Bevoegdhedenbesluit WPO

[Regeling vervallen per 01-08-2006.]
Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002.
Geldend van 22-03-2006 t/m 31-07-2006

Besluit van 25 maart 1985, houdende bepaling van bewijzen van bekwaamheid die naast de in de Wet op het basisonderwijs genoemde, bevoegdheid verlenen tot het geven van basisonderwijs in een of meer onderwijsactiviteiten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, drs. G. van Leijenhorst, van 4 februari 1985, nr. 5932/2327, centrale directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 116, vierde lid, van de Wet op het basisonderwijs (Stb. 1984, 2);

Gehoord de Onderwijsraad (advies van 28 augustus 1984, nr. OR 111/99650 LO);

De Raad van State gehoord (advies van 26 februari 1985, nr. W05 85.0073/09.05.08);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, drs. G. van Leijenhorst, van 19 maart 1985, nr. 6139/2327, centrale directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Definitiebepaling

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

In dit besluit wordt verstaan onder: "de wet": de Wet op het primair onderwijs.

Artikel 2. Reikwijdte

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

  • 1 Dit besluit bepaalt aan welke bewijzen van bekwaamheid, naast de in de wet genoemde bewijzen van bekwaamheid, de bevoegdheid tot het geven van onderwijs in een of meer onderwijsactiviteiten als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet, is verbonden.

  • 2 Dit besluit bepaalt aan welke bewijzen van bekwaamheid de bevoegdheid tot het geven van onderwijs in de Duitse of Franse taal, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet, is verbonden.

  • 3 Dit besluit bepaalt aan welke bewijzen van bekwaamheid de bevoegdheid tot het geven van onderwijs in de Friese taal, bedoeld in artikel 9, vierde lid, van de wet, is verbonden.

Artikel 3. Zintuiglijke en lichamelijke oefening

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

  • 1 De bewijzen van bekwaamheid, die bevoegdheid verlenen tot het geven van onderwijs in zintuiglijke en lichamelijke oefening zijn:

    • a. de akte van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs in de lichamelijke oefening (akte j);

    • b. de akte van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs in de gymnastiek (akte S);

    • c. de met de akte gymnastiek (S) gelijkgestelde akten, behaald in (het voormalige) Nederlands-Indië;

    • d. de met de akte gymnastiek (S) gelijkgestelde akten, voor 1 januari 1981 behaald in Suriname;

    • e. de met de akte gymnastiek (S) gelijkgestelde akten, behaald in de Nederlandse Antillen;

    • f. de akte lichamelijke oefening, na 31 december 1955 doch vóór 1 januari 1981 behaald in Suriname;

    • g. de akte lichamelijke oefening, na 31 december 1955 behaald in de Nederlandse Antillen of in Aruba;

    • h. de akte van bekwaamheid tot het geven van middelbaar onderwijs in de lichamelijke oefening, tevens zijnde bewijs van pedagogische en didactische voorbereiding;

    • i. de akte van bekwaamheid tot het geven van middelbaar onderwijs in lichamelijke oefening, tevens zijnde Q (schoolakte P);

    • j. de akte N gy + p.d.;

    • k. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de vierjarige voltijdse studierichting leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in lichamelijke oefening;

    • l. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in lichamelijke oefening.

  • 2 Het getuigschrift van de leergang bewegingsonderwijs PO in combinatie met het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de opleiding tot leraar basisonderwijs, verleent bevoegdheid tot het geven van onderwijs in zintuiglijke en lichamelijke oefening, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van de wet, in de leerjaren 3 tot en met 8 van het basisonderwijs.

  • 3 Het volgen van het onderwijs van de leergang bewegingsonderwijs PO in combinatie met het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de opleiding tot leraar basisonderwijs, verleent vanaf het tijdstip waarop dat onderwijs voor het eerst wordt gevolgd gedurende maximaal 2 aaneengesloten schooljaren bevoegdheid tot het geven van het onderwijs, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 4. Tekenen

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

De bewijzen van bekwaamheid, die bevoegdheid verlenen tot het geven van onderwijs in de expressie-activiteit tekenen zijn:

  • a. de akte van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs in het tekenen (akte i);

  • b. de akte handtekenen l.o., tot en met het jaar 1950 behaald in (het voormalige) Nederlands-Indië;

  • c. de akte tekenen l.o., voor 1 januari 1981 behaald in Suriname;

  • d. de akte handtekenen l.o., behaald in de Nederlandse Antillen of in Aruba;

  • e. de akten van bekwaamheid tot het geven van middelbaar onderwijs in het hand- en lijntekenen, tevens zijnde Q, volgens het programma, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 29 november 1932, Stb. 566, akte MA;

  • f. de akten van bekwaamheid tot het geven van middelbaar onderwijs in het hand- en lijntekenen, tevens zijnde Q, volgens het programma vastgesteld bij Koninklijk besluit van 28 mei 1936, Stb. 366, akte MA;

  • g. de akten van bekwaamheid tot het geven van middelbaar onderwijs in het hand- en lijntekenen, tevens zijnde Q, volgens het programma vastgesteld bij Koninklijk besluit van 29 november 1932, Stb. 566, akte MA + MB;

  • h. de akten van bekwaamheid tot het geven van middelbaar onderwijs in het hand- en lijntekenen, tevens zijnde Q, volgens het programma vastgesteld bij Koninklijk besluit van 28 mei 1936, Stb. 366, akte MA + MB;

  • i. de akte van bekwaamheid A tot het geven van middelbaar onderwijs in het tekenen, tevens bewijs van pedagogische en didactische voorbereiding;

  • j. de akte van bekwaamheid B tot het geven van middelbaar onderwijs in het tekenen, tevens zijnde bewijs van pedagogische en didactische voorbereiding;

  • k. het diploma van een school voor kunstonderwijs op het terrein van de beeldende kunsten, afdeling opleiding leraren op eerste graadsniveau in het tekenen;

  • l. de akte NXI + p.d.;

  • m. de akte Nht + p.d.;

  • n. de akte NIIa + p.d.;

  • o. de akte NIIb + p.d.;

  • p. de akte Nd + p.d.;

  • q. de akte van bekwaamheid van de tweede graad in twee vakken waaronder tekenen (n) dan wel akte van bekwaamheid van de tweede graad in tekenen (n), tevens getuigschrift tot het geven van godsdienstonderwijs, uitgereikt door de instituten voor de opleiding van leraren, die uit de openbare kas bekostigd zijn krachtens de Experimentenwet onderwijs (zgn. NLO’s);

  • r. de akte van bekwaamheid van de derde graad in twee vakken waaronder tekenen (n) dan wel akte van bekwaamheid van de derde graad in tekenen (n), tevens getuigschrift tot het geven van godsdienstonderwijs, uitgereikt door de instituten voor de opleiding van leraren, die uit de openbare kas bekostigd zijn krachtens de Experimentenwet onderwijs (zgn. NLO’s);

  • s. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de samengestelde voltijdse studierichting met een cursusduur van ten minste 4 jaren van leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in tekenen;

  • t. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de vierjarige voltijdse studierichting opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad, samengesteld uit 2 studierichtingsdelen (vakken), waarvan een deel het vak tekenen betreft;

  • u. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in tekenen;

  • v. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in tekenen;

  • w. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de hbo-opleiding beeldende kunst en vormgeving, zoals vermeld in het onderdeel Taal en Cultuur van het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs;

  • x. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het diploma van een of meer andere opleidingen op het gebied van tekenen in combinatie met relevante praktijkervaring, op grond waarvan betrokkene naar het oordeel van de hogeschool die het scholingstraject aanbiedt over een vakbekwaamheid op het gebied van tekenen op hbo-niveau beschikt;

  • y. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de hbo-opleiding tot docent beeldende kunst en vormgeving, zoals vermeld in het onderdeel Onderwijs van het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs.

Artikel 4a. Muziek

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

De bewijzen van bekwaamheid die bevoegdheid verlenen tot het geven van onderwijs in de expressie-activiteit muziek zijn:

  • a. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen muziekwetenschap, uitgereikt voor 1 september 1988;

  • b. het diploma CII schoolmuziek, uitgereikt door een van rijkswege erkende instelling voor muziekvakonderwijs;

  • c. de akte van muziekonderwijs B, schoolmuziek, uitgereikt door een van rijkswege benoemde commissie voor de staatsexamens voor muziek of door een van rijkswege erkende instelling voor muziekvakonderwijs;

  • d. de akte muziekonderwijs A, algemene muzikale vorming, uitgereikt door een van rijkswege benoemde commissie voor de staatsexamens voor muziek of door een van rijkswege erkende instelling voor muziekvakonderwijs;

  • e. het getuigschrift of diploma Gehrels voor het nijverheidsonderwijs of voor het landbouwonderwijs;

  • f. het getuigschrift of diploma Ward voor het nijverheidsonderwijs of voor het landbouwonderwijs (eerste en tweede jaar);

  • g. verklaring van de uit ’s Rijks kas bekostigde tijdelijke derdegraads applicatiecursus muziek;

  • h. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de samengestelde voltijdse dan wel deeltijdse studierichting met een cursusduur van ten minste 4 jaren muziekonderwijs A algemene muzikale vorming;

  • i. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de samengestelde voltijdse dan wel deeltijdse studierichting met een cursusduur van ten minste 4 jaren muziekonderwijs B schoolmuziek;

  • j. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd examen van de opleiding van de tweede fase tot leraar in het voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs (Stb. 1986, 414), voor het vak muziek;

  • k. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de opleiding voor het getuigschrift muziekonderwijs A algemene muzikale vorming;

  • l. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de opleiding voor het getuigschrift muziekonderwijs B schoolmuziek;

  • m. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd examen van de universitaire eerstegraads lerarenopleiding muziek;

  • n. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de hbo-opleiding op het gebied van muziek, zoals vermeld in het onderdeel Taal en Cultuur van het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs;

  • o. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het diploma van een of meer andere opleidingen op het gebied van muziek in combinatie met relevante praktijkervaring, op grond waarvan betrokkene naar het oordeel van de hogeschool die het scholingstraject aanbiedt over een vakbekwaamheid op het gebied van muziek op hbo-niveau beschikt;

  • p. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de hbo-opleiding tot docent muziek, zoals vermeld in het onderdeel Onderwijs van het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs.

Artikel 5. Handvaardigheid

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

De bewijzen van bekwaamheid die bevoegdheid verlenen tot het geven van onderwijs in de expressie-activiteit handvaardigheid zijn:

  • a. de akte van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs in de nuttige handwerken voor meisjes (akte k);

  • b. de akte van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs in de vrouwelijke handwerken (akte u);

  • c. de akte van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs in de handenarbeid (akte r);

  • d. de akte Na + p.d.;

  • e. de akte Nd + p.d.;

  • f. de akte Nht + p.d.;

  • g. de akte Nq + p.d.;

  • h. de akte Nr + p.d.;

  • i. de akte Ns + p.d.;

  • j. de akte NXX + p.d.;

  • k. het diploma van de uit ’s Rijks kas bekostigde tweede graads applicatie cursus textiele werkvormen;

  • l. de akte van bekwaamheid van de tweede graad in twee vakken waaronder textiele werkvormen (l) dan wel akte van bekwaamheid van de tweede graad in textiele werkvormen (l), tevens getuigschrift tot het geven van godsdienstonderwijs, uitgereikt door de instituten voor de opleiding van leraren, die uit de openbare kas bekostigd zijn krachtens de Experimentenwet onderwijs (zgn. NLO’s);

  • m. de akte van bekwaamheid van de tweede graad in twee vakken waaronder handvaardigheid (m) dan wel akte van bekwaamheid van de tweede graad in handvaardigheid (m), tevens getuigschrift tot het geven van godsdienstonderwijs, uitgereikt door de instituten voor de opleiding van leraren, die uit de openbare kas bekostigd zijn krachtens de Experimentenwet onderwijs (zgn. NLO’s);

  • n. de akte van bekwaamheid van de derde graad in twee vakken waaronder textiele werkvormen (l) dan wel akte van bekwaamheid van de derde graad in textiele werkvormen (l), tevens getuigschrift tot het geven van godsdienstonderwijs, uitgereikt door de instituten voor de opleiding van leraren, die uit de openbare kas bekostigd zijn krachtens de Experimentenwet onderwijs (zgn. NLO’s);

  • o. de akte van bekwaamheid van de derde graad in twee vakken waaronder handvaardigheid (m) dan wel akte van bekwaamheid van de derde graad in handvaardigheid (m), tevens getuigschrift tot het geven van godsdienstonderwijs, uitgereikt door de instituten voor de opleiding van leraren, die uit de openbare kas bekostigd zijn krachtens de Experimentenwet onderwijs (zgn. NLO’s);

  • p. het diploma voortgezette studie handenarbeid, behaald vóór 1 augustus 1977, van de Vereniging voor Handenarbeid, de RK Vereniging voor Handenarbeid of de Vereniging tot bevordering van het Voorbereidend Vakonderwijs en van het Onderwijs in Handenarbeid in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe;

  • q. het staatsdiploma handvaardigheid (handenarbeid) B;

  • r. het staatsdiploma handvaardigheid (handenarbeid) A;

  • s. het diploma van een school voor kunstonderwijs op het terrein van de beeldende kunsten, afdeling opleiding leraren op eerste graadsniveau in handvaardigheid of textiele werkvormen;

  • t. de akte van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs in de handenarbeid, behaald in (het voormalige) Nederlands-Indië;

  • u. de akte van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs in de handenarbeid, vóór 1 januari 1981 behaald in Suriname;

  • v. de akte van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs in de handenarbeid, behaald in de Nederlandse Antillen of in Aruba;

  • w. de Nederlands-Antilliaanse akte van bekwaamheid voor het geven van middelbaar onderwijs in handenarbeid/handvaardigheid als bedoeld in het Landsbesluit van 25 april 1966, Publicatieblad 1966, nr. 99;

  • x. de Nederlands-Antilliaanse akte van bekwaamheid tot het geven van onderwijs in handenarbeid/handvaardigheid, uitgereikt door de Stichting Scholen Broeders van Dongen vóór 11 mei 1966;

  • y. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de samengestelde voltijdse studierichting met een cursusduur van ten minste 4 jaren van leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in handvaardigheid;

  • z. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de samengestelde voltijdse studierichting met een cursusduur van ten minste 4 jaren van leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in textiele werkvormen;

  • aa. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de tweejarige deeltijdse samengestelde studierichting handvaardigheid (handenarbeid) B;

  • bb. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de vierjarige voltijdse studierichting opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad, samengesteld uit 2 studierichtingsdelen (vakken), waarvan een deel het vak textiele werkvormen betreft;

  • cc. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de vierjarige voltijdse studierichting opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad, samengesteld uit 2 studierichtingsdelen (vakken), waarvan een deel het vak handvaardigheid betreft;

  • dd. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in handvaardigheid;

  • ee. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in handvaardigheid;

  • ff. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de hbo-opleiding beeldende kunst en vormgeving, zoals vermeld in het onderdeel Taal en Cultuur van het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs;

  • gg. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het diploma van een of meer andere opleidingen op het gebied van handvaardigheid in combinatie met relevante praktijkervaring, op grond waarvan betrokkene naar het oordeel van de hogeschool die het scholingstraject aanbiedt over een vakbekwaamheid op het gebied van handvaardigheid op hbo-niveau beschikt;

  • hh. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de hbo-opleiding tot docent beeldende kunst en vormgeving, zoals vermeld in het onderdeel Onderwijs van het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs.

Artikel 5a. Euritmie

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

De bewijzen van bekwaamheid die bevoegdheid verlenen tot het geven van onderwijs in de expressie-activiteit euritmie zijn:

  • a. het diploma docent dans van het theateronderwijs met aantekening voortgezet onderwijs, afstudeerrichting eurythmie, afgegeven op of na 1 juni 1982 door de Academie voor Eurythmie te Den Haag dan wel afgegeven op of na 1 juli 1998 door de Hogeschool Helicon te Den Haag;

  • b. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de samengestelde voltijdse dan wel deeltijdse studierichting met een cursusduur van ten minste 4 jaren docentschap dans, afstudeerrichting euritmie, afgegeven op of na 1 augustus 1986 door de Academie voor Eurythmie te Den Haag dan wel afgegeven op of na 1 juli 1998 door de Hogeschool Helicon te Den Haag;

  • c. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de opleiding voor het docentschap dans, afgegeven door de Academie voor Eurythmie te Den Haag dan wel afgegeven op of na 1 juli 1998 door de Hogeschool Helicon te Den Haag.

Artikel 5b. Dans

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

De bewijzen van bekwaamheid die bevoegdheid verlenen tot het geven van onderwijs in de expressie-activiteit dans zijn:

  • a. het diploma pedagoog op het gebied van de danskunst, uitgereikt door een van rijkswege benoemde commissie voor de staatsexamens voor de danskunst of door een van rijkswege erkende instelling voor dansvakonderwijs, afgegeven vóór 1 augustus 1968;

  • b. het diploma docent dans van het theateronderwijs met aantekening voortgezet onderwijs, afgegeven op of na 1 augustus 1968;

  • c. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd examen in de samengesteld voltijdse danwel deeltijdse studierichting met een cursusduur van tenminste vier jaar docentschap dans;

  • d. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de opleiding voor het docentschap dans;

  • e. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de hbo-opleiding theater of de hbo-opleiding theater/drama en dans, zoals vermeld in het onderdeel Taal en Cultuur van het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs;

  • f. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het diploma van een of meer andere opleidingen op het gebied van dans in combinatie met relevante praktijkervaring, op grond waarvan betrokkene naar het oordeel van de hogeschool die het scholingstraject aanbiedt over een vakbekwaamheid op het gebied van dans op hbo-niveau beschikt.

Artikel 5c. Drama

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

De bewijzen van bekwaamheid die bevoegdheid verlenen tot het geven van onderwijs in de expressie-activiteit drama zijn:

  • a. het diploma toneelschool, afgegeven vóór 1 augustus 1968;

  • b. het diploma docent drama van het theateronderwijs met aantekening voortgezet onderwijs, afgegeven op of na 1 augustus 1968;

  • c. het getuigschrift of diploma van een Akademie voor Expressie door Woord en Gebaar;

  • d. het diploma docent mime van het theateronderwijs met aantekening voortgezet onderwijs, afgegeven op of na 1 augustus 1968;

  • e. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd examen in de samengesteld voltijdse danwel deeltijdse studierichting met een cursusduur van tenminste vier jaar expressie door woord en gebaar, docentschap drama, dan wel docentschap mime;

  • f. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de opleiding expressie door woord en gebaar;

  • g. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de opleiding voor het docentschap drama;

  • h. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de opleiding voor het docentschap mime;

  • i. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de hbo-opleiding theater of de hbo-opleiding theater/drama en dans, zoals vermeld in het onderdeel Taal en Cultuur van het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs;

  • j. het diploma van het Pedagogisch-didactisch scholingstraject kunstzinnige vorming basisonderwijs tezamen met het diploma van een of meer andere opleidingen op het gebied van drama in combinatie met relevante praktijkervaring, op grond waarvan betrokkene naar het oordeel van de hogeschool die het scholingstraject aanbiedt over een vakbekwaamheid op het gebied van drama op hbo-niveau beschikt.

Artikel 5d. Engelse taal

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

De bewijzen van bekwaamheid die bevoegdheid verlenen tot het geven van onderwijs in de Engelse taal zijn:

  • a. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd examen van de opleiding van de tweede fase tot leraar in het voortgezet onderwijs, bedoeld in artikel 18, derde lid, van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs, voor het vak Engels;

  • b. de akte van bekwaamheid van de derde graad, welke krachtens artikel III van de Wet van 4 juli 1985 (Stb. 1985, 408) tot uiterlijk 1 augustus 1989 kan worden uitgereikt, tot het geven van voortgezet onderwijs in het vak Engels;

  • c. de akte van bekwaamheid van de tweede graad, bedoeld in artikel 29, vierde lid onder a, van de Wet op het voortgezet onderwijs, tot het geven van voortgezet onderwijs in het vak Engels;

  • d. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen in een der taal- en letterkundige studierichtingen van de faculteit der letteren, indien in bezit van het bewijs van p.d.v. voor de Engelse taal en indien tevens:

    • - het doctoraal examen of het kandidaatsexamen is afgelegd in de desbetreffende taal, of

    • - indien de taal- en letterkunde van de taal (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen, en tevens blijkens aantekening van de bevoegdheid op het getuigschrift, ter beoordeling van de betreffende subfaculteit voldoende bewijzen zijn geleverd van de kennis der hedendaagse taal en vaardigheid in het gebruik daarvan;

  • e. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen geschiedenis, kunstgeschiedenis en archeologie dan wel archeologie, indien in bezit van het bewijs van p.d.v. voor de Engelse taal en indien tevens:

    • - het kandidaatsexamen is afgelegd in de desbetreffende taal, of

    • - indien de taal- en letterkunde van de taal (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen, en tevens blijkens aantekening van de bevoegdheid op het getuigschrift, ter beoordeling van de betreffende subfaculteit voldoende bewijzen zijn geleverd van de kennis der hedendaagse taal en vaardigheid in het gebruik daarvan;

  • f. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen volgens het Academisch Statuut 1981, indien in bezit van het bewijs van p.d.v. voor de Engelse taal, behaald vóór 1 september 1986, en indien tevens:

    • - het doctoraal examen of het kandidaatsexamen is afgelegd in de desbetreffende taal, of

    • - indien de taal- en letterkunde van de taal (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen, en tevens blijkens aantekening van de bevoegdheid op het getuigschrift, ter beoordeling van de betreffende subfaculteit voldoende bewijzen zijn geleverd van de kennis der hedendaagse taal en vaardigheid in het gebruik daarvan;

  • g. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen, bedoeld in het Academisch Statuut 1963, waarop de aantekening, bedoeld in artikel 101, eerste lid van het Academisch Statuut 1981, is geplaatst ten bewijze dat met goed gevolg is afgelegd het examen voor leraar in het vak Engels;

  • h. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen, bedoeld in het Academisch Statuut 1981, waarop de aantekening, bedoeld in artikel 101, eerste lid van het Academisch Statuut 1981, is geplaatst ten bewijze dat met goed gevolg is afgelegd het examen voor leraar in het vak Engels;

  • i. de akte van bekwaamheid B tot het geven van middelbaar onderwijs in de Engelse taal en letterkunde, tevens zijnde Q (schoolakte Engels m.o. B);

  • j. de akte van bekwaamheid A tot het geven van middelbaar onderwijs in de Engelse taal en letterkunde, tevens zijnde Q (schoolakte Engels m.o. A);

  • k. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd examen in de vierjarige deeltijdse studierichting leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Engels;

  • l. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd examen in de tenminste tweejarige deeltijdse studierichting leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Engels;

  • m. de akte van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs in de Engelse taal (akte n);

  • n. de verklaring van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, dat in de cursusjaren 1971 tot en met 1973 met gunstig resultaat de mto-applicatiecursus voor avo leraren is gevolgd in Engels;

  • o. de akte van bekwaamheid van de tweede graad in twee vakken, waaronder het vak Engels, dan wel akte van bekwaamheid van de tweede graad in het vak Engels tevens getuigschrift tot het geven van godsdienstonderwijs, uitgereikt door de instituten voor opleiding van leraren die uit de openbare kas bekostigd zijn krachtens de Experimentenwet onderwijs (zgn. NLO’s);

  • p. de akte van bekwaamheid van de derde graad in twee vakken, waaronder het vak Engels, dan wel akte van bekwaamheid van de derde graad in het vak Engels tevens getuigschrift tot het geven van godsdienstonderwijs, uitgereikt door de instituten voor opleiding van leraren die uit de openbare kas bekostigd zijn krachtens de Experimentenwet onderwijs (zgn. NLO’s);

  • q. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd examen in de vierjarige voltijdse studierichting opleiding tot leraar voortgezet onderwijs in de tweede graad, samengesteld uit twee studierichtingsdelen, waarvan de inhoud van het ene studierichtingsdeel (vak) mede is gericht op het geven van middelbaar beroepsonderwijs en de inhoud van het andere studierichtingsdeel (vak) niet mede gericht is op het geven van middelbaar beroepsonderwijs, en het vak Engels daarvan deel uitmaakt;

  • r. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd examen in de vierjarige voltijdse studierichting opleiding tot leraar voortgezet onderwijs in de tweede graad in Engels;

  • s. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Engels;

  • t. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd examen van de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Engels;

  • u. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd examen van de universitaire eerstegraads lerarenopleiding Engels.

Artikel 6. Friese taal

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

De bewijzen van bekwaamheid die bevoegdheid verlenen tot het geven van onderwijs in de Friese taal zijn:

  • a. de akte van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs in de Friese taal (akte w);

  • b. het diploma voor de volledige akte Fries l.o., uitgereikt voor 1 januari 1957 door de Algemiene Fryske Underrjocht Kommisje;

  • c. de akte van bekwaamheid A tot het geven van middelbaar onderwijs in de Friese taal + het daarbij behorende bewijs van pedagogische en didactische voorbereiding;

  • d. de akte van bekwaamheid A tot het geven van middelbaar onderwijs in de Friese taal, uitgereikt voor het jaar 1955 door de Stichting "De Fryske Akademy";

  • e. de akte van bekwaamheid B tot het geven van middelbaar onderwijs in de Friese taal en letterkunde + het daarbij behorende bewijs van pedagogische en didactische voorbereiding;

  • f. de akte van bekwaamheid B tot het geven van middelbaar onderwijs in de Friese taal uitgereikt voor het jaar 1955 door de Stichting "De Fryske Akademy";

  • g. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen in een der taal- en letterkundige studierichtingen van de faculteit der letteren, indien in het bezit van het bewijs van p.d.v. voor het vak Fries (aantekening op getuigschrift) en indien tevens het doctoraalexamen is afgelegd in de studierichting Friese taal- en letterkunde, of Friese taal- en letterkunde (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen;

  • h. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen geschiedenis, indien in het bezit van het bewijs van p.d.v. voor het vak Fries (aantekening op getuigschrift) en indien tevens Friese taal- en letterkunde (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen;

  • i. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen kunstgeschiedenis en archeologie, indien in het bezit van het bewijs van p.d.v. voor het vak Fries (aantekening op getuigschrift) en indien tevens Friese taal- en letterkunde (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen;

  • j. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen archeologie, indien in het bezit van het bewijs van p.d.v. voor het vak Fries (aantekening op getuigschrift) en indien tevens Friese taal- en letterkunde (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen;

  • k. de akte van bekwaamheid van de derde graad, welke krachtens artikel III van de wet van 4 juli 1985 (Stb. 408) tot uiterlijk 1 augustus 1989 kan worden uitgereikt, tot het geven van voortgezet onderwijs in het vak Fries;

  • l. de akte van bekwaamheid van de tweede graad bedoeld in artikel 29, vierde lid onder a, van de Wet op het voortgezet onderwijs tot het geven van voortgezet onderwijs in het vak Fries;

  • m. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd examen van de opleiding van de tweede fase tot leraar in het voortgezet onderwijs, bedoeld in artikel 18, derde lid, van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs voor het vak Fries;

  • n. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de vierjarige deeltijdse studierichting leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Fries;

  • o. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de ten minste tweejarige deeltijdse studierichting leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Fries;

  • p. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Fries;

  • q. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd examen van de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Fries;

  • r. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd examen van de universitaire eerstegraads lerarenopleiding Fries.

Artikel 6a. Bewijzen van bekwaamheid die tevens bevoegdheid verlenen voor Friese taal

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

De bewijzen van bekwaamheid bedoeld in artikel 186, eerste lid, van de wet die, mits is voldaan aan de bij de desbetreffende bewijzen vermelde aanvullende voorwaarden, tevens bevoegdheid verlenen tot het geven van onderwijs in de Friese taal, zijn:

  • a. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd afsluitend examen in de studierichting die voorbereidt op het beroep van leraar basisonderwijs waarop is vermeld dat examen is afgelegd in het onderdeel Friese taal;

  • b. de akte van bekwaamheid als onderwijzer of volledig bevoegd onderwijzer met de op deze akte aangetekende bevoegdheid tot het geven van onderwijs in de Friese taal (aantekening w);

  • c. de akte van bekwaamheid als onderwijzer of volledig bevoegd onderwijzer waaraan niet tevens de bevoegdheid tot het geven van onderwijs in Friese taal is verbonden (aantekening w) tezamen met een verklaring dat de lessen in het vak Fries zijn gevolgd, uitgereikt door het bevoegd gezag van de hierna genoemde opleidingsscholen, in de daarachter genoemde jaren:

    • - de Christelijke opleidingsschool voor onderwijzers "Claercamp" te Dokkum, 1976 tot en met 1981;

    • - de Christelijke opleidingsschool voor onderwijzers "De Him" te Sneek, 1977 tot en met 1981;

    • - de Rijksopleidingsschool voor onderwijzers te Heerenveen, 1978 tot en met 1981;

    • - de Rijksopleidingsschool voor onderwijzers te Leeuwarden, 1979 tot en met 1981;

    • - de Rijksopleidingsschool voor onderwijzers te Drachten, 1979 tot en met 1981;

    • - de Christelijke opleidingsschool voor onderwijzers van het Ichtus College te Drachten, 1980 en 1981;

    • - de Christelijke opleidingsschool voor onderwijzers "Mariënburg" te Leeuwarden, 1979 tot en met 1981;

    • - de Rooms-katholieke opleidingsschool voor onderwijzers te Steenwijkerwold, 1982.

  • d. de akte van bekwaamheid als onderwijzer, volledig bevoegd onderwijzer, hoofdonderwijzer, leidster bij het kleuteronderwijs of hoofdleidster bij het kleuteronderwijs, tezamen met

    • - een verklaring waaruit blijkt, dat met gunstig resultaat een uit ’s Rijks kas bekostigde applicatiecursus Friese taal is gevolgd;

    • - een akte van bekwaamheid, diploma of getuigschrift als bedoeld in artikel 6 of

    • - een bewijsstuk waaruit blijkt, dat met goed gevolg de cursus post-hoger beroepsonderwijs Friese taal is doorlopen.

Artikel 6b. Duitse taal

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

De bewijzen van bekwaamheid die bevoegdheid verlenen tot het geven van onderwijs in de Duitse taal zijn:

  • a. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen in één der taal- en letterkundige studierichtingen van de faculteit der letteren, indien in het bezit van het bewijs van p.d.v. voor de Duitse taal en indien tevens:

    • het doctoraalexamen of het kandidaatsexamen is afgelegd in de desbetreffende taal, of

    • indien de taal- en letterkunde van de taal (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen, en tevens blijkens aantekening van de bevoegdheid op het getuigschrift ter beoordeling van de desbetreffende subfaculteit voldoende bewijzen zijn geleverd van de kennis der hedendaagse taal en vaardigheid in het gebruik daarvan;

  • b. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen geschiedenis, kunstgeschiedenis en archeologie dan wel archeologie, indien in het bezit van het bewijs van p.d.v. voor de Duitse taal en indien tevens:

    • het kandidaatsexamen is afgelegd in de desbetreffende taal, of

    • indien de taal- en letterkunde van de taal (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen, en tevens blijkens aantekening van de bevoegdheid op het getuigschrift ter beoordeling van de desbetreffende subfaculteit voldoende bewijzen zijn geleverd van de kennis der hedendaagse taal en vaardigheid in het gebruik daarvan;

  • c. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen muziekwetenschap of doctoraalexamen wijsbegeerte (filosofie), indien in het bezit van het bewijs van p.d.v. voor de Duitse taal en indien tevens:

    • het kandidaatsexamen is afgelegd in de desbetreffende taal, of

    • indien de taal- en letterkunde van de taal (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen, en tevens blijkens aantekening van de bevoegdheid op het getuigschrift ter beoordeling van de desbetreffende subfaculteit voldoende bewijzen zijn geleverd van de kennis der hedendaagse taal en vaardigheid in het gebruik daarvan;

  • d. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen vrije studierichting als bedoeld in de artikelen 174 tot en met 179 van het Academisch Statuut 1963 (Stb. 1963, 380), indien in het bezit van het bewijs van p.d.v. voor de Duitse taal en indien tevens:

    • het kandidaatsexamen is afgelegd in de desbetreffende taal, of

    • indien de taal- en letterkunde van de taal (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen, en tevens blijkens aantekening van de bevoegdheid op het getuigschrift ter beoordeling van de desbetreffende subfaculteit voldoende bewijzen zijn geleverd van de kennis der hedendaagse taal en vaardigheid in het gebruik daarvan;

  • e. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen volgens het Academisch Statuut 1981 (Stb. 1981, 653 en Stb. 1982, 318) of van met goed gevolg afgelegd aanvullend examen als bedoeld in artikel 193 van het Academisch Statuut 1963 (Stb. 1963, 380) of artikel 54 van het Academisch Statuut 1981 (Stb. 1981, 653), indien in het bezit van het bewijs van p.d.v. voor de Duitse taal, behaald vóór 1 september 1986, en indien tevens:

    • het doctoraalexamen of het kandidaatsexamen is afgelegd in de desbetreffende taal, of

    • indien de taal- en letterkunde van de taal (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen of van het aanvullend examen, en tevens blijkens aantekening van de bevoegdheid op het getuigschrift ter beoordeling van de desbetreffende subfaculteit voldoende bewijzen zijn geleverd van de kennis der hedendaagse taal en vaardigheid in het gebruik daarvan;

  • f. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen als bedoeld in het Academisch Statuut 1963 (Stb. 1963, 380) waarop de aantekening, bedoeld in artikel 101, eerste lid, van het Academisch Statuut 1981 (Stb. 1981, 653 en Stb. 1982, 318) is geplaatst ten bewijze dat met goed gevolg is afgelegd het examen tot leraar in het vak Duits;

  • g. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen als bedoeld in het Academisch Statuut 1981 (Stb. 1981, 653 en Stb. 1982, 318) waarop de aantekening, bedoeld in artikel 101, eerste lid, van dat Statuut is geplaatst ten bewijze dat met goed gevolg is afgelegd het examen tot leraar in het vak Duits;

  • h. de akte van bekwaamheid Duits B tot het geven van middelbaar onderwijs in de Duitse taal en letterkunde + Q (schoolakte Duits m.o. B);

  • i. de akte van bekwaamheid Duits A tot het geven van middelbaar onderwijs in de Duitse taal en letterkunde + Q (schoolakte Duits m.o. A);

  • j. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Duits;

  • k. de akte van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs in de Duitse taal (akte m);

  • l. de verklaring van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen dat in de cursusjaren 1971 tot en met 1973 met gunstig resultaat de mto-applicatiecursus voor avo-leraren is gevolgd in Duits;

  • m. de akte van bekwaamheid van de tweede graad in twee vakken, waaronder het vak Duits, dan wel akte van bekwaamheid van de tweede graad in het vak Duits, tevens getuigschrift tot het geven van godsdienstonderwijs, uitgereikt door de instituten voor de opleiding van leraren die uit de openbare kas bekostigd zijn krachtens de Experimentenwet onderwijs (zgn. NLO’s);

  • n. de akte van bekwaamheid van de derde graad in twee vakken, waaronder het vak Duits, dan wel akte van bekwaamheid van de derde graad in het vak Duits, tevens getuigschrift tot het geven van godsdienstonderwijs, uitgereikt door de instituten voor de opleiding van leraren die uit de openbare kas bekostigd zijn krachtens de Experimentenwet onderwijs (zgn. NLO’s);

  • o. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd examen in de vierjarige voltijdse studierichting opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad, samengesteld uit twee studierichtingsdelen, waarvan de inhoud van het ene studierichtingsdeel (vak) mede is gericht op het geven van middelbaar beroepsonderwijs en de inhoud van het andere studierichtingsdeel (vak) niet mede is gericht op het geven van middelbaar beroepsonderwijs, en het vak Duits daarvan deel uitmaakt;

  • p. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Duits;

  • q. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd examen van de universitaire eerstegraads lerarenopleiding voor het vak Duits;

  • r. de akte van bekwaamheid van de derde graad, welke krachtens artikel III van de Wet van 4 juli 1985 (Stb. 1985, 408) tot uiterlijk 1 augustus 1989 kan worden uitgereikt, tot het geven van voortgezet onderwijs in het vak Duits;

  • s. de akte van bekwaamheid van de tweede graad, bedoeld in artikel 29, vierde lid, onder a, van de Wet op het voortgezet onderwijs (oud), tot het geven van voortgezet onderwijs in het vak Duits.

Artikel 6c. Franse taal

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

De bewijzen van bekwaamheid die bevoegdheid verlenen tot het geven van onderwijs in de Franse taal zijn:

  • a. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen in één der taal- en letterkundige studierichtingen van de faculteit der letteren, indien in het bezit van het bewijs van p.d.v. voor de Franse taal en indien tevens:

    • het doctoraalexamen of het kandidaatsexamen is afgelegd in de desbetreffende taal, of

    • indien de taal- en letterkunde van de taal (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen, en tevens blijkens aantekening van de bevoegdheid op het getuigschrift ter beoordeling van de desbetreffende subfaculteit voldoende bewijzen zijn geleverd van de kennis der hedendaagse taal en vaardigheid in het gebruik daarvan;

  • b. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen geschiedenis, kunstgeschiedenis en archeologie dan wel archeologie, indien in het bezit van het bewijs van p.d.v. voor de Franse taal en indien tevens:

    • het kandidaatsexamen is afgelegd in de desbetreffende taal, of

    • indien de taal- en letterkunde van de taal (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen, en tevens blijkens aantekening van de bevoegdheid op het getuigschrift ter beoordeling van de desbetreffende subfaculteit voldoende bewijzen zijn geleverd van de kennis der hedendaagse taal en vaardigheid in het gebruik daarvan;

  • c. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen muziekwetenschap of doctoraalexamen wijsbegeerte (filosofie), indien in het bezit van het bewijs van p.d.v. voor de Franse taal en indien tevens:

    • het kandidaatsexamen is afgelegd in de desbetreffende taal, of

    • indien de taal- en letterkunde van de taal (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen, en tevens blijkens aantekening van de bevoegdheid op het getuigschrift ter beoordeling van de desbetreffende subfaculteit voldoende bewijzen zijn geleverd van de kennis der hedendaagse taal en vaardigheid in het gebruik daarvan;

  • d. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen vrije studierichting als bedoeld in de artikelen 174 tot en met 179 van het Academisch Statuut 1963 (Stb. 1963, 380), indien in het bezit van het bewijs van p.d.v. voor de Franse taal en indien tevens:

    • het kandidaatsexamen is afgelegd in de desbetreffende taal, of

    • indien de taal- en letterkunde van de taal (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen, en tevens blijkens aantekening van de bevoegdheid op het getuigschrift ter beoordeling van de desbetreffende subfaculteit voldoende bewijzen zijn geleverd van de kennis der hedendaagse taal en vaardigheid in het gebruik daarvan;

  • e. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen volgens het Academisch Statuut 1981 (Stb. 1981, 653 en Stb. 1982, 318) of van met goed gevolg afgelegd aanvullend examen als bedoeld in artikel 193 van het Academisch Statuut 1963 (Stb. 1963, 380) of artikel 54 van het Academisch Statuut 1981 (Stb. 1981, 653), indien in het bezit van het bewijs van p.d.v. voor de Franse taal, behaald vóór 1 september 1986, en indien tevens:

    • het doctoraalexamen of het kandidaatsexamen is afgelegd in de desbetreffende taal, of

    • indien de taal- en letterkunde van de taal (in volle omvang) bijvak was van het doctoraalexamen of van het aanvullend examen, en tevens blijkens aantekening van de bevoegdheid op het getuigschrift ter beoordeling van de desbetreffende subfaculteit voldoende bewijzen zijn geleverd van de kennis der hedendaagse taal en vaardigheid in het gebruik daarvan;

  • f. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen als bedoeld in het Academisch Statuut 1963 (Stb. 1963, 380) waarop de aantekening, bedoeld in artikel 101, eerste lid, van het Academisch Statuut 1981 (Stb. 1981, 653 en Stb. 1982, 318) is geplaatst ten bewijze dat met goed gevolg is afgelegd het examen tot leraar in het vak Frans;

  • g. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraalexamen als bedoeld in het Academisch Statuut 1981 (Stb. 1981, 653 en Stb. 1982, 318) waarop de aantekening, bedoeld in artikel 101, eerste lid, van dat Statuut is geplaatst ten bewijze dat met goed gevolg is afgelegd het examen tot leraar in het vak Frans;

  • h. de akte van bekwaamheid Frans B tot het geven van middelbaar onderwijs in de Franse taal en letterkunde + Q (schoolakte Frans m.o. B);

  • i. de akte van bekwaamheid Frans A tot het geven van middelbaar onderwijs in de Franse taal en letterkunde + Q (schoolakte Frans m.o. A);

  • j. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in Frans;

  • k. de akte van bekwaamheid tot het geven van lager onderwijs in de Franse taal (akte m);

  • l. de akte van bekwaamheid van de tweede graad in twee vakken, waaronder het vak Frans, dan wel akte van bekwaamheid van de tweede graad in het vak Frans, tevens getuigschrift tot het geven van godsdienstonderwijs, uitgereikt door de instituten voor de opleiding van leraren die uit de openbare kas bekostigd zijn krachtens de Experimentenwet onderwijs (zgn. NLO’s);

  • m. de akte van bekwaamheid van de derde graad in twee vakken, waaronder het vak Frans, dan wel akte van bekwaamheid van de derde graad in het vak Frans, tevens getuigschrift tot het geven van godsdienstonderwijs, uitgereikt door de instituten voor de opleiding van leraren die uit de openbare kas bekostigd zijn krachtens de Experimentenwet onderwijs (zgn. NLO’s);

  • n. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van met goed gevolg afgelegd examen in de vierjarige voltijdse studierichting opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad, samengesteld uit twee studierichtingsdelen, waarvan de inhoud van het ene studierichtingsdeel (vak) mede is gericht op het geven van middelbaar beroepsonderwijs en de inhoud van het andere studierichtingsdeel (vak) niet mede is gericht op het geven van middelbaar beroepsonderwijs, en het vak Frans daarvan deel uitmaakt;

  • o. het getuigschrift hoger beroepsonderwijs van de opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Frans;

  • p. het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd examen van de universitaire eerstegraads lerarenopleiding voor het vak Frans;

  • q. de akte van bekwaamheid van de derde graad, welke krachtens artikel III van de Wet van 4 juli 1985 (Stb. 1985, 408) tot uiterlijk 1 augustus 1989 kan worden uitgereikt, tot het geven van voortgezet onderwijs in het vak Frans;

  • r. de akte van bekwaamheid van de tweede graad, bedoeld in artikel 29, vierde lid, onder a, van de Wet op het voortgezet onderwijs (oud), tot het geven van voortgezet onderwijs in het vak Frans.

Artikel 7. Slotbepaling

[Regeling vervallen per 01-08-2006]

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 1985.

  • 2 Dit besluit kan worden aangehaald als: Bevoegdhedenbesluit WPO.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

’s-Gravenhage, 25 maart 1985

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen,

G. van Leijenhorst

Uitgegeven de drieëntwintigste april 1985

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes