Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw en Visserij, de Staatssecretaris
van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de Staatssecretaris van Economische Zaken
(P. H. van Zeil) van 19 augustus 1983, (Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische
Zaken, no. J 5225);
Overwegende, dat ter bevordering van de afzet regelen met betrekking tot de kwaliteit
van zuigelingenvoeding worden gesteld;
Gelet op de artikelen 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 12, eerste lid, en 19 van de Landbouwkwaliteitswet (Stb. 1971, 371);
Gehoord:
het Produktschap voor Zuivel,
het Centraal Orgaan Zuivelcontrole,
het Controlestation voor Melkprodukten,
de Koninklijke Nederlandse Zuivelbond FNZ,
de Vereeniging voor Zuivelindustrie en Melkhygiëne (VVZM),
de Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Kinder- en Dieetvoedingsmiddelen,
de Nederlandse Vereniging van Fabrikanten van Geconserveerde Melk,
de Bond van Coöperatieve Zuivelverkoopverenigingen,
de Vereniging van Groothandelaren in Melkprodukten,
de Consumentenbond,
het Konsumenten Kontakt en
de Werkgroep Babyvoeding en de Derde Wereld;
De Raad van State gehoord (advies van 22 november 1983, no. W 11.83.0463/22.3.47);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Landbouw en Visserij, de Staatssecretaris
van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de Staatssecretaris van Economische Zaken
(P. H. van Zeil) van 4 oktober 1984, no. J 5377, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische
Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: