Besluit vaststelling vergoeding motorrijtuigenbelasting oorlogsgetroffenen

Geraadpleegd op 27-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 18-03-2016 en zichtdatum 26-10-2024.
Geldend van 24-11-1995 t/m heden

Besluit van 20 juni 1984, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur regelende de vergoeding motorrijtuigenbelasting voor oorlogsgetroffenen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 25 mei 1983, Directie Verzetsdeelnemers en Vervolgden, nr. U 3947 II, de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L. de Graaf en de Staatssecretaris van Defensie, W. K. Hoekzema;

Overwegende dat het wenselijk is een regeling te treffen tot compensatie van de motorrijtuigenbelasting ten behoeve van degenen die op 31 maart 1983 vrijstelling van motorrijtuigenbelasting wegens invaliditeit genoten en per gelijke datum in het genot waren van een uitkering of pensioen krachtens de wetten of regelingen voor oorlogsgetroffenen;

Gelet op artikel 89 van de Grondwet;

De Raad van State gehoord (advies van 3 augustus 1983, nr. W 13.83 0325/18.3.30);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 7 juni 1984, Directie Verzetsdeelnemers en Vervolgden, nr. 4277;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder Onze Ministers: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Defensie.

Artikel 2

Aan degene die op 31 maart 1983:

en op 31 maart 1983 op grond van artikel 9, eerste lid, onder e, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 vrijgesteld was van het betalen van motorrijtuigenbelasting, wordt ten laste van het Rijk jaarlijks op diens aanvraag een vergoeding verleend voor de door hem verschuldigde motorrijtuigenbelasting, met dien verstande dat de naheffing, bedoeld in de artikelen 33 tot en met 36 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en de artikelen 20 en 22 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, niet voor vergoeding in aanmerking komt.

Artikel 3

Indien aan de houder van een motorvoertuig vrijstelling van motorrijtuigenbelasting wegens invaliditeit was verleend in verband met het vervoer van de in artikel 2 bedoelde uitkeringsgerechtigde, vindt het bepaalde in artikel 2 overeenkomstige toepassing, indien en voor zover de omstandigheden op grond waarvan de vrijstelling werd verleend, ongewijzigd blijven.

Artikel 4

Bij teruggaaf van motorrijtuigenbelasting als bedoeld in de artikelen 18 en 20 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 aan degene aan wie op grond van artikel 2 of 3 compensatie van de door hem verschuldigde motorrijtuigenbelasting is verleend, valt het terug te geven bedrag toe aan het Rijk.

Artikel 5

Onze Ministers zijn belast met de toepassing en uitvoering van dit besluit. Zij kunnen ter zake nadere regelen en voorwaarden stellen.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 april 1983.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 20 juni 1984

Beatrix

De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

J. P. van der Reijden

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

L. de Graaf

De Staatssecretaris van Defensie,

W. K. Hoekzema

Uitgegeven de tiende augustus 1984

De Minister van Justitie a.i.,

Rietkerk