderhoud en gebruik van een voor het afleggen van privé-kilometers ter beschikking gestelde dienstauto zijn voor rekening van de betrokkene:

    • a. kosten voor boetes en bekeuringen;

    • b. kosten voor reiniging van de auto;

    • c. kosten voor aanpassingen aan of in de auto, tenzij Onze minister te kennen heeft gegeven dat de aanpassingen in verband met de dienstuitoefening noodzakelijk zijn;

    • d. parkeer-, veer- en tolgelden bij privé-gebruik van de auto.

  • 5 De betrokkene kan worden verplicht tot gehele of gedeeltelijke vergoeding van de door de dienst geleden schade verband houdende met het gebruik van een voor het afleggen van privé-kilometers ter beschikking gestelde dienstauto, voor zover deze aan hem is te wijten dan wel is veroorzaakt door een persoon wiens handelen aan de betrokkene kan worden toegerekend.

  • 6 De kosten die verband houden met een tussentijdse beëindiging van een leasecontract voor een dienstauto kunnen geheel of gedeeltelijk op de betrokkene worden verhaald volgens de door Onze minister te stellen regels.

  • 7 De meerkosten voor zowel het privé-gebruik als het zakelijk gebruik van de op verzoek van de betrokkene ter beschikking gestelde dienstauto waarvan de cataloguswaarde uitgaat boven het door Onze minister vastgestelde gebruikelijke bedrag worden op de betrokkene verhaald volgens de door Onze minister te stellen regels.

Artikel 4

  • 1 In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen, welke afwijkt van de bij of krachtens dit besluit gestelde regelen.

  • 2 Ingeval andere dan de in dit besluit genoemde voordelen worden genoten, kan een regeling worden getroffen, waarbij de hiervoor door de betrokkenen verschuldigde bedragen worden vastgesteld.

  • 3 Regelingen bedoeld in het eerste en tweede lid, worden getroffen bij gemeenschappelijk besluit van Onze minister en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 4a

Van de bevoegdheid tot het stellen van regels met een sterk technisch karakter krachtens dit besluit, kunnen Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister mandaat verlenen.

Artikel 5

  • 1 De op grond van de bepaling van dit besluit door betrokkenen verschuldigde bedragen worden verrekend bij de uitbetaling van het salaris dan wel, indien dit niet mogelijk is, afzonderlijk in rekening gebracht.

  • 2 Wanneer de verschuldigde bedragen moeten worden berekend over een gedeelte van een kalendermaand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal dagen van de desbetreffende kalendermaand.

  • 3 Van het bepaalde in het vorige lid kan worden afgeweken ingeval daartoe op grond van bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat.

Artikel 6

Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit betaling emolumenten burgerlijk rijkspersoneel.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

’s-Gravenhage, 1 november 1983

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Rietkerk

Uitgegeven de negenentwintigste november 1983

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes