Wet houdende vaststelling van minimumeisen voor het houden van legkippen

[Regeling vervallen per 01-10-2006.]
Geraadpleegd op 30-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-02-2006 en zichtdatum 26-10-2024.
Geldend van 01-01-1998 t/m 30-09-2006

Wet van 25 juni 1984, houdende vaststelling van minimumeisen voor het houden van legkippen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen omtrent het houden van legkippen en daarbij tevens regelen te stellen omtrent het vervangen van het huidige systeem van legbatterijen door een meer op het welzijn van legkippen gericht huisvestingssysteem;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Landbouw en Visserij;

  • b. legkip: de legrijpe hen van de soort Gallus Gallus die gehouden wordt ten behoeve van de produktie van consumptie-eieren;

  • c. kooi: ruimte bestemd voor het houden van een of meer legkippen;

  • d. kooi-oppervlakte: de oppervlakte van het door de wanden van de kooi of het denkbeeldig verlengde ervan begrensde horizontale vlak dat het vloer- of grondvlak in de kooi op het hoogste punt raakt;

  • e. voederbaklengte: de lengte van de voor een legkip in of vanuit de kooi toegankelijke zijde of zijden van de voederbak.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

  • 1 Met ingang van 1 januari 1985 tot 1 juli 1994 is het houden van één of meer legkippen in een kooi slechts toegestaan indien:

    • a. de kooi-oppervlakte tenminste 425 cm2 per legkip bedraagt;

    • b. de voederbaklengte, in geval de kooi minder dan 100 cm diep is, tenminste 9,6 cm per legkip bedraagt.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder a, mag de kooi-oppervlakte 400 cm2 per legkip bedragen, indien de voederbaklengte tenminste 10 cm per legkip bedraagt.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder a en b, mag de kooi-oppervlakte 400 cm2 per legkip bedragen, indien het betreft kooien die op 1 januari 1985 in gebruik zijn en voor zolang ten genoegen van Onze Minister wordt aangetoond dat die kooien nog geen 10 jaar oud zijn.

  • 4 Onze Minister stelt bij in de Nederlandse Staatscourant bekend te maken beschikking regelen omtrent de wijze waarop dient te worden aangetoond dat een kooi nog geen 10 jaar oud is.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

  • 1 Tenzij het bepaalde in de laatste volzin van het vierde lid toepassing vindt, is het vanaf 1 juli 1994 verboden om één of meer legkippen te houden in strijd met de bij algemene maatregel van bestuur vóór 1 januari 1990 te geven voorschriften omtrent het houden van legkippen.

  • 2 De krachtens het eerste lid gegeven voorschriften kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • - kooi-afmetingen en -uitvoeringen;

    • - de vormgeving van kooien;

    • - de aard van de wanden en van het vloer- of grondoppervlak van kooien;

    • - de lichtdoorlatende oppervlakte van kooien en stallen waarin kooien staan opgesteld;

    • - de temperatuur en de ventilatie in kooien;

    • - de bezettingsdichtheid in kooien;

    • - de aanwezigheid van zitstokken en legnesten;

    • - de voeder- en drinkbaklengte.

  • 3 Een krachtens het eerste lid vastgestelde maatregel wordt aan de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt in werking met ingang van een door Ons, met inachtneming van het eerste lid, te bepalen tijdstip, dat niet eerder gelegen zal zijn dan nadat dertig dagen na de overlegging zijn verstreken, indien gedurende die termijn niet door of namens één der Kamers of door tenminste één vijfde van het grondwettelijk aantal leden van één der Kamers de wens wordt te kennen gegeven, dat de inwerkingtreding van de maatregel bij de wet zal worden geregeld. Indien zodanige wens te kennen is gegeven, dienen Wij zo spoedig mogelijk een desbetreffend wetsontwerp in.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

  • 1 De krachtens artikel 3, eerste lid, gegeven voorschriften zijn niet van toepassing op het houden van legkippen in op 1 juli 1994 in gebruik zijnde kooien, voor zolang ten genoegen van Onze Minister wordt aangetoond dat die kooien nog geen 10 jaar oud zijn en voor zover:

    • a. de kooi-oppervlakte per legkip tenminste een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen omvang heeft;

    • b. de kooi voldoet aan andere eisen welke bij algemene maatregel van bestuur kunnen worden vastgesteld.

  • 2 De in het eerste lid, onder a, bedoelde omvang wordt zodanig vastgesteld dat degenen die legkippen houden met gebruikmaking van de in het eerste lid bedoelde overgangsbepaling geen gunstiger concurrentievoorwaarden genieten dan degenen die legkippen houden met inachtneming van de krachtens artikel 3, eerste lid, gegeven voorschriften.

  • 3 Onze Minister stelt bij in de Staatscourant bekend te maken beschikking regelen omtrent de wijze waarop dient te worden aangetoond dat een kooi nog geen 10 jaar oud is.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in artikel 2 en in het eerste lid van het onderhavige artikel, zijn de aldaar gegeven voorschriften slechts van toepassing tot de inwerkingtreding van stringentere voorschriften dienaangaande gegeven bij of krachtens enige andere wet.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 2 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-10-2006]

  • 1 Deze wet kan worden aangehaald als: Wet houdende vaststelling van minimumeisen voor het houden van legkippen.

  • 2 Zij treedt in werking met ingang van 1 juli 1984.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 25 juni 1984

Beatrix

De Staatssecretaris van Landbouw en Visserij,

A. Ploeg

Uitgegeven de negenentwintigste juni 1984

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes