Besluit bestrijding bacterievuur 1983

Geraadpleegd op 17-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2010.
Geldend van 01-01-2003 t/m 31-12-2016

Besluit van 7 december 1983, houdende bestrijding bacterievuur

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw en Visserij van 26 september 1983, no. J. 5891, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;

Gelet op artikel 3, eerste en vierde lid, van de Plantenziektenwet (1951, Stb. 96);

De Raad van State gehoord (advies van 8 november 1983, no. W 11.83.0500/16.3.45);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw en Visserij van 2 december 1983, no. J. 7097, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

"bacterievuur": de ziekte veroorzaakt door de bacterie Erwinia amylovora (Burrill) Winslow et al;

"opplanten": iedere handeling betreffende het plaatsen van planten ten einde hun verdere groei of vermeerdering te bewerkstelligen.

"gebied van bijzondere landschappelijke waarde": een gebied dat als beschermd natuurmonument is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet (1967, Stb. 572) dan wel een natuurterrein in eigendom of beheer van de staat, danwel van een natuurbeschermingsorganisatie alsook een landgoed dat als zodanig is aangemerkt ingevolge de Natuurschoonwet 1928 (Stb. 63), alsmede een gebied waarin de meidoorn een landschappelijk bepalende rol speelt en welk gebied daartoe door Onze Minister is aangewezen;

"bedrijfsmatige teelt": de teelt van planten in de uitoefening van een bedrijf.

Artikel 2

Onze Minister kan bij regeling bepaalde vormen van bedrijfsmatige teelt van boomkwekerijgewassen, behorende tot door hem aangewezen geslachten en soorten, die vatbaar zijn voor aantasting door bacterievuur in het gehele land of gedeelten daarvan verbieden of aan voorwaarden verbinden.

Artikel 3

  • 1 Onze Minister kan bij regeling het opplanten, bewaren en vervoeren van planten, behorende tot door hem aangewezen geslachten en soorten verbieden in door hem aangewezen gebieden.

  • 2 Krachtens het vorige lid kunnen slechts worden aangewezen:

    • a. geslachten en soorten die vatbaar zijn voor aantasting door bacterievuur;

    • b. gebieden die van bijzondere betekenis zijn voor de bedrijfsmatige teelt van boomkwekerijgewassen en in bijzondere gevallen gebieden waarbinnen een opplantverbod van bijzondere betekenis is voor een doelmatige bestrijding van bacterievuur.

  • 3 Onze Minister kan bepalen dat onder door hem te stellen voorwaarden het in het eerste lid bedoelde verbod geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is op door hem aangewezen vormen van bedrijfsmatige teelt alsmede op het bewaren en vervoeren ten behoeve van een zodanige teelt, dan wel op de teelt in een gebied van bijzondere landschappelijke waarde.

Artikel 4

Onze Minister kan bij regeling gebruiksgerechtigden van terreinen gelegen in de krachtens artikel 3 aangewezen gebieden, verplichten de daarbij omschreven onderhoudsmaatregelen ter wering en bestrijding van bacterievuur te treffen ten aanzien van zich daarop bevindende planten van door hem daarbij aangewezen geslachten en soorten op de daarbij voorgeschreven wijze.

Artikel 8

De gebruiksgerechtigde van een terrein, waarop door de de ambtenaar, bedoeld in artikel 10 van de Plantenziektenwet, aantasting van planten door bacterievuur is waargenomen, en van in de onmiddellijke omgeving daarvan gelegen terreinen, is verplicht overeenkomstig de hem door Onze Minister gedane aanzegging, op de daarbij voorgeschreven wijze en binnen de daarbij gestelde termijn ten aanzien van in die aanzegging aangewezen planten een of meer van de volgende maatregelen te treffen:

  • a. het geheel of gedeeltelijk verwijderen en vernietigen van de aangewezen planten;

  • b. het behandelen van aangewezen planten;

  • c. het doden van overblijvende stobben met een worteldodend middel van de aangewezen planten op terreinen waarop een maatregel als bedoeld onder a is getroffen en voor zover het betreft planten in niet bedrijfsmatige teelt en voor zover bepaalde daartoe door Onze Minister aan te wijzen planten zich niet bevinden op een terrein welke is gelegen in een gebied van bijzondere landschappelijke waarde;

  • d. het verwijderen en vernietigen van nabloei bij planten van peer en appel, voor het opengaan van de bloemen.

Artikel 9

  • 1 Onze Minister kan van het in de artikelen 2, 3 en 4 bepaalde vrijstelling of ontheffing verlenen.

  • 2 Aan een vrijstelling of ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kunnen onder beperkingen worden verleend.

Artikel 10

  • 1 Het Besluit bestrijding bacterievuur (Stb. 1967, 385) wordt ingetrokken.

  • 2 Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit bestrijding bacterievuur 1983.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage , 7 december 1983

Beatrix

De Staatssecretaris van Landbouw en Visserij,

A. Ploeg

Uitgegeven de dertigste december 1983

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes