U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 01-01-2010.]Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2009 en zichtdatum 20-09-2024. Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2009
Uitvoeringsregeling Successiewet 1956
De staatssecretaris van Financiën;
Gelet op de artikelen 65, 73 en 75 van de Successiewet 1956 (Stb. 362);
Besluit:
[Vervallen per 01-01-1985]
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
De in artikel 73 van de Successiewet 1956 bedoelde aangifte wordt ingediend bij de inspecteur. Zij houdt in:
a. de naam, voornamen, laatste woonplaats en de dagtekening van het overlijden van de erflater;
b. een omschrijving van de goederen of bewijsstukken, de rechtsverhouding krachtens welke de aangever deze onder zich heeft, en de aanwijzing van hun bestemming.
1 De in artikel 75 van de Successiewet 1956 bedoelde gegevens worden schriftelijk verstrekt en houden in:
b. de naam, voornamen en woonplaats met huisadres van degene aan wie de uitkering moet plaats hebben;
c. een aanwijzing van het uit te keren bedrag of de verandering in de uitkering; ingeval de schuldenaar van de uitkering een verzekeraar is in de zin van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf (Stb. 1986, 638), tevens de dagtekening en het nummer van de polis;
d. verdere gegevens welke de inspecteur voor de berekening van de belasting nodig acht.
2 In geval, bedoeld in artikel 75, tweede lid, van de Successiewet 1956, treedt voor de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde gegevens in de plaats een vermelding van de naam, voornamen en woonplaats met huisadres van de premiebetaler of van degene die het beding heeft gemaakt.
De inlevering van de gegevens geschiedt binnen een maand nadat:
a. de verzekeraar of schuldenaar van de in artikel 75, eerste lid van de Successiewet 1956 bedoelde uitkering van het overlijden heeft kennis gekregen of de verandering in die uitkering heeft plaatsgehad;
b. de in artikel 75, tweede lid, van de Successiewet 1956 bedoelde uitkering of verandering in die uitkering heeft plaatsgehad;
c. de in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, bedoelde verdere gegevens door de inspecteur zijn gevraagd.
Geen gegevens behoeven te worden ingeleverd:
a. indien de uitkering, in geval van overlijden, aan de echtgenoot plaatsvindt en minder bedraagt dan € 11 345 in kapitaal of € 1134 per jaar aan rente;
b. in alle andere gevallen indien de uitkering minder bedraagt dan € 1815 in kapitaal of € 908 per jaar aan rente.
1 Indien de waarde van hetgeen de belastingplichtige met betrekking tot een vennootschap aan vermogensbestanddelen als bedoeld in artikel 35b, derde lid, van de Successiewet 1956, heeft verkregen voor meer dan 15 percent is toe te rekenen aan de onmiddellijk of middellijk door de desbetreffende vennootschap gehouden bezittingen die, ware die vennootschap een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en waren die bezittingen onmiddellijk gehouden bezittingen van vorenbedoelde rechtspersoon, niet tot het ondernemingsvermogen van de rechtspersoon zouden worden gerekend, wordt voor de toepassing van artikel 35b, tweede lid, onderdeel b, van de Successiewet 1956, niet uitgegaan van de volle waarde van de in het genoemde lid bedoelde vermogensbestanddelen, doch van de waarde nadat die is verminderd met de waarde die is toe te rekenen aan laatstbedoelde door de vennootschap, middellijk of onmiddellijk gehouden bezittingen voorzover de daaraan toe te rekenen waarde uitgaat boven het bedrag dat overeenstemt met vorenbedoelde 15 percent.
2 Indien tot de bezittingen van een vennootschap als bedoeld in het eerste lid een deelneming behoort in een vennootschap welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld en het beleid van deze vennootschap wordt bepaald of mede wordt bepaald door de eerstgenoemde vennootschap, worden, voor de toepassing van de artikelen 35b, 35c en 53b, derde lid, van de Successiewet 1956 en de daarop berustende bepalingen in deze regeling, de bezittingen en schulden van de laatstgenoemde vennootschap beschouwd als bezittingen en schulden van de eerstgenoemde vennootschap, voorzover ze kunnen worden toegerekend aan de genoemde deelneming.
1 Aan de periode van vijf jaren bedoeld in artikel 35c, vierde lid, onderdeel a, van de Successiewet 1956, is mede voldaan indien:
a. het ondernemingsvermogen behoorde tot de onderneming van een vennootschap, welke onderneming, nadat de vennootschap met toepassing van artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is ontbonden, door de schenker is voortgezet of mede voortgezet,
b. de schenker aandelen of winstbewijzen hield van de in onderdeel a bedoelde vennootschap en deze aandelen of winstbewijzen bij de schenker tot een aanmerkelijk belang behoorden, en,
c. de periode waarin de onder a bedoelde onderneming voor rekening van de schenker werd gedreven en de periode waarin de onder b bedoelde aandelen of winstbewijzen tot een aanmerkelijk belang behoorden bij de schenker op het moment van de schenking tezamen een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaren vormen.
2 Aan de periode van vijf jaren bedoeld in artikel 35c, vierde lid, onderdeel b, van de Successiewet 1956, is mede voldaan indien:
a. de aandelen of winstbewijzen van de vennootschap op het moment van de schenking tot een aanmerkelijk belang in de zin van afdeling 4.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van de schenker behoorden,
b. de onder a bedoelde aandelen of winstbewijzen zijn verkregen door inbreng van een voor rekening van de schenker gedreven onderneming in de in dat onderdeel bedoelde vennootschap, en,
c. de periode waarin de onder a bedoelde aandelen en winstbewijzen tot een aanmerkelijk belang behoorden bij de schenker en de periode gedurende welke de onder b bedoelde onderneming voor rekening van de schenker werd gedreven op het moment van de schenking tezamen een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaren vormen.
Indien de verkrijger de vermogensbestanddelen, bedoeld in artikel 35b, tweede lid, van de Successiewet 1956, heeft verkregen tegen een tegenprestatie of onder een last wordt voor de toepassing van artikel 35c van die wet de waarde van die tegenprestatie of die last niet in mindering gebracht op de waarde van de bedoelde vermogensbestanddelen.
1 Op verzoek van de verkrijger wordt de omzetting van een niet in de vorm van een door een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gedreven onderneming in een wel in zodanige vorm gedreven onderneming niet aangemerkt als een gebeurtenis als bedoeld in artikel 53b, derde lid, onderdeel a, van de Successiewet 1956, mits de oprichters van de vennootschap in het aandelenkapitaal geheel of nagenoeg geheel in dezelfde verhouding gerechtigd zijn als in het vermogen van de omgezette onderneming.
2 Voor de resterende duur van de termijn van vijf jaren, bedoeld in artikel 53b, eerste lid, van de Successiewet 1956, treden de in het eerste lid bedoelde vennootschap onderscheidenlijk aandelen voor de toepassing van de artikelen 53a en 53b van de Successiewet 1956 in de plaats van de omgezette onderneming, waarbij voor de toepassing van die artikelen de aandelen worden aangemerkt als een verkrijging in de zin van artikel 35b, tweede lid, onderdeel b, van de Successiewet 1956.
3 Op verzoek van de verkrijger wordt de ontbinding van een vennootschap met toepassing van artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, niet aangemerkt als een gebeurtenis als bedoeld in artikel 53b, derde lid, onderdeel b, van de Successiewet 1956, voorzover de onderneming van de vennootschap door de verkrijger wordt voortgezet.
4 Voor de resterende duur van de termijn van vijf jaren, bedoeld in artikel 53b, eerste lid, van de Successiewet 1956, treedt de in het derde lid bedoelde, door de verkrijger voortgezette onderneming voor de toepassing van de artikelen 53a en 53b van de Successiewet 1956 in de plaats van de in het derde lid bedoelde vennootschap onderscheidenlijk de aandelen van die vennootschap, waarbij voor de toepassing van die artikelen het tot de onderneming behorende vermogen wordt aangemerkt als een verkrijging in de zin van artikel 35b, tweede lid, onderdeel a, van de Successiewet 1956.
5 Op verzoek van de verkrijger wordt de staking van een onderneming indien sprake is van overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.54, twaalfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet aangemerkt als een gebeurtenis als bedoeld in artikel 53b, derde lid, onderdeel a, van de Successiewet 1956, voorzover de waarde van de tot de onderneming behorende vermogensbestanddelen binnen de in artikel 3.54 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bedoelde termijn wordt geherinvesteerd in een onderneming waaruit de verkrijger winst geniet.
6 De inspecteur beslist op de in het eerste, derde en vijfde lid bedoelde verzoeken bij voor bezwaar vatbare beschikking.
7 Artikel 53b, eerste en tweede lid, van de Successiewet 1956 blijven buiten toepassing indien:
a. een gebeurtenis als bedoeld in artikel 53b, derde lid, onderdeel a, van die wet zich voordoet ten gevolge van het overlijden van de verkrijger van de onderneming, onderscheidenlijk de in artikel 53b, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde aandelen of winstbewijzen geacht worden te zijn vervreemd ten gevolge van het overlijden van de verkrijger van die aandelen of winstbewijzen, een en ander voor zover gedurende het bij overlijden nog resterende gedeelte van de termijn, bedoeld in artikel 53b, eerste lid, van die wet bij diens verkrijgers krachtens erfrecht met betrekking tot de onderneming, aandelen of winstbewijzen zich geen gebeurtenis als bedoeld in artikel 53b, derde lid, van die wet, anders dan ten gevolge van overlijden, voordoet;
b. de in artikel 53b, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde aandelen of winstbewijzen geacht worden te zijn vervreemd ten gevolge van een overgang onder algemene titel krachtens huwelijksvermogensrecht, voor zover gedurende het bij de overgang onder algemene titel krachtens huwelijksvermogensrecht nog resterende gedeelte van de termijn, bedoeld in artikel 53b, eerste lid, van die wet zich met betrekking tot de aandelen of winstbewijzen geen gebeurtenis als bedoeld in artikel 53b, derde lid, van die wet voordoet en de aandelen of winstbewijzen gedurende dit resterende gedeelte van de termijn tot de huwelijksgemeenschap blijven behoren;
c. in gevallen als bedoeld in onderdeel b tijdens de in dat onderdeel bedoelde resterende termijn de huwelijksgemeenschap wordt ontbonden en verdeeld, waarbij de aandelen of winstbewijzen worden toegescheiden aan de oorspronkelijke verkrijger en zich gedurende het op dat moment nog resterende deel van de termijn zich met betrekking tot de aandelen of winstbewijzen geen gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 53b, derde lid, van die wet.
8 Indien gedurende de termijn van vijf jaren, bedoeld in artikel 53b, eerste lid, van de Successiewet 1956, een door toepassing van artikel 35b, vierde lid, van die wet met een aandeel of winstbewijs gelijkgestelde koopoptie wordt uitgeoefend, treden voor de toepassing van artikel 53b, derde lid, onderdeel b, van de Successiewet 1956 de daardoor verworven aandelen voor de resterende duur van de genoemde termijn in de plaats van die koopoptie.
9 De artikelen 4.3 tot en met 4.5a van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn van overeenkomstige toepassing op artikel 53b, derde lid, van de Successiewet 1956 en de daarop berustende bepalingen in deze regeling.
De uitvoeringsbeschikking Successiewet 1956 (Stcrt. 142) wordt ingetrokken. De bepalingen van die beschikking blijven van toepassing indien het overlijden, de schenking of de in artikel 45, derde lid, tweede volzin, of in artikel 53, eerste lid, van de Successiewet 1956 bedoelde gebeurtenis plaatsvindt vóór 1 januari 1985, zomede indien vóór dat tijdstip krachtens schenking wordt verkregen ten gevolge van de vervulling van een voorwaarde.
1 Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 8 november 1984 (Stb. 545) houdende herziening van de Successiewet 1956, in werking treedt.
2 Deze regeling kan worden aangehaald als: Uitvoeringsregeling Successiewet 1956.
's-Gravenhage, 31 december 1984
staatssecretaris
directeur-generaal voor Fiscale Zaken
A. Schoemaker
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Uitvoeringsregeling Successiewet 1956", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.