Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing

[Regeling vervallen per 10-03-2012.]
Geraadpleegd op 21-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 22-06-2006 en zichtdatum 22-06-2006.
Geldend van 08-03-2006 t/m 09-03-2012

Besluit van 24 oktober 1984, tot uitvoering van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 juli 1984, no. MJZ 2374020, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 4, derde en vierde lid, 39, derde, vierde en zevende lid, 40, tweede lid, 42, 43 en 53 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing (Stb. 1984, 406);

De Raad van State gehoord, advies van 17 oktober 1984, no. W 08.84.0399/14.4.42;

Gezien het nader rapport van voornoemde Staatssecretaris van 22 oktober 1984, no. MJZ 2204037, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 10-03-2012]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 10-03-2012]

In dit besluit wordt verstaan onder:

de wet: de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing;

Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Hoofdstuk 5. Regelen omtrent het sparen in stadsvernieuwingsfondsen

[Regeling vervallen per 10-03-2012]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 10-03-2012]

  • 1 Een stadsvernieuwingsfonds mag, behoudens op een daartoe strekkend verzoek van burgemeester en wethouders of Gedeputeerde Staten door Onze Minister met toepassing van de wet verleende vrijstelling, ten hoogste een bedrag bevatten, gelijk aan vier maal het bedrag van de krachtens de wet aan de gemeente of provincie uitgekeerde jaarlijkse bijdrage.

  • 2 De stand van het stadsvernieuwingsfonds aan het einde van het kalenderjaar en het bedrag van de over datzelfde kalenderjaar krachtens de wet aan de gemeente of provincie uitgekeerde jaarlijkse bijdrage, vermeerderd met de bedragen van de betrokken bijdragen over de drie onmiddellijk daaraan voorafgaande kalenderjaren, zijn bepalend bij de vaststelling of het in het eerste lid gestelde maximum wordt overschreden.

  • 3 Indien en zodra Onze Minister van oordeel is of vermoedt, dat het in het eerste lid gestelde maximum wordt overschreden, stelt hij het college van burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten in de gelegenheid binnen een door hem te bepalen termijn op de door hem te bepalen wijze nadere inlichtingen te verstrekken en een zienswijze naar voren te brengen over verlaging of stopzetting van de jaarlijkse bijdrage.

  • 4 Onze Minister maakt zijn besluit omtrent verlaging of stopzetting van de jaarlijkse bijdrage bekend binnen vier weken nadat het betrokken bestuur gevolg heeft gegeven aan het derde lid, of, indien dat bestuur niet binnen de krachtens dat lid gestelde termijn gevolg geeft aan dat lid, binnen vier weken na het verloop van die termijn. Het besluit wordt van kracht op 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op dat waarin het besluit is genomen.

  • 5 Onze Minister kan een besluit tot verlaging of stopzetting van de jaarlijkse bijdrage intrekken na een daartoe strekkend verzoek van het college van burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten. De intrekking wordt van kracht op 1 januari van een door Onze Minister daarbij te bepalen kalenderjaar.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 10-03-2012]

Indien burgemeester en wethouders of Gedeputeerde Staten een verzoek hebben ingediend tot het verlenen van een vrijstelling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, stelt Onze Minister het college van burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten in de gelegenheid binnen een door hem te bepalen termijn op de door hem te bepalen wijze nadere inlichtingen te verstrekken. Artikel 7, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 10-03-2012]

De middelen die ingevolge besluiten tot verlaging of stopzetting van een jaarlijkse bijdrage beschikbaar komen bij het Rijk, worden toegevoegd aan de jaarlijkse bijdragen voor de door die besluiten niet getroffen gemeenten en provincies, waarbij het percentage wordt toegepast dat ingevolge artikel 4, zoals dat luidde op 31 december 1999, laatstelijk voor die toevoeging is toegepast bij het berekenen van het bedrag, bedoeld in artikel 39, derde of vierde lid, van de wet zoals dat artikel op 31 december 1999 luidde.

Hoofdstuk 6. De verslaglegging

[Regeling vervallen per 10-03-2012]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 10-03-2012]

  • 1 Het door burgemeester en wethouders en Gedeputeerde Staten ingevolge artikel 42 van de wet, zoals dat luidde op 31 december 1999, uit te brengen verslag over de besteding van de uit de jaarlijkse bijdragen ontvangen gelden en over de stand van het stadsvernieuwingsfonds, is schriftelijk, wordt ingericht overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage I en vermeldt alle in die bijlage gevraagde gegevens.

  • 2 Onze Minister kan nadere aanwijzingen geven ten aanzien van de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde gegevens moeten worden vermeld.

  • 3 De accountantsverklaring, bedoeld in artikel 42, tweede volzin, van de wet, zoals die volzin luidde op 31 december 1999, wordt opgesteld met inachtneming van de bij dit besluit behorende bijlage II. De verklaring gaat vergezeld van het rapport van bevindingen, bedoeld in punt 3 van het onderdeel, getiteld «Richtlijnen», van die bijlage, indien een zodanig rapport is opgesteld.

  • 4 In een bijlage van of toelichting op het verslag vermelden burgemeester en wethouders en Gedeputeerde Staten al hetgeen zij nodig of nuttig achten voor een juiste beoordeling van het verslag.

  • 5 Onze Minister kan een controle doen instellen op de gegevens die vermeld zijn in het verslag, bedoeld in het eerste lid.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage , 24 oktober 1984

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

G. Ph. Brokx

Uitgegeven de dertigste oktober 1984

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Bijlage I. bij artikel 13, eerste lid, van het Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing

[Regeling vervallen per 10-03-2012]

VERSLAG OMTRENT STADSVERNIEUWING van de gemeente/provincie over het jaar 200.

A. BESTEDINGEN (lasten/uitgaven)

   

1. Totale stadsvernieuwingsuitgaven

.....

   

B. ONTVANGSTEN/UITGAVEN STADSVERNIEUWINGSFONDS

   

2. Saldo stadsvernieuwingsfonds per 31 december voorgaand jaar

.....

3. Toegevoegde bespaarde rente (...%)

.....

4. Stortingen in stadsvernieuwingsfonds in lopend jaar

.....

4.1. waarvan uit rijksbijdrage...

 

4.2. waarvan door gemeente/provincie...

 

5. Onttrekkingen stadsvernieuwingsfonds in lopend jaar

.....

6. Saldo stadsvernieuwingsfonds per 31 december lopend jaar

.....

Bijlage II. bij artikel 13, derde lid, van het Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing

[Regeling vervallen per 10-03-2012]

Protocol ten aanzien van accountantsverklaringen bij gemeentelijke en provinciale verslagen in het kader van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing

[Regeling vervallen per 10-03-2012]

Specifiek van toepassing zijnde regelgeving

*. Wet van 5 september 1984, houdende regelen ter bevordering van de stads-en dorpsvernieuwing (Wet op de stads- en dorpsvernieuwing), zoals deze luidde op 31 december 1999

*. Besluit van 24 oktober 1984 tot uitvoering van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing (Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing), zoals nadien gewijzigd

Richtlijnen

  • 1. De accountantsverklaring wordt afgegeven met als doel de vaststelling van de rechtmatige besteding van de bijdrage.

  • 2. De accountant controleert bij een verslag als bedoeld in artikel 42 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, in elk geval of:

    Overige kwantitatieve gegevens, onder meer aantallen, worden door de accountant op aannemelijkheid beoordeeld.

  • 3. Afwijkingen ten opzichte van hetgeen onder de punt 2 is vermeld, worden in een rapport van bevindingen bij de accountantsverklaring tot uitdrukking gebracht. Indien de rechtmatigheid niet voldoende gewaarborgd is, geeft hij daarin tevens een oordeel over de mate waarin de financiële processen op orde zijn.

  • 4. Een goedkeurende accountantsverklaring wordt opgesteld overeenkomstig het in deze bijlage opgenomen model. Een accountantsverklaring kan slechts goedkeurend zijn, indien naar het oordeel van de accountant fouten met betrekking tot de ten laste van het stadsvernieuwingsfonds aangegane verplichtingen dan wel de ten laste van dat fonds gedane uitgaven een percentage van één, uitgedrukt in geldeenheden, niet overschrijden alsmede de getrouwheid van het verslag is vastgesteld. Dit percentage kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd. De accountant wordt hierbij de vrijheid gelaten een zodanige combinatie van controlemaatregelen te kiezen dat hij in staat is zich een gefundeerd oordeel te vormen. Om deze reden is dan ook geen norm gesteld voor de (statistische) betrouwbaarheid van zijn uitspraken.

  • 5. Een accountantsverklaring die niet goedkeurend is, sluit zo veel mogelijk aan op de indeling die in het in deze bijlage opgenomen model is gegeven, en wordt ingericht met inachtneming van de door het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants vastgestelde gedrags- en beroepsregels voor registeraccountants, dan wel van de door de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten vastgestelde gedrags- en beroepsregels voor accountants-administratieconsulenten.

Model van een goedkeurende accountantsverklaring bij het verslag, bedoeld in artikel 42 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing

Wij hebben het in artikel 42 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing bedoelde verslag (indien het verslag betrekking heeft op een later jaar dan 1999, achter «Wet op de stads- en dorpsvernieuwing» invoegen: zoals die luidde op 31 december 1999) van de gemeente ........./de provincie .... d.d. ......... gecontroleerd met inachtneming van het Protocol, opgenomen in bijlage II bij het Besluit op de stads- en dorpsvernieuwing.

Op grond van dit onderzoek zijn wij van oordeel dat de in dit verslag opgenomen stand van het stadsvernieuwingsfonds per 1 januari 20.. ten bedrage van € ......, de inkomsten van in totaal € ...... en de uitgaven van in totaal € ...... in het jaar 20.. en derhalve de stand van het stadsvernieuwingsfonds per 31 december 20.. ten bedrage van € ...... juist zijn, en dat bij de besluiten tot verlening van bijdragen uit dat fonds de bij en krachtens de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing gestelde voorwaarden zijn nageleefd.

Deze verklaring wordt afgegeven ten behoeve van burgemeester en wethouders van de gemeente ........., of Gedeputeerde Staten van de provincie ... .

(plaatsnaam, datum)

(naam accountantsdienst/kantoor, ondertekening)

Bijlage III

[Regeling vervallen per 10-03-2012]

[Red: Door vernummering is deze bijlage vervallen.]