Besluit van 26 april 1984, tot vaststelling van het Besluit verfijningen algemene
uitkering 1984
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, gedaan mede namens Onze Minister
van Binnenlandse Zaken van 11 oktober 1982, nr. 482-5945 en van de Staatssecretaris
van Financiën, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 9
januari 1984, nr. 484-85;
Gelet op de artikelen 11 en 59 van de Financiële-Verhoudingswet 1984 (Stb. 1983, 650);
Gezien de adviezen van de Raad voor de gemeentefinanciën van 1 september 1982, nr.
336 Rgf 178/23, van 6 december 1982, nr. 430 Rgf 178/35, van 28 november 1983, nr.
8325 Rgf 178/84 en van 28 februari 1984, nr. 495 Rgf 224/3 en van de provinciale besturen
van 15 november 1982, nr. 18 en van 23 januari 1984, nr. 1984/2;
De Raad van State gehoord (adviezen van 10 december 1982, nr. 2541/2542/2543/2544/11/8249
en van 8 maart 1984, No. W06.84.0008/07.4.09);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën, de Staatssecretaris van
Financiën en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 17 december 1982, nr.
482-7919 en het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën, uitgebracht mede
namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 19 april 1984, nr. 484-855;
Hebben goedgevonden en verstaan: