In dit besluit wordt verstaan onder:
"Onze minister": Onze minister van onderwijs en wetenschappen;
"de wet": de Wet op het voortgezet onderwijs;
"de regelings- en invoeringswet": de Wet van 14 oktober 1982, houdende wijziging van
de Wet op het voortgezet onderwijs, houdende regeling en invoering van de opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs;
"opleidingsschool voor kleuterleidsters": een opleidingsschool voor kleuterleidsters,
die volgens de bepalingen van artikel III van de regelings- en invoeringswet overgaat
in een opleidingsschool voor leraren basisonderwijs, daaronder in voorkomend geval
mede begrepen de aan de school verbonden eenjarige dagopleiding voor kleuterleidsters
A;
"opleidingsschool voor onderwijzers": een opleidingsschool voor onderwijzers, die
volgens de bepalingen van artikel III van de regelings- en invoeringswet overgaat
in een opleidingsschool voor leraren basisonderwijs, daaronder in voorkomend geval
mede begrepen de aan de school verbonden afdeling voor hoger algemeen voortgezet onderwijs
dan wel het resterende tweede leerjaar van die afdeling;
"scholengemeenschap": een scholengemeenschap van een opleidingsschool voor kleuterleidsters
en een opleidingsschool voor onderwijzers;
"opleidingsschool voor leraren basisonderwijs": een opleidingsschool voor leraren
basisonderwijs, als bedoeld in artikel III van de regelings- en invoeringswet, daaronder
mede begrepen de resterende hogere leerjaren van de opleidingsschool voor kleuterleidsters,
de opleidingsschool voor onderwijzers of de scholengemeenschap waaruit zij voortkomt;
"personeel": het personeel, bedoeld in artikel 38 van de wet;
"formatie": het aantal leseenheden, taakeenheden, diensteenheden en overige eenheden,
waarvoor krachtens de wettelijke voorschriften aanspraak op vergoeding door het Rijk
bestaat, daaronder mede begrepen de formatieplaatsen voor het niet onderwijzend personeel.