Spaarregeling gemoedsbezwaarden ex artikel 48 AOW

Geraadpleegd op 30-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 23-02-2002 en zichtdatum 23-02-2002.
Geldend van 23-02-2002 t/m 31-12-2005

Spaarregeling gemoedsbezwaarden

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L. de Graaf en de staatssecretaris van Financiën;

Gelet op artikel 48, eerste en zevende lid, van de Algemene Ouderdomswet;

Besluiten:

Artikel 1

De Rijksbelastingdienst verstrekt aan de Sociale verzekeringsbank op haar verzoek een opgave van het bedrag, dat ingevolge de artikelen 20 en 21 in samenhang met de artikelen 14, 15 en 16 van de Wet financiering volksverzekeringen van een gemoedsbezwaarde aan verhoogde belasting is geheven.

Artikel 2

Na ontvangst van de in artikel 1 bedoelde opgave berekent de Sociale verzekeringsbank per gemoedsbezwaarde het bedrag, dat van deze ingevolge de artikelen 20 en 21 in samenhang met de artikelen 14, 15 en 16 van de Wet financiering volksverzekeringen aan verhoogde belasting is geheven. De Sociale Verzekeringsbank boekt dit bedrag op een per gemoedsbezwaarde aan te leggen spaarrekening. Indien van een echtpaar aan beide echtgenoten een vrijstelling als bedoeld in artikel 47, van de Algemene Ouderdomswet, is verleend, wordt, in afwijking van de vorige volzin, het bedrag geboekt op een voor hen gezamenlijk aan te leggen spaarrekening.

Artikel 3

  • 1 Indien van een echtpaar een van de echtgenoten een vrijstelling is verleend als bedoeld in artikel 47 van de Algemene Ouderdomswet, wordt de echtgenoot, die geen inkomen heeft genoten, indien en voorzover deze recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet en wegens gemoedsbezwaren geen aanspraak maakt op deze uitkering, aangewezen als degene, van wie geacht wordt op grond van artikel 20 van de Wet financiering volksverzekeringen belasting te zijn geheven. Het saldo van de spaarrekening van de echtgenoot aan wie vrijstelling is verleend wordt overgeboekt op een voor beide echtgenoten gezamenlijk aan te leggen spaarrekening.

  • 2 Indien van het in het eerste lid bedoelde echtpaar degene aan wie vrijstelling is verleend, is overleden, wordt de overlevende echtgenoot, die geen inkomen heeft genoten, indien en voorzover deze recht heeft op een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet en wegens gemoedsbezwaren geen aanspraak maakt op deze uitkering, aangewezen als degene, van wie geacht wordt op grond van artikel 20 van de Wet financiering volksverzekeringen belasting te zijn geheven. Zodra de overlevende echtgenoot recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet en wegens gemoedsbezwaren geen aanspraak maakt op deze uitkering, wordt het saldo van de spaarrekening van de overleden echtgenoot overgeboekt op een voor de overlevende echtgenoot aan te leggen spaarrekening.

  • 3 De Sociale verzekeringsbank stelt de echtgenoot, bedoeld in het eerste en tweede lid, die aangewezen wenst te worden als degene, van wie geacht wordt op grond van artikel 20 van de Wet financiering volksverzekeringen belasting te zijn geheven en waarop het eerste dan wel het tweede lid nog geen toepassing heeft gevonden, in de gelegenheid hiervan mededeling te doen.

Artikel 4

Op de spaarrekening tekent de Sociale verzekeringsbank tevens aan het bedrag, dat de gemoedsbezwaarde in het totaal aan uitkering, bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft genoten.

Artikel 5

  • 1 Indien degene, die een spaarrekening heeft, huwt met iemand die eveneens een zodanige spaarrekening heeft, wordt het saldo van hun spaarrekeningen overgeboekt op een voor hen gezamenlijk aan te leggen spaarrekening.

    De vorige volzin blijft buiten toepassing, indien man en vrouw beiden reeds in het genot zijn van een uitkering als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.

  • 2 Indien een echtpaar, dat een gezamenlijke spaarrekening heeft, duurzaam gescheiden is gaan leven of van echt is gaan scheiden, wordt de helft van het saldo van de spaarrekening, aanwezig op de dag met ingang waarvan het duurzaam gescheiden leven een aanvang nam, onderscheidenlijk de echtscheiding plaatshad, overgeboekt op een voor ieder van hen aan te leggen afzonderlijke spaarrekening.

  • 3 Indien een man en een vrouw, die in verband met het vorige lid beiden een spaarrekening hebben, na duurzaam gescheiden van elkaar te hebben geleefd, weer zijn gaan samenwonen, vindt het bepaalde in het eerste lid overeenkomstige toepassing.

  • 4 Indien van een echtpaar, dat een gezamenlijke spaarrekening heeft, één van de echtgenoten overlijdt, wordt het saldo van die spaarrekening overgeboekt op een voor de langstlevende echtgenoot aan te leggen spaarrekening.

  • 5 Het saldo, in de vorige leden bedoeld, is gelijk aan het totaal van de overeenkomstig artikel 2 geboekte bedragen, verminderd met, indien uitkering is genoten, het totale bedrag van de uitkeringen, aangetekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.

Artikel 6

Voor de toepassing van artikel 48, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, wordt, indien op grond van artikel 3 en 5 een bedrag op een andere spaarrekening wordt overgeboekt, dat overgeboekte bedrag geacht te zijn geheven van degene, op de spaarrekening van wie dat bedrag is overgeboekt.

Artikel 7

De beschikking van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en de staatssecretaris van Financiën van 2 juli 1962, nr. 3492, Stcrt. 1962, 135, wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in de Nederlandse Staatscourant en werkt terug tot en met 1 april 1985.

's-Gravenhage, 23 april 1985

De

staatssecretaris

voornoemd,

L. de Graaf

's-Gravenhage, 24 april 1985
De

staatssecretaris

van Financiën,

H. E. Koning