Wet op de stads- en dorpsvernieuwing

[Regeling vervallen per 01-07-2008.]
Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 04-12-2002 en zichtdatum 13-01-2006.
Geldend van 01-12-2000 t/m 31-12-2002

Wet van 5 september 1984, houdende regelen ter bevordering van de stads- en dorpsvernieuwing

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is bij de wet enige regelen te stellen ter bevordering van de stads- en dorpsvernieuwing;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 In deze wet wordt onder stads- en dorpsvernieuwing verstaan de stelselmatige inspanning zowel op stedebouwkundig als op sociaal, economisch, cultureel en milieuhygiënisch gebied, gericht op behoud, herstel, verbetering, herindeling of sanering van bebouwde gedeelten van het gemeentelijk grondgebied.

  • 2 Waar hierna in deze wet wordt gesproken van stadsvernieuwing, al dan niet in verbinding met andere zelfstandige naamwoorden, wordt voor zover van toepassing dorpsvernieuwing daaronder mede begrepen.

  • 3 Voorts wordt in deze wet verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

    • b. gebouw, bouwen, bouwvergunning, verbeteren en slopen: hetgeen daaronder in de Woningwet wordt verstaan.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

De in deze wet voorziene algemene maatregelen van bestuur treden niet eerder in werking dan twee maanden na de dagtekening van het Staatsblad, waarin de desbetreffende besluiten zijn geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld aan de Staten-Generaal mededeling gedaan.

Hoofdstuk II. Het regeringsbeleid inzake de stadsvernieuwing

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Onze Minister verricht het nodige ter voorbereiding van de bepaling van het regeringsbeleid inzake de stadsvernieuwing. Hij draagt ervoor zorg dat het beleid van Onze onderscheidene Ministers op het gebied van de stadsvernieuwing een samenhangend geheel vormt.

  • 2 Ter uitvoering van het eerste lid doet Onze Minister jaarlijks ter gelegenheid van de aanbieding van de Rijksbegroting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal toekomen:

    • a. een overzicht van de op stadsvernieuwing betrekking hebbende posten in de onderscheidene hoofdstukken van de Rijksbegroting, vergezeld door een overzicht van de aard en omvang van de behoefte aan stadsvernieuwing en van de ter bevordering van voorziening in deze behoefte van rijkswege te nemen maatregelen;

    • b. een voor het desbetreffende begrotingsjaar bijgesteld programma van in de komende vijf jaren door de Regering te ontplooien activiteiten ten behoeve van de stadsvernieuwing en van van rijkswege voor de stadsvernieuwing ten laste van de onderscheidene hoofdstukken van de rijksbegroting ter beschikking te stellen bijdragen, vergezeld door een verslag van het door de regering gevoerde beleid en van de voortgang van de stadsvernieuwing;

    • c. een voor het desbetreffende begrotingsjaar bijgestelde raming van de kosten, verbonden aan de uitvoering van het onder b bedoelde programma.

Hoofdstuk III. Het beleid der provincie

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Gedeputeerde Staten bevorderen de coördinatie tussen de stadsvernieuwing en de regionale ontwikkeling van de provincie.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in artikel 53 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is er ten behoeve van het overleg en de advisering over zaken betreffende de stadsvernieuwing in elke provincie een provinciale stadsvernieuwingscommissie. In deze commissie hebben vertegenwoordigers in de provincie van bij stadsvernieuwing betrokken rijksdiensten in elk geval zitting.

Hoofdstuk IV. Gemeentelijke stadsvernieuwingsmaatregelen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Afdeling 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 De gemeenteraad kan voor een bepaald gedeelte of voor bepaalde gedeelten van het gemeentelijk grondgebied, die daarvoor naar zijn mening in aanmerking komen:

    • a. een leefmilieuverordening vaststellen, zulks overeenkomstig hetgeen dienaangaande is bepaald in de afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk;

    • b. een stadsvernieuwingsplan vaststellen, zulks overeenkomstig hetgeen dienaangaande is bepaald in de afdelingen 2 en 4 van dit hoofdstuk.

  • 2 Het bepaalde in dit artikel laat de bevoegdheid van de gemeenteraad om overeenkomstig andere wettelijke voorschriften maatregelen in het belang van de stadsvernieuwing te nemen onverlet. Evenmin beperkt het de mogelijkheid om in datzelfde belang langs andere weg te komen tot uitvoering van werken en werkzaamheden ter verbetering van woningen, andere gebouwen en derzelver omgeving.

Afdeling 2. Het betrekken van de bevolking bij gemeentelijke stadsvernieuwingsmaatregelen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Het gemeentebestuur betrekt de ingezetenen van de gemeente en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het beleid inzake de stadsvernieuwing, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde verordening.

Afdeling 3. Leefmilieuverordening

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Een leefmilieuverordening strekt tot wering van dreigende en tot stuiting van reeds ingetreden achteruitgang van de woon- en werkomstandigheden in en het uiterlijk aanzien van het bij die verordening aangewezen gebied of de daarbij aangewezen gebieden.

  • 2 Voor een aanwijzing, als in het eerste lid bedoeld, komen slechts in aanmerking gebieden, welke in hoofdzaak worden gebezigd voor bewoning, het midden- en kleinbedrijf of kantoren of voor een samenstel van twee of meer van deze doeleinden.

  • 3 Bij een leefmilieuverordening kunnen uitsluitend ter verwezenlijking van het in het eerste lid vermelde doel voorschriften worden gegeven zowel ten aanzien van op te richten of door verbouwing tot stand te brengen bouwwerken en de toelaatbaarheid van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden als ten aanzien van het gebruik van gronden en opstallen.

  • 4 De verordening behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 2 Het ontwerp voor een leefmilieuverordening ligt gedurende vier weken voor een ieder ter inzage, gedurende welke termijn een ieder schriftelijk bij de gemeenteraad zijn zienswijze over het ontwerp kenbaar kan maken. De kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt tevens in de Staatscourant geplaatst.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Zij die tijdig hun zienswijze kenbaar hebben gemaakt worden in de gelegenheid gesteld deze tegenover de gemeenteraad nader toe te lichten.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

De gemeenteraad beslist binnen twaalf weken na afloop van de in artikel 10, tweede lid, genoemde termijn omtrent de vaststelling van de leefmilieuverordening.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Een leefmilieuverordening, die afwijkt van de ontwerp-verordening, zoals deze ter inzage heeft gelegen, ligt gedurende vier weken ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage. De tervisielegging geschiedt zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen vier weken na de dagtekening van het raadsbesluit. De nederlegging wordt bekendgemaakt op de wijze, in artikel 10, tweede lid, aangegeven. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het kenbaar maken van zienswijzen.

  • 2 Een ieder, die bedenkingen heeft tegen wijzigingen, welke bij de vaststelling van de verordening in het ontwerp zijn aangebracht, kan gedurende de in het eerste lid genoemde termijn van terinzageligging bij Gedeputeerde Staten zijn zienswijze over de verordening kenbaar maken.

  • 3 Zij die tijdig hetzij bij de gemeenteraad, hetzij bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze hebben kenbaar gemaakt, worden in de gelegenheid gesteld deze tegenover Gedeputeerde Staten nader toe te lichten.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 De leefmilieuverordening wordt na vaststelling zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen vier weken na de dagtekening van het raadsbesluit aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten onderworpen.

  • 2 Indien artikel 13, eerste lid, toepassing heeft gevonden, wordt het besluit omtrent goedkeuring binnen dertien weken na afloop van de in dat lid genoemde termijn van terinzagelegging bekendgemaakt. Alvorens te besluiten horen gedeputeerde staten de provinciale stadsvernieuwingscommissie en zo nodig de provinciale planologische commissie. Artikel 10:31, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing. De goedkeuring kan worden onthouden indien de ingediende bedenkingen daartoe aanleiding geven dan wel wegens strijd met het belang van de stadsvernieuwing.

  • 3 Van het besluit omtrent goedkeuring wordt door toezending van een afschrift mededeling gedaan aan de provinciale stadsvernieuwingscommissie en zo nodig de provinciale planologische commissie.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

De verordening wordt bekendgemaakt binnen vier weken na de dag waarop het besluit tot goedkeuring is bekendgemaakt dan wel het besluit tot goedkeuring ingevolge artikel 10:31, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geacht wordt te zijn genomen. Hiervan wordt mededeling gedaan aan gedeputeerde staten.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Planologische maatregelen welke gelden in een gebied waarvoor een leefmilieuverordening tot stand is gekomen, blijven - behoudens intrekking - van kracht voorzover zij niet met die verordening in strijd zijn.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 44 van de Woningwet moet de bouwvergunning eveneens worden geweigerd, indien het bouwwerk, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd zou zijn met bepalingen van een leefmilieuverordening.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in artikel 44 van de Woningwet kan de bouwvergunning geweigerd worden indien burgemeester en wethouders toepassing hebben gegeven aan het bepaalde in artikel 26, doch geen bankgarantie is verleend.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 50, eerste lid, en 51, eerste lid, van de Woningwet houden burgemeester en wethouders de beschikking eveneens aan, indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en voor het gebied, waarin het bouwwerk zal worden uitgevoerd, voordat de aanvraag is binnengekomen, een ontwerp voor een leefmilieuverordening of voor een herziening daarvan ter inzage is gelegd dan wel een zodanige verordening of een herziening daarvan is vastgesteld.

  • 2 De aanhouding duurt totdat de termijnen bedoeld in de artikelen 12 of 14, tweede lid, zijn overschreden of omtrent de goedkeuring van de verordening of de herziening daarvan onherroepelijk is beslist.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Indien en voorzover blijkt, dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een leefmilieuverordening schade lijdt of zal lijden, is artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 In gebieden, waarvoor een leefmilieuverordening geldt is het verboden te slopen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning).

  • 2 Geen sloopvergunning krachtens deze wet is vereist voor het slopen:

  • 3 In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, kan de gemeenteraad bij de leefmilieuverordening bepalen, dat het verbod om zonder vergunning te slopen slechts van toepassing is in bepaalde gedeelten van de in dit artikel bedoelde gebieden.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 De sloopvergunning mag worden geweigerd, indien bouwvergunning kan worden verleend voor een in plaats van het te slopen bouwwerk op te richten bouwwerk, doch deze vergunning nog niet is aangevraagd.

  • 2 De sloopvergunning moet worden geweigerd, indien vergunning voor het slopen van het bouwwerk ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze vergunning niet is verleend.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 2 In afwijking van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders de beslissing aanhouden, indien voor een in plaats van het te slopen bouwwerk op te richten bouwwerk bouwvergunning is aangevraagd, doch op de aanvrage nog niet is beslist.

  • 3 De aanhouding duurt totdat onherroepelijk op de aanvrage om bouwvergunning, bedoeld in het tweede lid, is beslist.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Voor een gebied waarvoor een leefmilieuverordening geldt, worden door de gemeenteraad voorschriften gegeven omtrent:

  • a. de inrichting van aanvragen om sloopvergunning;

  • b. de overdraagbaarheid van deze vergunning.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

De artikelen 20-24 zijn van overeenkomstige toepassing op die delen van de gemeente waarvoor een ontwerp voor een leefmilieuverordening ter inzage is gelegd of een zodanige verordening is vastgesteld, met dien verstande echter, dat het verbod om zonder vergunning te slopen van rechtswege vervalt, indien de termijn bedoeld in artikel 12 is overschreden dan wel Gedeputeerde Staten goedkeuring aan de verordening hebben onthouden.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Het verlenen van een bouwvergunning voor een bouwwerk, dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen een gebied, waar het op grond van artikel 20 dan wel 25 verboden is om zonder vergunning te slopen en dat sloping van een bestaand bouwwerk zou medebrengen, kan afhankelijk worden gesteld van een bankgarantie ten bedrage van ten hoogste eenvijfde gedeelte van de door burgemeester en wethouders geschatte bouwkosten.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 59, eerste lid, onder c, van de Woningwet kunnen burgemeester en wethouders in een bouwvergunning als bedoeld in artikel 26 een termijn opnemen waarbinnen met de werkzaamheden moet begonnen zijn. Deze termijn mag niet korter zijn dan twaalf weken na de dagtekening van de vergunning. Burgemeester en wethouders kunnen deze termijn op verzoek van de vergunninghouder verlengen.

  • 2 De bankgarantie bedoeld in artikel 26 eindigt in elk geval op het tijdstip waarop metterdaad met de bouw is begonnen.

  • 3 Indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn of verlengde termijn niet met de werkzaamheden is begonnen, kunnen burgemeester en wethouders het bedrag, waarvoor de garantie is gesteld, aan de gemeente doen uitbetalen; tevens kunnen zij de bouwvergunning intrekken.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

De eigenaar van grond of de rechthebbende op een beperkt recht waaraan grond is onderworpen, die geheel of gedeeltelijk is gelegen in een gebied, waar het op grond van artikel 20 dan wel 25 verboden is zonder vergunning te slopen en waarop door zijn toedoen zonder vergunning een bouwwerk is gesloopt, is, indien bouwvergunning kan worden verleend voor een in de plaats van het gesloopte bouwwerk op te richten bouwwerk, verplicht deze vergunning binnen zes maanden na de sloop aan te vragen. Burgemeester en wethouders kunnen deze termijn op verzoek van de eigenaar verlengen. Artikel 27, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 De gemeenteraad kan besluiten in een gebied, waarvoor een leefmilieuverordening geldt tijdelijk, in het besluit nader omschreven voorzieningen te treffen met het oog op de verbetering van de woon- en werkomstandigheden in of het uiterlijk aanzien van dat gebied.

  • 2 De voorzieningen bedoeld in het eerste lid, worden alleen getroffen op grond, welke onmiddellijk vóórdien reeds gedurende enige tijd niet of niet noemenswaard voor een bepaald doeleinde in gebruik was. Werken en werkzaamheden ten behoeve van deze voorzieningen worden niet uitgevoerd alvorens over de inhoud en vormgeving daarvan met de direct betrokkenen in het gebied overleg is gepleegd.

  • 3 Rechthebbenden ten aanzien van gronden alwaar voorzieningen als bedoeld worden getroffen, moeten, voorzover ter zake met de gemeente geen overeenstemming is bereikt, de uitvoering alsmede het in stand blijven daarvan gedogen. Indien zij dientengevolge schade lijden wordt deze desverzocht door de kantonrechter - met inachtneming van het bedrag, dat in geval van huur en verhuur redelijkerwijs als huurprijs zou zijn verschuldigd - vastgesteld en vervolgens door de gemeente vergoed.

  • 4 Indien de rechthebbende ten aanzien van grond, waarop voorzieningen zijn getroffen daarop een bouwwerk wil oprichten, dat niet in strijd is met de ter plaatse geldende bouwvoorschriften, of die grond in gebruik wil nemen voor enig doeleinde, waartegen de leefmilieuverordening noch een ander wettelijk voorschrift zich verzet, worden de voorzieningen van gemeentewege ongedaan gemaakt.

  • 5 De voorzieningen worden eveneens onverwijld van gemeentewege ongedaan gemaakt, indien de rechthebbende ten aanzien van de grond zulks, nadat de leefmilieuverordening heeft opgehouden te gelden, aan burgemeester en wethouders verzoekt.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Een leefmilieuverordening geldt voor een daarbij te stellen termijn van ten hoogste vijf jaar. Het besluit tot verlenging behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.

  • 2 Ten aanzien van de herziening en intrekking van een leefmilieuverordening zijn de artikelen 10–15 van overeenkomstige toepassing

Afdeling 4. Stadsvernieuwingsplan

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Een stadsvernieuwingsplan strekt tot behoud, herstel, verbetering, herindeling of sanering van het daarin begrepen gebied. Het wordt voor de toepassing van deze en andere wetten gelijkgesteld met een bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. De hoofdstukken IV, V, VII en VIII van de Wet op de Ruimtelijke Ordening alsmede hoofdstuk IV van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in de hoofdstukken IV en V van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in plaats van "de provinciale planologische commissie" telkenmale wordt gelezen: de provinciale stadsvernieuwingscommissie en zo nodig de provinciale planologische commissie.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Bij een stadsvernieuwingsplan kunnen gebieden worden aangewezen, waarbinnen de woningen en andere gebouwen, alsmede bouwwerken, niet zijnde gebouwen, voor het merendeel uit het oogpunt van woongerief, gebruiksmogelijkheden of anderszins niet of niet meer aan de daaraan te stellen eisen voldoen en hetzij door middel van verbetering, verbouwing, samenvoeging of op andere wijze dienen te worden gemoderniseerd, hetzij door gelijksoortige bebouwing van gelijke of nagenoeg gelijke bouwmassa dienen te worden vervangen.

  • 2 Zolang de binnen een ingevolge het eerste lid aangewezen gebied gelegen woningen en andere gebouwen, alsmede bouwwerken, niet zijnde gebouwen, niet zijn gemoderniseerd, dan wel vervangen, wordt het gebruik daarvan geacht af te wijken van het plan.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Een stadsvernieuwingsplan gaat vergezeld van een uitvoeringsschema. Dit geeft aan:

    • a. de volgorde, waarin aan de verschillende onderdelen van het plan naar het oordeel van het gemeentebestuur uitvoering zou moeten worden gegeven;

    • b. het tijdstip, waarop naar het oordeel van het gemeentebestuur de uitvoering van het plan of van onderdelen daarvan uiterlijk zou moeten zijn voltooid;

    • c. de termijn, waarbinnen het gemeentebestuur ernaar streeft dat de bestemming zal worden verwezenlijkt van gronden, die bij het plan zijn aangewezen voor doeleinden van openbaar nut;

    • d. de raming van de kosten, welke de uitvoering van het plan, naar tijdsvolgorde onderscheiden, zal medebrengen en van de opbrengsten, die daarmede zullen worden verkregen, alsmede de wijze waarop in de dekking van een eventueel tekort zal worden voorzien en voorts een overzicht van de te verwachten financiële tekorten die mochten ontstaan door de uitvoering van maatregelen, die als gevolg van het plan buiten het plangebied zullen worden uitgevoerd;

    • e. de wijze, waarop het gemeentebestuur voornemens is de bevolking bij de uitvoering van het plan of van onderdelen daarvan te betrekken;

    • f. de wijze, waarop het gemeentebestuur zich voorstelt om gedurende de uitvoering van het plan de belangen van personen of groepen, die doordat zij hun woning of ander gebouw tijdelijk niet kunnen gebruiken of anderszins door die uitvoering worden getroffen, te behartigen;

    • g. de wijze, waarop het gemeentebestuur zich voorstelt, zo nodig, van gemeentewege te voorzien in de huisvesting van hen, die ten gevolge van de uitvoering van het plan niet in hun oorspronkelijke woongelegenheid kunnen terugkeren alsmede de wijze, waarop het gemeentebestuur zich voorstelt, in vergelijkbaar geval het bedrijfsleven hulp en zo nodig geldelijke steun te bieden bij het vinden, respectievelijk innemen van een vestigingsplaats elders;

    • h. welke andere maatregelen ten behoeve van de uitvoering van het plan, onder meer op het gebied van het specifieke welzijn en op economisch en milieuhygiënisch gebied, het gemeentebestuur zich voorstelt, dat van gemeentewege of door anderen met instemming van de gemeente zullen worden genomen.

  • 2 Het uitvoeringsschema bevat voorts een beschrijving van de in het plan begrepen, voor modernisering of vervanging in aanmerking komende gebouwen, en geeft ten aanzien daarvan in elk geval aan de voornemens van het gemeentebestuur ten aanzien van:

    • a. de aard van de modernisering of de vervanging onderscheiden naar de soort van gebouwen of groepen van gebouwen;

    • b. de volgorde van de modernisering of de vervanging naar gelang de dringendheid daarvan;

    • c. de mate en de volgorde waarin voorzieningen ter verbetering van de omgeving van gemeentewege zullen worden getroffen.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Bij een stadsvernieuwingsplan kan worden bepaald, dat burgemeester en wethouders volgens bij het plan te geven regelen het uitvoeringsschema of een of meer gedeelten daarvan vaststellen. Tevens kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders volgens bij het plan te geven regelen het door hen vastgestelde uitvoeringsschema of gedeelte van het uitvoeringsschema kunnen wijzigen.

  • 2 Burgemeester en wethouders oefenen de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden zoveel mogelijk uit na overleg met de belanghebbenden.

  • 3 Een door burgemeester en wethouders vastgesteld of gewijzigd uitvoeringsschema of gedeelte daarvan wordt zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen vier weken na de vaststelling aan Gedeputeerde Staten meegedeeld. Tegelijk met deze mededeling wordt het voor een ieder ter inzage gelegd. Artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, wordt tevens in de Staatscourant gedaan.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

In een stadsvernieuwingsplan begrepen grond waarvan het gebruik afwijkt van het plan wordt geacht te zijn aangewezen ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

In het gebied, dat is begrepen in een stadsvernieuwingsplan is het verboden te slopen zonder vergunning van burgemeester en wethouders. De artikelen 20-28 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

De gemeenteraad kan voor het in een stadsvernieuwingsplan begrepen gebied een overeenkomstig besluit nemen als bedoeld in artikel 29. De leden 1-4 van genoemd artikel zijn van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 5. Nadere voorschriften

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 38

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven zowel omtrent de voorbereiding en de inhoud van een leefmilieuverordening als omtrent de voorbereiding, de vormgeving en de inrichting van stadsvernieuwingsplannen met inbegrip van het in artikel 33 bedoelde uitvoeringsschema.

Hoofdstuk V

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Hoofdstuk VI. Dwang- en strafbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 44

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Indien toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen leidt tot sloping van bouwwerken, worden overblijvende materialen in het openbaar verkocht, tenzij, naar redelijke verwachtingen, bij onderhandse verkoop een hogere opbrengst kan worden verkregen. De opbrengst wordt, na aftrek van de kosten van sloping en verkoop, aan de rechthebbende uitgekeerd.

Artikel 46

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Overtreding van artikel 20 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel 47

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Overtreding van bepalingen, die ter uitvoering van deze wet zijn vastgesteld, wordt, voor zover de overtreding van die bepalingen uitdrukkelijk als strafbaar feit is aangeduid, gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

  • 2 Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan de rechter hechtenis of geldboete tot het dubbele van het voor elke overtreding gestelde maximum uitspreken.

Artikel 48

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

De in de artikelen 46 en 47 bedoelde strafbare feiten worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 49

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 3 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 50

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Bij het opsporen van een strafbaar feit als bedoeld in de artikelen 46 en 47, hebben de in artikel 49 bedoelde ambtenaren toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Hoofdstuk VII. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Afdeling 1. Overgangsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 51

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 In afwijking in zoverre van deze wet kunnen Gedeputeerde Staten op verzoek van de gemeenteraad een vóór de inwerkingtreding van deze wet onherroepelijk goedgekeurd bestemmingsplan, dat strekt tot behoud, herstel, verbetering, herindeling of sanering van het daarin begrepen gebied, gelijkstellen met een stadsvernieuwingsplan.

  • 2 Gelijke bevoegdheid komt Gedeputeerde Staten toe met betrekking tot een bestemmingsplan, als in het eerste lid bedoeld, waarvan het ontwerp vóór de inwerkingtreding van deze wet ter inzage is gelegd, doch dat eerst ná die inwerkingtreding van kracht is geworden.

  • 3 Gedeputeerde Staten beslissen binnen drie maanden na de dag, waarop zij het verzoek hebben ontvangen. Alvorens te beslissen, horen zij de provinciale stadsvernieuwingscommissie en zo nodig de provinciale planologische commissie. Zij worden geacht het verzoek te hebben ingewilligd indien zij binnen de genoemde termijn geen beslissing aan de gemeenteraad hebben toegezonden.

  • 4 Gedeputeerde staten maken hun besluit zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen vier weken na dagtekening daarvan bekend aan de gemeenteraad. Tegen een afwijzend besluit van gedeputeerde staten kan de gemeenteraad beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  • 5 Gedeputeerde Staten kunnen voorts, in afwijking in zoverre van deze wet, bij hun beslissing omtrent goedkeuring een bestemmingsplan, dat strekt tot behoud, herstel, verbetering, herindeling of sanering van het daarin begrepen gebied, waarvan het ontwerp vóór de inwerkingtreding van deze wet ter inzage is gelegd, gelijkstellen met een stadsvernieuwingsplan.

Artikel 52

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Zolang geen uitvoering is gegeven aan het bepaalde in artikel 24 zijn met betrekking tot de inrichting van aanvragen om en de overdraagbaarheid van sloopvergunning de overeenkomstige bepalingen uit de bouwverordening betreffende bouwvergunningen van toepassing.

Afdeling 2. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Artikel 54

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

Indien de bekendmaking van beschikkingen op grond van deze wet niet kan geschieden op de wijze als voorzien in artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, geschiedt zij door openbare bekendmaking op het perceel waarop de beschikking betrekking heeft.

Artikel 55

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast:

    • a. in een gemeente: de burgemeester en de door hem aan te wijzen personen;

    • b. in een provincie: de bij besluit van de commissaris van de Koning aan te wijzen personen.

  • 2 De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 55a

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Met het toezicht op de uitvoering van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast:

    • a. in het gehele rijk: de bij besluit van Onze Minister aan te wijzen rijksambtenaren;

    • b. in een provincie: de bij besluit van de commissaris van de Koning aan te wijzen personen.

Artikel 56

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 57

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 58

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 59

[Regeling vervallen per 01-07-2008]

  • 1 Deze wet kan worden aangehaald als Wet op de stads- en dorpsvernieuwing.

  • 2 Zij treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip, dat voor verschillende onderdelen van deze wet verschillend kan zijn.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 5 september 1984

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

G. Ph. Brokx

Uitgegeven de veertiende september 1984

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes