Landinrichtingswet

[Regeling vervallen per 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 21-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 17-04-2004 en zichtdatum 20-12-2024.
Geldend van 01-01-2003 t/m 27-05-2004

Wet van 9 mei 1985, houdende regelen met betrekking tot de inrichting van de landelijke gebieden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regelen te stellen met betrekking tot inrichting van de landelijke gebieden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

In deze wet wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Landbouw en Visserij;

bevoegd bestuursorgaan: bestuursorgaan, dat bevoegd is tot besluitneming inzake de verwezenlijking van infrastructurele voorzieningen van nationaal of regionaal belang;

blok: een geheel van in een herverkaveling begrepen onroerende zaken;

eigenaar: hij, die eigenaar is van een tot het blok behorende onroerende zaak en hij, aan wie een recht van opstal, erfpacht, beklemming, vruchtgebruik, gebruik of bewoning toebehoort, waaraan een in het blok begrepen onroerende zaak is onderworpen, met dien verstande, dat onder het recht van opstal niet wordt begrepen dat recht voor zover het betreft het leggen en houden van leidingen in, op of boven de onroerende zaak van een ander;

rechthebbende: de eigenaar en hij, aan wie een niet onder de omschrijving van eigenaar genoemd beperkt recht toebehoort, waaraan een tot het blok behorende onroerende zaak is onderworpen, hij aan wie met betrekking tot zulk een zaak een recht van huur toebehoort of hij aan wie met betrekking tot zulk een zaak een recht als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek toebehoort;

centrale commissie: de commissie, bedoeld in artikel 7;

structuurschema: het structuurschema, bedoeld in artikel 6;

voorbereidingsschema: het voorbereidingsschema, bedoeld in artikel 18;

herverkaveling: de samenvoeging, verkaveling en verdeling van onroerende zaken met toepassing van Hoofdstuk VII;

openbare registers: de openbare registers, bedoeld in afdeling 1 van titel 2 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Voor zover niet anders bepaald wordt onder "provinciale staten" verstaan provinciale staten van de provincie, waarin het in te richten gebied geheel of grotendeels is gelegen.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde orgaan neemt de besluiten, bedoeld in de artikelen 42, 43, 46 en 51 niet dan in overeenstemming met provinciale staten van de andere provincies, waarin het in te richten gebied mede is gelegen.

  • 3 Wij nemen, gehoord de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State, de in het tweede lid bedoelde besluiten, indien de betrokken organen ter zake niet tot overeenstemming zijn gekomen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Voor zover niet anders bepaald wordt onder "gedeputeerde staten" verstaan het college van gedeputeerde staten van de provincie, waarin het in te richten gebied geheel of grotendeels is gelegen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Landinrichting strekt tot verbetering van de inrichting van het landelijk gebied overeenkomstig de functies van dat gebied, zoals deze in het kader van de ruimtelijke ordening zijn aangegeven.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Landinrichting kan maatregelen en voorzieningen omvatten ten behoeve van onder meer:

  • a. de land-, tuin- en bosbouw;

  • b. de natuur en het landschap;

  • c. de infrastructuur;

  • d. de openluchtrecreatie, en

  • e. de cultuurhistorie.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Er is een Structuurschema Landinrichting.

  • 2 Het structuurschema bevat voor een daarin vermelde tijd de hoofdlijnen en beginselen van het nationale landinrichtingsbeleid en geeft in het bijzonder inzicht in de ruimtelijke aspecten van dat beleid. Het structuurschema wordt aangemerkt als een onderdeel van het Regeringsbeleid als bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Stb. 1962, 286).

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Er is een Centrale Landinrichtingscommissie.

  • 2 De centrale commissie vervult de taken, haar bij of krachtens deze of een andere wet opgedragen.

  • 3 De centrale commissie wordt bij uitvoering van de haar bij of krachtens deze of een andere wet opgedragen taken bijgestaan door de Landinrichtingsdienst van het Ministerie van Landbouw en Visserij.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Wij benoemen en ontslaan de voorzitter en de overige leden van de centrale commissie en behouden Ons voor plaatsvervangende en adviserende leden te benoemen.

  • 2 De centrale commissie bestaat uit ten hoogste twintig leden en is zodanig samengesteld dat tezamen ten minste twee vijfden van het aantal leden worden gevormd door vertegenwoordigers van door Ons aangewezen organisaties op het gebied van de land-, tuin- en bosbouw, de natuur en het landschap en de openluchtrecreatie.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regelen gegeven met betrekking tot de taak, werkwijze en samenstelling van de centrale commissie. Deze regelen hebben mede betrekking op de zittingsduur, de schorsing, het ontslag van de leden van de centrale commissie en op de aan hen toe te kennen vergoedingen en de door de Landinrichtingsdienst te verlenen bijstand.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Wanneer de centrale commissie het ten behoeve van de voorbereiding van landinrichting nodig acht, dat grond wordt betreden of daarop gravingen of opmetingen worden verricht of tekens gesteld, moet hij, die de eigendom van de grond heeft of hij, aan wie een beperkt recht toebehoort, waaraan de grond is onderworpen, dan wel de gebruiker van de grond, dit gedogen.

  • 2 De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de in het eerste lid bedoelde gedoogplicht.

  • 3 De schade, die uit de toepassing van het eerste lid voortvloeit, wordt vanwege de Staat vergoed. Het verzoek om schadevergoeding moet worden ingediend bij de centrale commissie. Bij geschil over het beloop van de schade wordt dit op verzoek van de meest gerede partij, nadat de wederpartij de gelegenheid heeft gehad haar belangen te verdedigen, door de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de desbetreffende onroerende zaak geheel of grotendeels is gelegen, bij beschikking vastgesteld. Tegen de uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 Zonder instemming van Onze Minister van Defensie wordt geen wijziging gebracht in de gebruikstoestand van onroerende zaken die een militaire bestemming hebben.

  • 3 Zonder toestemming van de eigenaar wordt geen wijziging gebracht in diens recht ten aanzien van gebouwen.

  • 4 De centrale commissie kan in overeenstemming met gedeputeerde staten toestaan, dat van de bepaling in het derde lid wordt afgeweken, indien zij de totstandkoming van de landinrichting in de weg zou staan.

Hoofdstuk II. Vormen van landinrichting

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Op de voet van het bij of krachtens deze wet bepaalde kan landinrichting plaatsvinden in de vorm van:

  • a. herinrichting;

  • b. ruilverkaveling;

  • c. aanpassingsinrichting, dan wel

  • d. ruilverkaveling bij overeenkomst.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Voor herinrichting komen in aanmerking gebieden, die ruimtelijk naast een agrarische functie ook in belangrijke mate een niet-agrarische functie vervullen of moeten vervullen.

  • 2 Bij herinrichting worden in ieder geval met betrekking tot één of meer van de in artikel 5 genoemde aangelegenheden maatregelen en voorzieningen getroffen, al dan niet met inbegrip van herverkaveling op de voet van Hoofdstuk VII van het gehele in te richten gebied of van één of meer gedeelten daarvan.

  • 3 Herverkaveling van het in te richten gebied, of een gedeelte daarvan, kan in één of meer blokken plaatsvinden.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Voor ruilverkaveling komen in aanmerking gebieden, die ruimtelijk een overwegend agrarische functie, doch niet in belangrijke mate een niet-agrarische functie vervullen of moeten vervullen.

  • 2 Bij ruilverkaveling worden in ieder geval met betrekking tot één of meer van de in artikel 5 genoemde aangelegenheden, maatregelen en voorzieningen getroffen, met inbegrip van herverkaveling op de voet van Hoofdstuk VII van het gehele in te richten gebied.

  • 3 Herverkaveling van het in te richten gebied kan in één of meer blokken plaatsvinden.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Aanpassingsinrichting vindt plaats in een gebied in samenhang met het treffen van een op zichzelf staande infrastructurele voorziening van nationaal of regionaal belang.

  • 2 Bij aanpassingsinrichting vindt herverkaveling in één blok plaats en kunnen maatregelen en voorzieningen worden getroffen met betrekking tot de infrastructuur, de land-, tuin- en bosbouw, de natuur, het landschap en de openluchtrecreatie.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde voorziening maakt geen deel uit van het in het tweede lid bedoelde blok.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Ruilverkaveling bij overeenkomst is de vorm van landinrichting, waarbij drie of meer eigenaren zich verbinden bepaalde, hun toebehorende onroerende zaken samen te voegen, de verkregen massa op bepaalde wijze te verkavelen en onder elkaar bij notariële akte te verdelen.

Hoofdstuk III. Voorbereiding van en besluit tot herinrichting en ruilverkaveling

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Titel 1. Voorbereidingsschema landinrichting

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Er is een Voorbereidingsschema Landinrichting.

  • 2 Het voorbereidingsschema geeft de gebieden aan met betrekking waartoe herinrichting of ruilverkaveling wordt voorbereid.

  • 3 Het voorbereidingsschema wordt jaarlijks vastgesteld.

  • 4 De vaststelling van het voorbereidingsschema vindt, mede op de grondslag van het structuurschema, plaats door Onze Minister op de voordracht van de centrale commissie.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Provinciale staten doen jaarlijks, elk voor hun provincie, voorstellen aan Onze Minister toekomen ten behoeve van de vaststelling van het voorbereidingsschema.

  • 2 Provinciale staten nemen bij het doen van de in het vorige lid bedoelde voorstellen in aanmerking:

    • a. het structuurschema;

    • b. de zienswijze van de centrale commissie omtrent een overeenkomstig artikel 23 ingediend verzoek om landinrichting in voorbereiding te nemen;

    • c. het provinciaal ruimtelijk beleid, voor zover dit is neergelegd in een streekplan of een besluit van provinciale staten, de provinciale planologische commissie gehoord.

  • 3 Indien provinciale staten voornemens zijn een vorm van landinrichting voor te stellen aan Onze Minister, die afwijkt van de vorm van landinrichting zoals deze vervat is in het verzoek, als bedoeld in artikel 23, horen gedeputeerde staten de indieners van het verzoek, alvorens het voorstel aan Onze Minister toe te zenden.

  • 4 De voorstellen geven voor ieder gebied waarop zij betrekking hebben aan, of herinrichting dan wel ruilverkaveling wordt voorgesteld en of het besluit tot herinrichting dan wel het besluit tot ruilverkaveling wordt voorbereid, hetzij op de wijze als bedoeld in Titel 3-6 van dit Hoofdstuk, hetzij op de wijze als bedoeld in Titel 7 van dit Hoofdstuk.

  • 5 Onze Minister stelt de in het eerste lid bedoelde voorstellen in handen van de centrale commissie.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het voorbereidingsschema geeft voor ieder daarop vermeld gebied aan of herinrichting dan wel ruilverkaveling wordt voorbereid.

  • 2 Indien een gebied voor de eerste keer op het voorbereidingsschema wordt vermeld, worden daarbij aangegeven:

    • a. de voorlopige grenzen van het in te richten gebied alsmede van ieder tot dat gebied behorend blok;

    • b. de overwegingen en uitgangspunten voor het in voorbereiding nemen van herinrichting, onderscheidenlijk ruilverkaveling.

  • 3 Indien een gebied voor de eerste keer op het voorbereidingsschema wordt vermeld en de daarbij aangegeven vorm van landinrichting en de wijze van voorbereiding een andere is dan bij het voorstel, dient daarover overeenstemming met de provinciale staten te zijn verkregen.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien de vaststelling van het voorbereidingsschema tot gevolg heeft dat:

    • a. de voorlopige grenzen van het in te richten gebied of van een tot dat gebied behorend blok worden gewijzigd, dan wel

    • b. voor het in te richten gebied de in voorbereiding zijnde vorm van landinrichting wordt gewijzigd,

    is artikel 20, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien de vaststelling van het voorbereidingsschema tot gevolg heeft dat een gebied niet langer wordt vermeld, wordt zulks op het voorbereidingsschema aangegeven.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Onze Minister zendt het voorbereidingsschema toe aan de colleges van gedeputeerde staten en maakt een uittreksel van het voorbereidingsschema bekend in de Nederlandse Staatscourant.

  • 2 Een in het vorig lid bedoeld uittreksel geeft de op het voorbereidingsschema vermelde gebieden aan, alsmede voor elk zodanig gebied of herinrichting dan wel ruilverkaveling wordt voorbereid.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Een verzoek om landinrichting in voorbereiding te nemen, kan worden ingediend door:

  • a. Onze Minister wie het aangaat;

  • b. provincies, gemeenten, waterschappen en lichamen als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet,

  • c. verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid en stichtingen, die belangen behartigen welke door landinrichting kunnen worden gediend,

  • d. natuurlijke personen en rechtspersonen, die gezamenlijk ten minste dertig procent van de oppervlakte van het in te richten gebied in eigendom dan wel in gebruik hebben.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het verzoek moet schriftelijk en met redenen omkleed worden ingediend bij Onze Minister.

  • 2 Het verzoek gaat vergezeld van een kaart, waarop het in te richten gebied is aangegeven.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Onze Minister stelt het verzoek in handen van de centrale commissie.

  • 2 De centrale commissie brengt het verzoek onverwijld ter kennis van:

    • a. de colleges van gedeputeerde staten van de provincies,

    • b. de gemeenten,

    • c. de waterschappen,

    op welker grondgebied het verzoek betrekking heeft.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De centrale commissie stelt binnen een tijdvak van twee jaren na datum van de indiening van het verzoek, als bedoeld in artikel 24, haar zienswijze daaromtrent op en brengt deze schriftelijk ter kennis van:

    • a. de colleges van gedeputeerde staten van de provincies,

    • b. de gemeenten,

    • c. de waterschappen,

      op welker grondgebied het verzoek betrekking heeft, alsmede van

    • d. de indieners van het verzoek of, indien er meer dan vijf indieners zijn, tenminste de eerste vijf ondertekenaars van dit verzoek.

  • 2 De zienswijze bevat:

    • a. de grenzen van het gebied alsmede ingeval van herinrichting die van de blokken;

    • b. met betrekking tot het gebied:

      • 1. een beschrijving van de bestaande toestand;

      • 2. een aanduiding van de ruimtelijke ontwikkeling;

      • 3. een beschrijving van de wenselijk geachte inrichting;

    • c. op grondslag van het bepaalde onder b en het structuurschema, de motivering of landinrichting al dan niet wenselijk is en zo ja, in welke vorm;

    • d. de wijze van voorbereiding.

Titel 2. Landinrichtingscommissie

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Nadat een gebied voor de eerste keer op het voorbereidingsschema is vermeld stellen gedeputeerde staten, gehoord de centrale commissie, een landinrichtingscommissie met betrekking tot dat gebied in.

  • 2 Gedeputeerde staten zenden bericht van de instelling van een landinrichtingscommissie aan de centrale commissie, alsmede aan:

    • a. de colleges van gedeputeerde staten van de overige provincies,

    • b. de gemeenten en

    • c. de waterschappen,

    op welker grondgebied het in te richten gebied is gelegen.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een landinrichtingscommissie bestaat uit ten hoogste zeven leden, waaronder een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

  • 2 Indien de aard of omvang van het gebied daartoe aanleiding geeft, kunnen gedeputeerde staten in overeenstemming met de centrale commissie besluiten, dat de landinrichtingscommissie zal bestaan uit een daarbij vast te stellen aantal van meer dan zeven leden.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regelen gegeven met betrekking tot de wijze van benoeming, de zittingsduur, de schorsing en het ontslag van de leden van een landinrichtingscommissie alsmede met betrekking tot de aan hen toe te kennen vergoedingen.

  • 4 Gedeputeerde staten kunnen in overeenstemming met de centrale commissie adviserende leden benoemen. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De landinrichtingscommissie is bevoegd, in overeenstemming met de centrale commissie, al dan niet uit haar midden, sub-commissies in te stellen.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Onze Minister voegt aan de landinrichtingscommissie een secretaris toe.

  • 2 Het bestuur van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers wijst in overeenstemming met Onze Minister een ingenieur van het kadaster en één of meer plaatsvervangers aan, die de landinrichtingscommissie bijstaan.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie kan geen besluiten nemen, indien niet ten minste de helft van het aantal leden aanwezig is. De voorzitter en de secretaris voeren de besluiten uit; zij kunnen daartoe rechtshandelingen verrichten en in rechte optreden.

  • 2 De Staat garandeert de nakoming van de verplichtingen, die voortvloeien uit de in het eerste lid bedoelde rechtshandelingen.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Onze Minister stelt regelen betreffende de werkwijze van de landinrichtingscommissie vast.

Titel 3. Landinrichtingsprogramma

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Voor een gebied, waarvoor herinrichting dan wel ruilverkaveling wordt voorbereid, wordt een landinrichtingsprogramma vastgesteld.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien herinrichting wordt voorbereid, wordt in het programma aangegeven of herverkaveling op de voet van Hoofdstuk VII zal plaatsvinden.

  • 2 Indien ruilverkaveling, dan wel herinrichting waarbij herverkaveling op de voet van Hoofdstuk VII zal plaatsvinden, wordt voorbereid, wordt in het programma vermeld of zodanige herverkaveling in één of meer blokken zal plaatsvinden. Daarbij wordt ieder blok aangegeven.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het landinrichtingsprogramma bevat:

    • a. de zo nauwkeurig mogelijk bepaalde grenzen van het in te richten gebied alsmede die van ieder tot dat gebied behorend blok;

    • b. met betrekking tot het in te richten gebied, op de grondslag van de in artikel 20, tweede lid, onder b, bedoelde overwegingen en uitgangspunten:

      • 1. een beschrijving van de bestaande toestand;

      • 2. de aanduiding van de ruimtelijke ontwikkeling;

      • 3. de nadere uitwerking van de uitgangspunten en de doeleinden van herinrichting, onderscheidenlijk ruilverkaveling;

      • 4. de aanduiding en de ruimtelijke aspecten van de te treffen maatregelen en voorzieningen;

      • 5. aanduidingen inzake de grondverwerving;

      • 6. een beschrijving van de te verwachten gevolgen van de onder 4 en 5 bedoelde maatregelen en voorzieningen voor de economische toestand met inbegrip van de werkgelegenheid, de leef- en werkomstandigheden, de natuur en het landschap en de gesteldheid van water, bodem en lucht;

      • 7. een voorlopige raming van de kosten en de voorgestelde verdeling daarvan;

    • c. een of meer kaarten waarop het onder a en b gestelde alsmede in voorkomende gevallen de in artikel 36 bedoelde beheersgebieden en reservaatsgebieden zoveel mogelijk afzonderlijk worden weergegeven.

  • 2 De centrale commissie kan bepalen dat door haar aangewezen voorzieningen van openbaar nut slechts in het kader van de landinrichting tot stand worden gebracht, indien tussen de landinrichtingscommissie en het betrokken openbaar lichaam overeenstemming is verkregen over de geldelijke bijdrage van het lichaam in de kosten van de verwezenlijking van het landinrichtingsplan en over de voorwaarden waaronder de betaling zal plaatsvinden, en zij instemt met deze bijdrage en voorwaarden.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het landinrichtingsprogramma bevat tevens

  • a. indien in één of meer gebieden de uitoefening van de landbouw mede gericht dient te worden op doeleinden van natuur- of landschapsbehoud,

  • b. indien in één of meer gebieden het beheer in de toekomst uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gericht dient te zijn op doeleinden van natuur- of landschapsbehoud,

de begrenzing in hoofdlijnen van deze beheersgebieden onderscheidenlijk reservaatsgebieden.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie stelt een voorontwerp van het landinrichtingsprogramma op na overleg met de betrokken gemeenten en waterschappen.

  • 2 Het voorontwerp kan met betrekking tot eenzelfde aangelegenheid meer dan één mogelijkheid van te treffen maatregelen of voorzieningen bevatten.

  • 3 Onder betrokken gemeenten en waterschappen worden verstaan de gemeenten en waterschappen, waarin het gebied als bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder a, is gelegen.

Artikel 38

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie maakt het voorontwerp alom in het in te richten gebied bekend onder vermelding van het adres alwaar ter zake inlichtingen kunnen worden ingewonnen.

  • 2 Van de in het eerste lid bedoelde bekendmaking geeft de landinrichtingscommissie tevoren openbare kennis in de Nederlandse Staatscourant en in één of meer in het in te richten gebied verspreide dag- of nieuwsbladen.

  • 3 De landinrichtingscommissie verschaft gedurende tenminste drie maanden nadien gelegenheid zienswijzen en denkbeelden over het voorontwerp naar voren te brengen en daarover zowel onderling als met vertegenwoordigers van de landinrichtingscommissie van gedachten te wisselen. Van dit overleg en de uitkomsten daarvan wordt een verslag opgemaakt.

  • 4 Het verslag wordt uiterlijk negen maanden na de bekendmaking, bedoeld in het eerste lid, afgesloten. Het bevat onder meer een overzicht van de naar voren gebrachte zienswijzen en denkbeelden en een uiteenzetting van de dientengevolge in het voorontwerp, aangebrachte wijzigingen.

  • 5 De centrale commissie kan nadere voorschriften geven met betrekking tot de in de vorige leden bedoelde mogelijkheid tot inspraak.

Artikel 39

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De landinrichtingscommissie stelt het voorontwerp, vergezeld van het in artikel 38, vierde lid, bedoelde verslag en de aangebrachte wijzigingen in het voorontwerp in handen van de centrale commissie.

Artikel 40

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De centrale commissie stelt het landinrichtingsprogramma in ontwerp vast en zendt dit aan gedeputeerde staten.

  • 3 Gedeputeerde staten brengen het ontwerp onverwijld ter kennis van de colleges van gedeputeerde staten van de andere provincies, op welker grondgebied dit mede betrekking heeft.

  • 4 Indien het ontwerp afwijkt van het voorontwerp, doet de centrale commissie hiervan mededeling aan de landinrichtingscommissie.

Artikel 41

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten leggen het ontwerp gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage ter provinciale griffie en ter secretarie van de gemeenten en de waterschappen, die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in het in te richten gebied.

  • 2 Van de terinzagelegging geven gedeputeerde staten tevoren openbare kennis in de Nederlandse Staatscourant, in één of meer in het in te richten gebied verspreide dag- of nieuwsbladen en in de in het vorige lid bedoelde gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze. De kennisgevingen houden mededeling in van de een ieder toekomende bevoegdheid bedenkingen tegen het ontwerp naar voren te brengen.

  • 3 Uiterlijk de veertiende dag na de laatste dag, waarop het ontwerp ter inzage heeft gelegen, kan een ieder schriftelijk bij gedeputeerde staten bedenkingen naar voren brengen tegen het ontwerp.

  • 4 Gedeputeerde staten leggen het ontwerp, de daartegen naar voren gebrachte bedenkingen, alsmede een voorstel tot vaststelling van het landinrichtingsprogramma over aan provinciale staten.

Artikel 42

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Provinciale staten stellen het landinrichtingsprogramma vast na toetsing van het ontwerp aan de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals deze hun grondslag vinden in of redelijkerwijs voortvloeien uit een streekplan of een ander besluit van provinciale staten, de provinciale planologische commissie gehoord.

  • 2 Indien binnen de termijn en op de wijze in artikel 40, derde lid, bepaald, bedenkingen naar voren zijn gebracht, slaan provinciale staten op die bedenkingen zodanig acht als zij menen te behoren.

Artikel 43

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien provinciale staten voornemens zijn af te wijken van het ontwerp, wordt alvorens zij het landinrichtingsprogramma vaststellen, advies ingewonnen van de centrale commissie.

  • 2 Voorzover provinciale staten het landinrichtingsprogramma vaststellen in afwijking van het in het vorige lid bedoelde advies, zenden gedeputeerde staten het besluit daartoe binnen twee weken na vaststelling aan Onze Minister.

  • 3 Het gedeelte van het in het vorige lid bedoelde besluit, waarbij wordt afgeweken van het in het eerste lid bedoelde advies, kan door Ons worden vernietigd.

  • 4 Het koninklijk besluit tot vernietiging wordt in het Staatsblad geplaatst.

  • 5 Een voordracht tot vernietiging wordt Ons door Onze Minister gedaan, gehoord de centrale commissie.

  • 6 Een besluit tot vernietiging kan niet worden genomen, indien een jaar is verstreken na de ontvangst van het in het tweede lid bedoelde besluit. Wij behouden Ons voor de termijn van een jaar met zes maanden te verlengen.

  • 7 Onze Minister zendt het besluit tot vernietiging onverwijld aan:

    • a. de centrale commissie;

    • b. de landinrichtingscommissie;

    • c. provinciale staten;

    • d. de gemeenten en de waterschappen op welker grondgebied het besluit tot vernietiging betrekking heeft.

Artikel 44

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Provinciale staten delen aan hen, die bedenkingen naar voren hebben gebracht, de beslissing daaromtrent uiterlijk veertien dagen na het tijdstip van het besluit inzake de vaststelling van het landinrichtingsprogramma schriftelijk en met redenen omkleed mede.

Artikel 45

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 Voor zover de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid zijn gedelegeerd aan gedeputeerde staten, is artikel 41, vierde lid, niet van toepassing.

Titel 4. Besluit tot herinrichting

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 46

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Provinciale staten nemen het besluit tot herinrichting gelijktijdig met het besluit tot vaststelling van het landinrichtingsprogramma.

  • 2 Indien provinciale staten het landinrichtingsprogramma met toepassing van artikel 43, tweede lid, vaststellen, nemen zij in afwijking van het bepaalde in het eerste lid het besluit tot herinrichting eerst nadat de in artikel 43, zesde lid, bedoelde termijn is verstreken of zo veel eerder als Onze Minister te kennen heeft gegeven van een voordracht tot vernietiging af te zien.

Artikel 47

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten maken onder vermelding van de gevolgen die de wet daaraan verbindt het besluit tot herinrichting bekend in de Nederlandse Staatscourant, in één of meer in het in te richten gebied verspreide dag- of nieuwsbladen en in de gemeenten, die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in het in te richten gebied op de aldaar gebruikelijke wijze.

  • 2 Gedeputeerde staten zenden afschrift van het besluit tot herinrichting naar Onze Minister, de centrale commissie, de landinrichtingscommissie en, indien met toepassing van Hoofdstuk VII herverkaveling zal plaatsvinden, naar de arrondissementsrechtbank, binnen welker rechtsgebied het in te richten gebied geheel of grotendeels is gelegen.

  • 3 De arrondissementsrechtbank benoemt na ontvangst van dit bericht één of meer rechters-commissarissen en doet hiervan mededeling aan gedeputeerde staten, aan de landinrichtingscommissie en aan de centrale commissie.

Artikel 48

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Met ingang van het tijdstip waarop het ontwerp van het landinrichtingsplan ter inzage is gelegd tot het tijdstip waarop het landinrichtingsplan voor de betrokken onroerende zaken is verwezenlijkt, is het, behoudens daartoe door de landinrichtingscommissie verleende toestemming, verboden handelingen te verrichten, die de verwezenlijking van het plan ernstig belemmeren.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien het landinrichtingsplan in gedeelten wordt voorbereid of vastgesteld, dan wel wordt gewijzigd.

Artikel 49

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien bij het besluit tot herinrichting is besloten tot herverkaveling van het gebied of van één of meer gedeelten daarvan, is het, nadat het besluit tot herinrichting is genomen, eigenaren en gebruiksgerechtigden van in een blok gelegen onroerende zaken verboden handelingen te verrichten, of handelingen welke voor een normale bedrijfsvoering zijn vereist, achterwege te laten, indien daardoor de waarde van de betrokken onroerende zaken zou veranderen, tenzij de landinrichtingscommissie daarmee heeft ingestemd.

  • 2 Waardevermeerdering, ontstaan nadat het besluit tot herinrichting is genomen, behoeft niet te worden vergoed, tenzij deze waardevermeerdering het gevolg is van handelingen, waarmee de landinrichtingscommissie heeft ingestemd.

Artikel 50

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Aan een werknemer wordt door Onze Minister uit ’s Rijks kas een geldelijke bijdrage verleend in door hem te bepalen gevallen en volgens door hem te stellen regelen, indien het bedrijf waarin de werknemer werkzaam is, ten gevolge van de toepassing van artikel 11 of van artikel 146 wordt beëindigd.

Titel 5. Besluit tot ruilverkaveling

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Afdeling I. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 51

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Provinciale staten nemen het besluit, dat een stemming wordt gehouden ter verkrijging van de beslissing of ruilverkaveling zal plaatsvinden, gelijktijdig met het besluit tot vaststelling van het landinrichtingsprogramma.

  • 2 Artikel 46, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van "besluit tot herinrichting" wordt gelezen: besluit, dat een stemming wordt gehouden ter verkrijging van de beslissing of ruilverkaveling zal plaatsvinden.

Artikel 52

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De beslissing of ruilverkaveling zal plaatsvinden, wordt genomen door degenen, die met betrekking tot het in te richten gebied:

    • a. in de kadastrale registratie als eigenaar staan vermeld;

    • b. overeenkomstig de artikelen 54-61 als pachters van daartoe behorende onroerende zaken zijn geregistreerd.

  • 2 Ter verkrijging van de beslissing of ruilverkaveling zal plaatsvinden wordt zo spoedig mogelijk na het tijdstip, waarop het landinrichtingsprogramma is vastgesteld, onder verantwoordelijkheid van gedeputeerde staten een stemming gehouden.

Afdeling II. Registratie van eigenaren en pachters

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 53

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie stelt met betrekking tot het in te richten gebied een ontwerp van de lijst op van degenen, die in de kadastrale registratie als eigenaar staan vermeld en legt dit ontwerp gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage ter provinciale griffie en ter secretarie van de gemeenten die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in het in te richten gebied.

  • 2 Van de terinzagelegging geeft de landinrichtingscommissie tevoren kennis aan degenen die op het ontwerp van de lijst zijn vermeld en tevens geeft zij van tevoren openbare kennis in één of meer in het in te richten gebied verspreide dag- of nieuwsbladen en in de gemeenten, die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in het in te richten gebied op de aldaar gebruikelijke wijze.

  • 3 Uiterlijk de veertiende dag na de laatste dag, waarop het ontwerp ter inzage heeft gelegen, kunnen belanghebbenden hun bedenkingen schriftelijk bij de landinrichtingscommissie naar voren brengen.

  • 4 De landinrichtingscommissie stelt de in het vorige lid bedoelde lijst vast waarbij zij zodanig acht slaat op de naar voren gebrachte bedenkingen als zij meent te behoren en doet deze aan gedeputeerde staten toekomen.

Artikel 54

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie registreert met betrekking tot het in te richten gebied op hun daartoe strekkend verzoek de pachters, die aan de in artikel 62, eerste lid, bedoelde stemming wensen deel te nemen.

  • 3 Inzending van de pachtovereenkomst geldt als een verzoek tot registratie.

Artikel 55

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het verzoek tot registratie moet binnen een maand na een door de landinrichtingscommissie te bepalen tijdstip worden ingediend.

  • 2 De landinrichtingscommissie maakt het in het eerste lid bedoelde tijdstip en de in artikel 40, tweede lid, bedoelde begrenzing van het in te richten gebied bekend in ten minste twee dag- of nieuwsbladen, die in zodanig gebied worden verspreid en in de gemeenten, die geheel of gedeeltelijk in zodanig gebied zijn gelegen, op de aldaar gebruikelijke wijze.

Artikel 56

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien de pachter niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 54, tweede lid, deelt de landinrichtingscommissie hem mee, dat hij niet in aanmerking komt voor registratie.

  • 2 Indien de pachter voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 54, tweede lid, beschrijft de landinrichtingscommissie het gepachte door vermelding van de kadastrale aanduiding van die onroerende zaken en van de grootte volgens de kadastrale registratie van elk der desbetreffende percelen en, indien het gepachte een gedeelte van een perceel uitmaakt, bovendien de grootte van dat gedeelte; de landinrichtingscommissie vermeldt tevens de oppervlakte, waarvoor de pachter stemgerechtigd is.

  • 3 De landinrichtingscommissie zendt zo spoedig mogelijk aan partijen bij de pachtovereenkomst, voor zover deze bekend zijn, bij aangetekende brief bericht van het verzoek, onder vermelding van de kadastrale aanduiding van het gepachte, de grootte volgens de kadastrale registratie van elk der desbetreffende percelen en, indien het gepachte een gedeelte van een perceel uitmaakt, bovendien de grootte van dat gedeelte, alsmede onder vermelding van de oppervlakte, waarvoor de pachter stemgerechtigd is.

  • 4 Op het niet-ontvangen van het bericht kan geen beroep worden gedaan.

  • 5 Partijen kunnen hun bedenkingen binnen veertien dagen na de dagtekening van de in het derde lid bedoelde brief schriftelijk bij de landinrichtingscommissie naar voren brengen.

  • 6 Voor de toepassing van de vorige leden en van de artikelen 57-60 wordt onder partijen mede verstaan degene, die op het tijdstip van de indiening van het verzoek tot registratie in de kadastrale registratie als eigenaar staat vermeld, indien deze niet de verpachter is.

Artikel 57

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie beslist zo spoedig mogelijk of al dan niet tot registratie wordt overgegaan.

  • 2 De landinrichtingscommissie stelt bij aangetekende brief partijen in kennis van haar beschikking.

Artikel 58

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Partijen kunnen binnen een maand na de dagtekening van de in artikel 57, tweede lid, bedoelde brief bij een met redenen omkleed verzoekschrift, vergezeld van de nodige bewijsstukken en van een afschrift van de beschikking van de landinrichtingscommissie, deze onderwerpen aan de uitspraak van de voorzitter van de pachtkamer van de rechtbank van het arrondissement waarin het gepachte geheel of grotendeels is gelegen.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de partij, die geen bedenkingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 56, vijfde lid, naar voren heeft gebracht, geen gebruik maken van de hem in het eerste lid verleende bevoegdheid, indien de landinrichtingscommissie overeenkomstig het verzoek en de gegevens, vermeld in de brief, bedoeld in artikel 56, derde lid, heeft beslist.

  • 3 Alle stukken worden ingediend met afschriften voor de partijen, die bij de procedure betrokken zijn, alsmede voor de landinrichtingscommissie.

Artikel 59

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De griffier van de rechtbank doet onverwijld bij aangetekende brief afschriften van de ingediende stukken aan de andere partij of partijen, voor zover deze hem bekend zijn, en aan de landinrichtingscommissie toekomen.

  • 2 Op het niet-ontvangen van de stukken kan geen beroep worden gedaan.

  • 3 Onverwijld zendt de landinrichtingscommissie alle haar ter beschikking staande stukken aan de voorzitter van de pachtkamer.

  • 4 Elke wederpartij kan binnen een maand na de dagtekening van de in het eerste lid bedoelde brief een verweerschrift, al dan niet vergezeld van bewijsstukken, bij de voorzitter van de pachtkamer indienen.

  • 5 De griffier doet onverwijld bij aangetekende brief afschrift van de ingediende stukken aan de andere partij of partijen toekomen.

Artikel 60

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De voorzitter van de pachtkamer kan nader bewijs of verhoor van partijen of de landinrichtingscommissie bevelen.

  • 2 Hij doet zo spoedig mogelijk uitspraak en bepaalt bij zijn beschikking hetgeen geregistreerd wordt.

  • 3 De beslissing van de voorzitter van de pachtkamer is niet een uitspraak ten principale omtrent de rechtsverhouding tussen partijen.

  • 4 Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Artikel 61

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De landinrichtingscommissie zendt met betrekking tot het in te richten gebied aan gedeputeerde staten een lijst van hen, die als pachter zijn geregistreerd.

Afdeling III. Stemming

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 62

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De oproeping tot de stemming geschiedt bij aangetekende brief, waarin wordt gewezen op het rechtsgevolg, hetwelk de wet aan de stemming verbindt.

  • 3 Op het niet-ontvangen van de oproeping kan geen beroep worden gedaan.

  • 4 De stemming wordt niet gehouden, dan nadat ten minste drie weken zijn verstreken sedert de verzending der aangetekende brieven, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 63

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Men kan in persoon of bij gemachtigde aan de stemming deelnemen.

  • 2 Niemand kan als gemachtigde van meer dan één persoon optreden.

  • 3 Als gemachtigde wordt slechts toegelaten hij, die desverlangd aan de voorzitter van het stembureau een schriftelijke volmacht overlegt en van wiens machtiging gedeputeerde staten ten minste twee dagen vóór de dag der stemming schriftelijk bericht van de lastgever hebben ontvangen.

  • 4 De voorzitter van het stembureau kan weigeren personen, die de volle ouderdom van achttien jaren niet hebben bereikt of die onder curatele zijn gesteld, als gemachtigde toe te laten.

  • 5 De stemmen worden geheim uitgebracht.

Artikel 64

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Ten behoeve van de stemopneming en de vaststelling van de uitslag der stemming worden stembureaus en een hoofdstembureau ingesteld.

  • 2 De voorzitter van het hoofdstembureau wordt door gedeputeerde staten uit hun midden benoemd.

  • 3 Ter bijstand van het hoofdstembureau kan een administratief bureau worden ingesteld.

Artikel 65

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot de stemming nadere regelen gesteld.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde regelen kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a. de instelling, samenstelling en werkwijze van stembureaus, een hoofdstembureau en een administratief bureau;

    • b. de oproeping voor de stemming;

    • c. het verlenen van een volmacht;

    • d. de verklaring van erfrecht;

    • e. de aanwijzing en beschikbaarstelling van stemlokalen en de vergoeding van de daaruit voortvloeiende kosten;

    • f. de stembiljetten;

    • g. het stemmen.

Artikel 66

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Voor het nemen van het besluit tot ruilverkaveling wordt vereist de toestemming:

    • a. hetzij van de meerderheid van hen, die met betrekking tot het in te richten gebied in de kadastrale registratie als eigenaar staan vermeld, en van hen, die als pachters zijn geregistreerd, gezamenlijk voor zover zij aan de stemming deelnemen, met dien verstande dat hij, die met betrekking tot het in te richten gebied in de kadastrale registratie als eigenaar staat vermeld en tevens als pachter is geregistreerd, ten behoeve van zichzelf, slechts één stem kan uitbrengen;

    • b. hetzij van hen, die gezamenlijk van meer dan de helft van de totale grootte, waarvoor stemmen zijn uitgebracht, blijkens het kadaster eigenaar dan wel blijkens de registratie pachter zijn van tot het in te richten gebied behorende onroerende zaken.

  • 2 Bij het bepalen van de meerderheid in kadastrale grootte worden de volgende regels in acht genomen:

    • a. ingeval onroerende zaken aan twee of meer eigenaren gezamenlijk toebehoren, wordt iedere mede-eigenaar geacht eigenaar te zijn van een evenredig deel;

    • b. ingeval op onroerende zaken een recht van opstal, erfpacht, vruchtgebruik, gebruik of bewoning bestaat, tellen de stemmen van degenen aan wie de bezwaarde eigendom toebehoort en degenen aan wie deze rechten toebehoren elk voor de helft van de oppervlakte van de onroerende zaak waarop zodanig recht rust, met dien verstande dat, indien een onroerende zaak aan meer dan één van de genoemde rechten is onderworpen, de stemmen van degenen aan wie deze rechten toebehoren elk voor een gelijk deel van de helft van de oppervlakte van de onroerende zaak, welke aan deze rechten is onderworpen, tellen;

    • c. ingeval onroerende zaken verpacht zijn, tellen de stemmen van de eigenaar en van de pachter elk voor de helft van de oppervlakte van de onroerende zaak die verpacht is, met dien verstande dat:

      • 1°. indien een onroerende zaak aan meerdere pachters gezamenlijk is verpacht, de stemmen van de pachters elk voor een evenredig deel van de helft van de grootte van de onroerende zaak, die verpacht is, tellen, en

      • 2°. indien een onroerende zaak is onderverpacht, de stemmen van de pachter en van de onderpachter elk voor een evenredig deel van de grootte van de onroerende zaak, waarvoor de pachter stemgerechtigd is, tellen;

    • d. ingeval onroerende zaken aan een of meer van de onder b bedoelde rechten zijn onderworpen en deze onroerende zaken tevens verpacht zijn, tellen de stemmen van degenen aan wie de bezwaarde eigendom toebehoort en degenen aan wie deze rechten toebehoren tezamen voor de helft van de grootte van de onroerende zaken, die aan genoemde rechten zijn onderworpen en die tevens verpacht zijn. Ten aanzien van deze helft is het bepaalde onder b van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Stemmen welke van onwaarde zijn worden voor de toepassing van dit artikel niet in aanmerking genomen.

  • 4 Voor de toepassing van dit artikel worden met personen, die in de kadastrale registratie als eigenaar staan vermeld, onderscheidenlijk als pachter zijn geregistreerd, gelijkgesteld zij, die door een verklaring van erfrecht als bedoeld in artikel 188 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, aantonen erfgenaam van een zodanige persoon te zijn. Is de nalatenschap ingevolge artikel 13 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek verdeeld, dan wordt met de in de vorige zin bedoelde eigenaar, onderscheidenlijk pachter, gelijkgesteld de in de verklaring van erfrecht genoemde echtgenoot of geregistreerde partner van de erflater. Is de nalatenschap niet in Nederland opengevallen, dan wordt de verklaring van erfrecht vervangen door een, door de ter plaatse bevoegde autoriteit opgestelde en ondertekende, verklaring houdende:

    • a. voor zover bekend de naam, voornamen, geboortedatum, de wettelijke woonplaats met adres, het beroep, de burgerlijke staat en de datum van overlijden van de erflater;

    • b. voor zover bekend de naam, voornamen, geboortedatum, de wettelijke woonplaats met adres, het beroep en de burgerlijke staat van de erfgenamen met vermelding van ieders aandeel;

    • c. zo mogelijk de naam, voornamen, de geboortedatum en de wettelijke woonplaats met adres van de wettelijke vertegenwoordigers van de onder b bedoelde personen, daaronder begrepen de bewindvoerders;

    • d. een nauwkeurige aanwijzing van de uiterste wil of, bij wettelijke erfopvolging, van de betrekking tussen de erflater en de erfgenamen;

    • e. een verklaring van de autoriteit, die de akte heeft opgemaakt, dat hij zich van de juistheid van hetgeen daarin is vermeld, zo goed mogelijk heeft overtuigd.

  • 5 Voor de toepassing van dit artikel worden als in de kadastrale registratie vermelde eigenaren uitsluitend aangemerkt diegenen, die deze hoedanigheid bezitten aan het einde van de zevende dag, voorafgaande aan die der stemming. Het in de vorige volzin bepaalde geldt niet ten aanzien van erfgenamen van personen die op grond van het aldaar bepaalde als in de kadastrale registratie vermelde eigenaren worden aangemerkt.

  • 6 Voor de toepassing van het eerste lid, onder b, wordt onder eigenaar niet verstaan degene aan wie de bezwaarde eigendom toebehoort van onroerende zaken, voor zover daarop een recht van beklemming rust.

  • 7 Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid, wordt onder grootte verstaan de grootte volgens de kadastrale registratie van elk der betrokken percelen en, indien het een gedeelte van een perceel betreft, bovendien de grootte van dat gedeelte.

Artikel 67

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De voorzitter van het hoofdstembureau maakt onverwijld de uitslag van de stemming bekend.

Artikel 68

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Indien niet tot ruilverkaveling is besloten, stellen gedeputeerde staten alle stukken die op de voorbereiding van de ruilverkaveling betrekking hebben, in handen van de centrale commissie.

Artikel 69

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 47 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat in de plaats van "besluit tot herinrichting" wordt gelezen: "besluit tot ruilverkaveling".

Afdeling IV. Verbodsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 70

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Met ingang van het tijdstip waarop het ontwerp van het landinrichtingsplan ter inzage is gelegd tot het tijdstip waarop het landinrichtingsplan voor de betrokken onroerende zaken is verwezenlijkt, is het, behoudens daartoe door de landinrichtingscommissie verleende toestemming, verboden handelingen te verrichten, die de verwezenlijking van het plan ernstig belemmeren.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien het landinrichtingsplan in gedeelten wordt voorbereid of vastgesteld, dan wel wordt gewijzigd.

Artikel 71

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Nadat het besluit tot ruilverkaveling is genomen is het eigenaren en gebruiksgerechtigden van in een blok gelegen onroerende zaken verboden handelingen te verrichten, of handelingen welke voor een normale bedrijfsvoering zijn vereist, achterwege te laten, indien daardoor de waarde van de betrokken onroerende zaken zou veranderen, tenzij de landinrichtingscommissie daarmee heeft ingestemd.

  • 2 Waardevermeerdering, ontstaan nadat het besluit tot ruilverkaveling is genomen, behoeft niet te worden vergoed, tenzij deze waardevermeerdering het gevolg is van handelingen, waarmee de landinrichtingscommissie heeft ingestemd.

Artikel 72

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Aan een werknemer wordt door Onze Minister uit ’s Rijks kas een geldelijke bijdrage verleend in door hem te bepalen gevallen en volgens door hem te stellen regelen, indien het bedrijf waarin de werknemer werkzaam is, ten gevolge van de toepassing van artikel 11 of van artikel 146 wordt beëindigd.

Titel 6. Landinrichtingsplan

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 73

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Voor een gebied, met betrekking waartoe het besluit tot herinrichting, onderscheidenlijk ruilverkaveling, is genomen wordt een landinrichtingsplan vastgesteld.

  • 2 Het met betrekking tot het gebied vastgestelde landinrichtingsprogramma vormt de grondslag voor het in het vorige lid bedoelde landinrichtingsplan.

  • 3 Het landinrichtingsplan kan in gedeelten worden voorbereid of vastgesteld.

Artikel 74

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het landinrichtingsplan bevat:

    • a. de grenzen van het in te richten gebied, alsmede die van ieder tot dat gebied behorende blok;

    • b. een beschrijving van de bestaande toestand;

    • c. een aanduiding van de ruimtelijke ontwikkeling;

    • d. een omschrijving van de te treffen maatregelen en voorzieningen, met, in voorkomende gevallen, vermelding van de daarvoor benodigde gronden;

    • e. een raming van de kosten en de verdeling daarvan;

    • f. één of meer kaarten, die met inachtneming van artikel 75, tweede lid, zijn vervaardigd.

  • 2 De in het eerste lid, onder d, bedoelde maatregelen en voorzieningen kunnen onder meer omvatten:

    • a. wijziging van het stelsel van wegen, waterlopen, dijken en kaden met de daarbij behorende kunstwerken;

    • b. veiligstelling, aanleg en ontwikkeling van gebieden van belang uit een oogpunt van natuur- en landschapsbehoud en elementen van landschappelijke, recreatieve, cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waarde;

    • c. uitvoering van andere dan onder a en b begrepen werken van openbaar nut.

  • 3 Indien artikel 35, tweede lid, is toegepast worden de aldaar bedoelde voorzieningen slechts na toestemming van de centrale commissie in het landinrichtingsplan opgenomen.

Artikel 75

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het landinrichtingsplan bevat tevens:

    • a. de begrenzing van de in artikel 36 bedoelde beheersgebieden onderscheidenlijk reservaatsgebieden;

    • b. de voornemens inzake de toewijzing onderscheidenlijk regeling van de eigendom, het beheer en het onderhoud van de openbare wegen, waterlopen, dijken en kaden met de daarbij behorende kunstwerken;

    • c. de voornemens, alsmede de overwegingen waarop deze zijn gegrond, inzake de toewijzing, met de daarbij in acht te nemen voorwaarden, van de eigendom van

      • - gebieden van belang uit een oogpunt van natuur- en landschapsbehoud;

      • - elementen van landschappelijke, recreatieve, cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waarde;

      • - onroerende zaken, waarop andere werken van openbaar nut zullen worden uitgevoerd,

    die voor herinrichting overeenkomstig het derde lid, onder a, en voor ruilverkaveling overeenkomstig het vierde lid, onder b, op de kaarten zijn aangegeven.

  • 2 Op de in artikel 74, eerste lid, onder f, bedoelde kaarten worden zo nauwkeurig mogelijk aangegeven:

    • a. de grenzen van het in te richten gebied;

    • b. de grenzen van ieder blok;

    • c. de te handhaven openbare wegen, waterlopen, dijken en kaden;

    • d. de te handhaven gebieden van belang uit een oogpunt van natuur- en landschapsbehoud en elementen van landschappelijke, recreatieve, cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke waarde;

    • e. de in artikel 74, eerste lid, onder d, bedoelde maatregelen en voorzieningen;

    • f. in voorkomend geval, de grenzen van de in het eerste lid, onder a, bedoelde gebieden.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid wordt bij herinrichting ten aanzien van de in artikel 74, eerste lid, onder d, bedoelde maatregelen en voorzieningen op de kaarten afzonderlijk en zo nauwkeurig mogelijk aangegeven:

    • a. maatregelen en voorzieningen, voor de verwezenlijking waarvan de verwerving van eigendom van grond noodzakelijk is;

    • b. maatregelen en voorzieningen, voor de verwezenlijking waarvan artikel 141 kan worden toegepast.

Artikel 76

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie stelt een voorontwerp van het landinrichtingsplan op na overleg met de betrokken gemeenten en waterschappen.

  • 2 Het voorontwerp kan met betrekking tot eenzelfde aangelegenheid meer dan één mogelijkheid van te treffen maatregelen of voorzieningen bevatten.

  • 3 Voor zover het voorontwerp uitvoering van werken op onroerende zaken bevat, waarvan de eigendom, het beheer of het onderhoud bij een gemeente of waterschap berust, stelt de landinrichtingscommissie het daarop betrekking hebbende gedeelte van het voorontwerp op in overeenstemming met die gemeente of dat waterschap.

  • 4 Onder betrokken gemeenten en waterschappen worden verstaan de gemeenten en waterschappen, waarin het gebied bedoeld in artikel 74, eerste lid, onder a, is gelegen.

Artikel 77

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie maakt het voorontwerp alom in het in te richten gebied bekend onder vermelding van het adres alwaar ter zake inlichtingen kunnen worden ingewonnen.

  • 2 Van de in het eerste lid bedoelde bekendmaking geeft de landinrichtingscommissie tevoren openbare kennis in de Nederlandse Staatscourant en in één of meer in het in te richten gebied verspreide dag- of nieuwsbladen.

  • 3 De landinrichtingscommissie verschaft gedurende ten minste drie maanden nadien gelegenheid zienswijzen en denkbeelden over het voorontwerp naar voren te brengen en daarover zowel onderling als met vertegenwoordigers van de landinrichtingscommissie van gedachten te wisselen. Van dit overleg en de uitkomsten daarvan wordt een verslag opgemaakt.

  • 4 Het verslag wordt uiterlijk negen maanden na de bekendmaking, bedoeld in het eerste lid, afgesloten. Het bevat onder meer een overzicht van de naar voren gebrachte zienswijzen en denkbeelden en een uiteenzetting van de dientengevolge in het voorontwerp aangebrachte wijzigingen.

  • 5 De centrale commissie kan nadere voorschriften geven met betrekking tot de in de vorige leden bedoelde mogelijkheid tot inspraak.

Artikel 78

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De landinrichtingscommissie stelt het voorontwerp, vergezeld van het in artikel 77, vierde lid, bedoelde verslag en de aangebrachte wijzigingen in het voorontwerp, in handen van de centrale commissie.

Artikel 79

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De centrale commissie stelt het landinrichtingsplan in ontwerp vast en zendt dit aan gedeputeerde staten.

  • 2 Gedeputeerde staten brengen het ontwerp onverwijld ter kennis van de colleges van gedeputeerde staten van de andere provincies, op welker grondgebied dit mede betrekking heeft.

  • 3 Indien het ontwerp afwijkt van het voorontwerp, doet de centrale commissie hiervan mededeling aan de landinrichtingscommissie.

Artikel 80

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten leggen het ontwerp gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage ter provinciale griffie en ter secretarie van de gemeenten en de waterschappen, die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in het in te richten gebied.

  • 2 Van de terinzagelegging geven gedeputeerde staten tevoren openbare kennis in de Nederlandse Staatscourant, in één of meer in het in te richten gebied verspreide dag- of nieuwsbladen en in de in het vorige lid bedoelde gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze. De kennisgevingen houden mededeling in van de een ieder toekomende bevoegheid bedenkingen tegen het ontwerp naar voren te brengen.

  • 3 Uiterlijk de veertiende dag na de laatste dag, waarop het ontwerp ter inzage heeft gelegen kan een ieder schriftelijk bij gedeputeerde staten bedenkingen naar voren brengen tegen het ontwerp.

Artikel 81

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten stellen het landinrichtingsplan vast.

  • 2 Indien binnen de termijn en op de wijze in artikel 80, derde lid, bepaald, bedenkingen naar voren zijn gebracht, slaan zij op die bedenkingen zodanig acht als zij menen te behoren.

Artikel 82

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien gedeputeerde staten voornemens zijn af te wijken van het ontwerp, winnen zij advies in van de centrale commissie, alvorens zij het landinrichtingsplan vaststellen.

  • 2 Voor zover gedeputeerde staten het landinrichtingsplan vaststellen in afwijking van het in het vorige lid bedoelde advies, zenden zij hun besluit daartoe binnen twee weken na vaststelling aan Onze Minister.

  • 3 Het gedeelte van het in het vorige lid bedoelde besluit, waarbij wordt afgeweken van het in het eerste lid bedoelde advies, kan door Ons worden vernietigd.

  • 4 Het koninklijk besluit tot vernietiging wordt in het Staatsblad geplaatst.

  • 5 Een voordracht tot vernietiging wordt Ons door Onze Minister gedaan, gehoord de centrale commissie.

  • 6 Een besluit tot vernietiging kan niet worden genomen, indien een jaar is verstreken na de ontvangst van het in het tweede lid bedoelde besluit. Wij behouden Ons voor de termijn van een jaar met zes maanden te verlengen.

  • 7 Onze Minister zendt het besluit tot vernietiging onverwijld aan:

    • a. de centrale commissie;

    • b. de landinrichtingscommissie;

    • c. gedeputeerde staten;

    • d. de gemeenten en de waterschappen op welker grondgebied het besluit tot vernietiging betrekking heeft.

Artikel 83

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten delen aan hen, die bedenkingen naar voren hebben gebracht, de beslissing daaromtrent uiterlijk veertien dagen na het tijdstip van het besluit inzake de vaststelling van het landinrichtingsplan schriftelijk en met redenen omkleed mede.

  • 3 Tegen de in artikel 75, eerste lid, onder c, bedoelde voornemens tot toewijzing van de eigendom, voor zover zulks geschiedt met toepassing van artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en c, dan wel met toepassing van artikel 122 van de Onteigeningswet, kunnen uitsluitend rechthebbenden en pachters die zich tijdig tot gedeputeerde staten hebben gewend met bedenkingen tegen deze voornemens of die bedenkingen hebben tegen deze voornemens voor zover deze afwijken van die in het ter inzage gelegde ontwerp van het landinrichtingsplan beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Artikel 84

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een landinrichtingsplan kan worden gewijzigd tot het tijdstip waarop voor het betrokken gedeelte van het gebied het besluit tot vaststelling van het in artikel 131 bedoelde begrenzingenplan, of een gedeelte daarvan, wordt genomen.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen tot het tijdstip als bedoeld in het eerste lid de landinrichtingscommissie een aanwijzing geven met betrekking tot een op te stellen wijziging van het landinrichtingsplan, indien zich zodanige omstandigheden voordoen, dat één of meer wezenlijke onderdelen van het landinrichtingsplan niet of ontoereikend kunnen worden verwezenlijkt.

  • 3 De centrale commissie kan aan gedeputeerde staten haar zienswijze kenbaar maken omtrent het bestaan van omstandigheden als bedoeld in het tweede lid.

  • 5 In afwijking van het bepaalde in het vierde lid kunnen de grenzen van een blok worden gewijzigd door de centrale commissie in overeenstemming met de belanghebbende eigenaren.

  • 6 Maakt de centrale commissie van deze bevoegdheid gebruik dan doet zij hiervan mededeling aan gedeputeerde staten, de rechter-commissaris, de landinrichtingscommissie en de belanghebbende eigenaren.

  • 7 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan een landinrichtingsplan waarvoor geen begrenzingenplan als bedoeld in artikel 131 wordt vastgesteld, worden gewijzigd tot het moment waarop de centrale commissie, ingevolge artikel 199, tweede lid, heeft ingestemd met het plan van toedeling.

Artikel 85

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Bij het landinrichtingsplan kan worden bepaald dat, indien het belang van de herverkaveling zulks vordert, gedeputeerde staten bevoegd zijn op voorstel van de landinrichtingscommissie, met instemming van de centrale commissie en met inachtneming van in het plan vervatte regelen het landinrichtingsplan uit te werken en de daarin omschreven maatregelen en voorzieningen uit te breiden.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde uitwerking, onderscheidenlijk uitbreiding, maakt deel uit van het landinrichtingsplan.

  • 3 Alvorens de in het eerste lid bedoelde uitwerking, onderscheidenlijk uitbreiding, vast te stellen, leggen gedeputeerde staten het ontwerp daartoe gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage ter provinciale griffie en ter secretarie van de gemeenten en de waterschappen, welke geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in het gebied, waarop het landinrichtingsplan betrekking heeft.

  • 5 Uiterlijk de veertiende dag na de laatste dag, waarop het ontwerp ter inzage heeft gelegen kan een ieder schriftelijk bij gedeputeerde staten bedenkingen naar voren brengen tegen het ontwerp.

  • 6 Gedeputeerde staten stellen het plan tot uitwerking, dan wel uitbreiding, vast waarbij zij zodanig acht slaan op de overeenkomstig het vijfde lid naar voren gebrachte bedenkingen, als zij menen te behoren.

  • 7 Gedeputeerde staten delen aan hen die bedenkingen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent schriftelijk en met redenen omkleed mede.

Titel 7. Vereenvoudigde voorbereiding van een besluit tot herinrichting of ruilverkaveling

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Afdeling I. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 86

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Voor een gebied waarvoor op het voorbereidingsschema in een vereenvoudigde voorbereiding van herinrichting dan wel ruilverkaveling is voorzien, wordt geen landinrichtingsprogramma als bedoeld in Titel 3 vastgesteld, doch wordt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 74-85 een landinrichtingsplan vastgesteld met inachtneming van de artikelen 87-93.

Artikel 87

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien een herinrichting wordt voorbereid op de wijze als bedoeld in artikel 86, wordt in het plan aangegeven of herverkaveling op de voet van Hoofdstuk VII zal plaatsvinden.

  • 2 Indien ruilverkaveling, dan wel herinrichting, waarbij herverkaveling op de voet van Hoofdstuk VII zal plaatsvinden, wordt voorbereid op de wijze als bedoeld in artikel 86, wordt in het plan vermeld of zodanige herverkaveling in één of meer blokken zal plaatsvinden. Daarbij wordt ieder blok aangegeven.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 74 en 75 bevat het landinrichtingsplan voor een gebied waarop het bepaalde in artikel 86 van toepassing is tevens:

    • a. met betrekking tot het in te richten gebied, op de grondslag van de in artikel 20, tweede lid, onder b, bedoelde overwegingen en uitgangspunten, de nadere uitwerking van de uitgangspunten en de doeleinden van herinrichting onderscheidenlijk ruilverkaveling;

    • b. een beschrijving van de te verwachten gevolgen van de onder artikel 74, eerste lid, onder d, bedoelde maatregelen en voorzieningen voor de economische toestand met inbegrip van de werkgelegenheid, de leef- en werkomstandigheden, de natuur en het landschap en de gesteldheid van water, bodem en lucht.

  • 4 De centrale commissie kan bepalen dat door haar in het landinrichtingsplan aangewezen voorzieningen van openbaar nut slechts in het kader van landinrichting tot stand worden gebracht, indien tussen de landinrichtingscommissie en het betrokken openbaar lichaam overeenstemming is verkregen over de geldelijke bijdrage van het lichaam in de kosten van de verwezenlijking van het landinrichtingsplan en over de voorwaarden waaronder de betaling zal plaatsvinden, en zij instemt met deze bijdrage en voorwaarden.

Artikel 88

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De artikelen 79 en 81 zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

  • a. onder vernummering van het tweede en derde lid tot het derde en vierde lid van artikel 79, komt het tweede lid als volgt te luiden:

    2. De centrale commissie geeft van de in artikel 74, eerste lid, onder a, bedoelde grenzen, zoals deze in het ontwerp van het landinrichtingsplan zijn opgenomen, openbare kennis op de wijze zoals in artikel 80, tweede lid, eerste volzin, aangegeven.

  • b. artikel 81, eerste lid, wordt vervangen door:

    1. Gedeputeerde staten stellen het landinrichtingsplan vast na toetsing van het ontwerp aan de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals deze hun grondslag vinden in of redelijkerwijs voortvloeien uit een streekplan of een ander besluit van provinciale staten, de provinciale planologische commissie gehoord.

Artikel 89

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Gedeputeerde staten nemen het besluit tot herinrichting, dan wel het besluit dat een stemming wordt gehouden ter verkrijging van de beslissing of ruilverkaveling zal plaatsvinden met inachtneming van onderscheidenlijk de afdeling II en III.

Afdeling II. Besluit tot herinrichting

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 90

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten nemen het besluit tot herinrichting gelijktijdig met het besluit tot vaststelling van het landinrichtingsplan.

  • 2 Indien gedeputeerde staten het landinrichtingsplan met toepassing van artikel 82, tweede lid, vaststellen, nemen zij in afwijking van het bepaalde in het eerste lid het besluit tot herinrichting eerst nadat de in artikel 82, zesde lid, bedoelde termijn is verstreken of zoveel eerder als Onze Minister te kennen heeft gegeven van een voordracht tot vernietiging af te zien.

Artikel 91

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De artikelen 47-50 zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in artikel 48, tweede lid, de woorden "in gedeelten wordt voorbereid of vastgesteld, dan wel" vervallen.

Afdeling III. Besluit tot ruilverkaveling

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 92

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten nemen het besluit, dat een stemming wordt gehouden ter verkrijging van de beslissing of ruilverkaveling zal plaatsvinden, gelijktijdig met het besluit tot vaststelling van het landinrichtingsplan.

  • 2 Indien gedeputeerde staten het landinrichtingsplan met toepassing van artikel 82, tweede lid, vaststellen, nemen zij in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, het besluit dat een stemming wordt gehouden ter verkrijging van de beslissing of ruilverkaveling zal plaatsvinden, eerst nadat de in artikel 82, zesde lid, bedoelde termijn is verstreken of zoveel eerder als Onze Minister te kennen heeft gegeven van een voordracht tot vernietiging af te zien.

Artikel 93

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De artikelen 52-72 zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

Hoofdstuk IV. Voorbereiding van en besluit tot aanpassingsinrichting

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 94

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het bevoegd bestuursorgaan kan tot Onze Minister een met redenen omkleed verzoek richten aanpassingsinrichting te bevorderen met betrekking tot een gebied waarin een infrastructurele voorziening van nationaal of regionaal belang zal worden verwezenlijkt.

Artikel 95

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Onze Minister stelt het verzoek in handen van de centrale commissie.

Artikel 96

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De centrale commissie onderzoekt of, en zo ja, in hoeverre aanpassingsinrichting wenselijk is.

Artikel 97

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De centrale commissie brengt haar zienswijze schriftelijk en met redenen omkleed ter kennis van het bevoegd bestuursorgaan en van gedeputeerde staten.

  • 2 Indien de centrale commissie op grond van het in artikel 96 bedoelde onderzoek van mening is dat aanpassingsinrichting wenselijk is, doet zij haar zienswijze vergezeld gaan van een met redenen omkleed voorstel tot aanpassingsinrichting met betrekking tot dat gebied.

Artikel 98

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het voorstel tot aanpassingsinrichting bevat:

  • a. een beschrijving van de te treffen infrastructurele voorziening en de daaruit voortvloeiende nadelige gevolgen voor de inrichting van het gebied;

  • b. de zo nauwkeurig mogelijk bepaalde grenzen van het in te richten gebied alsmede van het tot dat gebied behorende blok;

  • c. aanduidingen inzake de ter opvanging van de nadelige gevolgen voor de inrichting van het gebied te treffen maatregelen en voorzieningen;

  • d. aanduidingen inzake de grondverwerving;

  • e. een raming van de kosten en de voorgestane verdeling daarvan;

  • f. één of meer kaarten waarop de onder b bedoelde grenzen zijn aangegeven.

Artikel 99

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten stellen, in overeenstemming met de centrale commissie en het bevoegd bestuursorgaan, met betrekking tot het in te richten gebied een landinrichtingscommissie in.

  • 2 Artikel 27, tweede lid, alsmede het bij of krachtens de artikelen 28-31 bepaalde is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

    • a. ten minste één van de leden van de landinrichtingscommissie wordt benoemd op voorstel van het bevoegd bestuursorgaan;

    • b. het bevoegd bestuursorgaan één of meer adviserende leden van de landinrichtingscommissie kan benoemen;

    • c. schorsing en ontslag van een onder a bedoeld lid en een onder b bedoeld adviserend lid plaatsvindt door het bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 100

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Onze Minister stelt in overeenstemming met het bevoegd bestuursorgaan regelen betreffende de werkwijze van de landinrichtingscommissie vast.

Artikel 101

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Voor een gebied met betrekking waartoe een landinrichtingscommissie is ingesteld, wordt op de grondslag van het voorstel tot aanpassingsinrichting een aanpassingsplan vastgesteld.

Artikel 102

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het aanpassingsplan bevat:

    • a. de grenzen van het in te richten gebied, alsmede de grenzen van het blok;

    • b. de omschrijving van de in het blok te treffen maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de infrastructuur, de land-, tuin-, en bosbouw, de natuur, het landschap en de openluchtrecreatie, met vermelding van de daarvoor benodigde gronden;

    • c. de voornemens inzake de regeling van de eigendom, het beheer en het onderhoud van de openbare wegen en waterlopen, met daarbij behorende kunstwerken, alsmede van het beheer en het onderhoud van dijken en kaden;

    • d. de voornemens, alsmede de overwegingen waarop deze zijn gegrond, inzake de toewijzing, met de daarbij in acht te nemen voorwaarden, van de eigendom van gebieden van belang uit een oogpunt van natuur- en landschapsbehoud, van landschappelijke elementen en van elementen ten behoeve van de openluchtrecreatie die overeenkomstig het tweede lid, onder b, op de kaarten zijn aangegeven;

    • e. de raming van de kosten en de verdeling daarvan;

    • f. één of meer kaarten, waarop zo nauwkeurig mogelijk zijn aangegeven:

      • 1. de onder a bedoelde grenzen;

      • 2. de in het blok te handhaven openbare wegen, waterlopen, dijken en kaden;

      • 3. de in het blok te handhaven gebieden van belang uit een oogpunt van natuur- en landschapsbehoud en landschappelijke elementen;

      • 4. de onder b bedoelde maatregelen en voorzieningen.

  • 3 Artikel 35, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 103

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie stelt een voorontwerp van het aanpassingsplan op na overleg met het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2 Het voorontwerp kan met betrekking tot eenzelfde aangelegenheid meer dan één mogelijkheid van te treffen maatregelen of voorzieningen bevatten.

Artikel 104

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie maakt, na overleg met het bevoegd bestuursorgaan, het voorontwerp alom in het in te richten gebied bekend onder vermelding van het adres alwaar ter zake inlichtingen kunnen worden ingewonnen.

  • 2 Van de in het eerste lid bedoelde bekendmaking geeft de landinrichtingscommissie tevoren openbare kennis in de Nederlandse Staatscourant en in één of meer in het in te richten gebied verspreide dag- of nieuwsbladen.

  • 3 De landinrichtingscommissie verschaft gedurende ten minste drie maanden nadien gelegenheid zienswijzen en denkbeelden over het voorontwerp naar voren te brengen en daarover zowel onderling als met vertegenwoordigers van de landinrichtingscommissie van gedachten te wisselen. Van dit overleg en de uitkomsten daarvan wordt een verslag opgemaakt.

  • 4 Het verslag wordt uiterlijk negen maanden na de bekendmaking, bedoeld in het eerste lid, afgesloten. Het bevat onder meer een overzicht van de naar voren gebrachte zienswijzen en denkbeelden en een uiteenzetting van de dientengevolgen in het voorontwerp aangebrachte wijzigingen.

  • 5 De centrale commissie kan nadere voorschriften geven met betrekking tot de in de vorige leden bedoelde mogelijkheid tot inspraak.

Artikel 105

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De landinrichtingscommissie stelt het voorontwerp, vergezeld van het in artikel 104, vierde lid, bedoelde verslag en de na overleg met het bevoegd bestuursorgaan aangebrachte wijzigingen in het voorontwerp in handen van de centrale commissie.

Artikel 106

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De centrale commissie stelt het aanpassingsplan in ontwerp vast na overleg met het bevoegd bestuursorgaan en zendt dit aan gedeputeerde staten en het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2 Gedeputeerde staten brengen het ontwerp onverwijld ter kennis van de colleges van gedeputeerde staten van de andere provincies, op welker grondgebied dit mede betrekking heeft.

  • 3 Indien het ontwerp afwijkt van het voorontwerp, doet de centrale commissie hiervan mededeling aan de landinrichtingscommissie en het bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 107

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten leggen het ontwerp gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage ter provinciale griffie en ter secretarie van de gemeenten en de waterschappen, die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in het in te richten gebied.

  • 2 Van de terinzagelegging geven gedeputeerde staten tevoren openbare kennis in de Nederlandse Staatscourant, in één of meer in het in te richten gebied verspreide dag- of nieuwsbladen en in de in het vorige lid bedoelde gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze. De kennisgevingen houden mededeling in van de een ieder toekomende bevoegdheid bedenkingen tegen het ontwerp naar voren te brengen.

  • 3 Uiterlijk de veertiende dag na de laatste dag, waarop het ontwerp ter inzage heeft gelegen kan een ieder schriftelijk bij gedeputeerde staten bedenkingen naar voren brengen tegen het ontwerp.

Artikel 108

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten stellen het aanpassingsplan vast binnen zes maanden na het in artikel 107, derde lid, bedoelde tijdstip.

  • 2 Indien binnen de termijn en op de wijze in artikel 107, derde lid, bepaald bedenkingen naar voren zijn gebracht, slaan zij op die bedenkingen zodanig acht als zij menen te behoren.

Artikel 109

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien gedeputeerde staten voornemens zijn af te wijken van het ontwerp winnen zij advies in van de centrale commissie en het bevoegd bestuursorgaan, alvorens zij het aanpassingsplan vaststellen.

  • 2 Vaststelling van het aanpassingsplan door gedeputeerde staten in afwijking van een in het eerste lid bedoeld advies geschiedt niet dan nadat Onze Minister en het bevoegd bestuursorgaan gezamenlijk, gehoord de centrale commissie, daarin hebben toegestemd.

  • 3 De toestemming, bedoeld in het tweede lid, kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

  • 4 In geval van toepassing van het eerste lid zijn gedeputeerde staten bevoegd de in artikel 108 genoemde termijn met drie maanden te verlengen.

Artikel 110

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten delen aan hen, die bedenkingen naar voren hebben gebracht, de beslissing daaromtrent uiterlijk veertien dagen na het tijdstip van het besluit inzake de vaststelling van het aanpassingsplan schriftelijk en met redenen omkleed mede.

  • 3 Tegen de in artikel 102, eerste lid, onder d, bedoelde voornemens inzake toewijzing van de eigendom, voor zover zulks geschiedt met toepassing van artikel 143, eerste lid, aanhef en onderdeel b, kunnen uitsluitend rechthebbenden en pachters die zich tijdig tot gedeputeerde staten hebben gewend met bedenkingen tegen deze voornemens of die bedenkingen hebben tegen deze voornemens voor zover deze afwijken van die in het ter inzage gelegde ontwerp van het aanpassingsplan beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Artikel 111

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten nemen het besluit tot aanpassingsinrichting gelijktijdig met het besluit tot vaststelling van het aanpassingsplan dan wel binnen drie maanden na zodanig besluit.

  • 2 Indien het besluit van gedeputeerde staten tot vaststelling van het aanpassingsplan ingevolge artikel 109, tweede lid, de toestemming behoeft van Onze Minister en het bevoegd bestuursorgaan gezamenlijk, nemen gedeputeerde staten, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, het besluit tot aanpassingsinrichting eerst nadat die toestemming is verkregen.

Artikel 112

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Bij overschrijding van de in artikel 108, 109 en 111, eerste lid, genoemde termijnen is Onze Minister bevoegd in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen op verzoek van het bevoegd bestuursorgaan de in die artikelen bedoelde besluiten te nemen.

  • 2 Onze Minister doet van een besluit als bedoeld in het eerste lid mededeling aan gedeputeerde staten.

Artikel 113

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten maken onder vermelding van de gevolgen, die de wet daaraan verbindt, het besluit tot aanpassingsinrichting bekend in de Nederlandse Staatscourant, in één of meer in het in te richten gebied verspreide dag- of nieuwsbladen en in de gemeenten, die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in het in te richten gebied op de aldaar gebruikelijke wijze.

  • 2 Gedeputeerde staten zenden afschrift van het besluit tot aanpassingsinrichting naar Onze Minister, het bevoegd bestuursorgaan, de centrale commissie, de landinrichtingscommissie en de arrondissementsrechtbank, binnen welker rechtsgebied het in te richten gebied geheel of grotendeels is gelegen.

  • 3 De arrondissementsrechtbank benoemt na ontvangst van dit bericht één of meer rechters-commissarissen en doet hiervan mededeling aan gedeputeerde staten, aan de landinrichtingscommissie en aan de centrale commissie.

Artikel 114

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een aanpassingsplan kan worden gewijzigd tot het tijdstip waarop het besluit tot vaststelling van het begrenzingenplan, of een gedeelte daarvan, wordt genomen.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen tot het tijdstip als bedoeld in het eerste lid de landinrichtingscommissie een aanwijzing geven met betrekking tot een op te stellen wijziging van het aanpassingsplan, indien zich zodanige omstandigheden voordoen, dat één of meer wezenlijke onderdelen van het aanpassingsplan niet of ontoereikend kunnen worden verwezenlijkt.

  • 3 De centrale commissie kan aan gedeputeerde staten haar zienswijze kenbaar maken omtrent het bestaan van omstandigheden als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 115

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Bij het aanpassingsplan kan worden bepaald dat, indien het belang van de herverkaveling zulks vordert, gedeputeerde staten bevoegd zijn op voorstel van de landinrichtingscommissie, met instemming van de centrale commissie en het bevoegd bestuursorgaan en met inachtneming van in het plan vervatte regelen het aanpassingsplan uit te werken en de daarin omschreven maatregelen en voorzieningen uit te breiden.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde uitwerking, onderscheidenlijk uitbreiding, maakt deel uit van het aanpassingsplan.

  • 3 Alvorens de in het eerste lid bedoelde uitwerking, onderscheidenlijk uitbreiding, vast te stellen, leggen gedeputeerde staten het ontwerp daartoe gedurende een maand voor een ieder ter kosteloze inzage ter provinciale griffie en ter secretarie van de gemeenten en de waterschappen, welke geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in het gebied, waarop het landinrichtingsplan betrekking heeft.

  • 4 Van de terinzagelegging geschiedt kennisgeving op de in artikel 107, tweede lid, eerste volzin, voorgeschreven wijze.

  • 5 Uiterlijk de veertiende dag na de laatste dag, waarop het ontwerp ter inzage heeft gelegen kan een ieder schriftelijk bij gedeputeerde staten bedenkingen naar voren brengen tegen het ontwerp.

  • 6 Gedeputeerde staten stellen het plan tot uitwerking, dan wel uitbreiding, vast waarbij zij zodanig acht slaan op de overeenkomstig het vijfde lid naar voren gebrachte bedenkingen, als zij menen te behoren.

  • 7 Gedeputeerde staten delen aan hen die bedenkingen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent schriftelijk en met redenen omkleed mede.

Artikel 116

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Met ingang van het tijdstip waarop het ontwerp van het aanpassingsplan ter inzage is gelegd tot het tijdstip waarop het aanpassingsplan voor de betrokken onroerende zaken is verwezenlijkt, is het, behoudens daartoe door de landinrichtingscommissie verleende toestemming, verboden handelingen te verrichten, die de verwezenlijking van het plan ernstig belemmeren.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien het aanpassingsplan wordt gewijzigd.

Artikel 117

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Nadat het besluit tot aanpassingsinrichting is genomen is het eigenaren en gebruiksgerechtigden van in het blok gelegen onroerende zaken verboden handelingen te verrichten, of handelingen welke door een normale bedrijfsvoering zijn vereist, achterwege te laten, indien daardoor de waarde van de betrokken onroerende zaken zou veranderen, tenzij hun daartoe door de landinrichtingscommissie toestemming is verleend.

  • 2 Waardevermeerdering, ontstaan nadat het besluit tot aanpassingsinrichting is genomen, behoeft niet te worden vergoed, tenzij deze waardevermeerdering het gevolg is van handelingen, waarvoor de landinrichtingscommissie toestemming heeft verleend.

Artikel 118

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Aan een werknemer wordt door Onze Minister uit ’s Rijkskas een geldelijke bijdrage verleend in door hem te bepalen gevallen en volgens door hem te stellen regelen, indien het bedrijf waarin de werknemer werkzaam is, ten gevolge van de toepassing van artikel 11 of van artikel 146 wordt beëindigd.

Hoofdstuk V. Ruilverkaveling bij overeenkomst

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 119

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een ruilverkavelingsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan en in de openbare registers ingeschreven.

  • 2 Door de inschrijving in de openbare registers wordt de ruilverkavelingsovereenkomst mede verbindend voor degenen, die na de inschrijving onder bijzondere titel in de rechten van de eigenaren opvolgen.

  • 3 Indien een ruilverkavelingsovereenkomst onroerende zaken omvat, waarop hypotheken, conservatoire of executoriale beslagen rusten, is de overeenkomst slechts rechtsgeldig, indien zij door de hypotheekhouders en beslagleggers is mede-ondertekend.

  • 4 De in artikel 17 bedoelde notariële akte wordt namens partijen ondertekend door hen, die daartoe bij de overeenkomst bevoegd zijn verklaard en wordt ingeschreven in de openbare registers.

Artikel 120

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Blijkt na het tot stand komen van de ruilverkavelingsovereenkomst, dat daaraan hebben deelgenomen partijen, die geen eigenaar waren, doch in de kadastrale registratie als zodanig vermeld stonden, dan wordt de overeenkomst niettemin geacht rechtsgeldig te zijn tot stand gekomen en treedt de werkelijke eigenaar in de rechten en verplichtingen, die de in zijn plaats opgetreden partij onbevoegdelijk verworven en op zich genomen heeft.

Artikel 121

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Men kan mede tot een ruilverkavelingsovereenkomst toetreden, ten einde tegen inbreng van geld kavels of tegen inbreng van onroerende zaken een geldsom te bedingen.

Artikel 122

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een beding in de overeenkomst, waarbij bepalingen van Hoofdstuk VI, VII en VIII toepasselijk worden verklaard, treedt slechts in werking, indien en voor zover Onze Minister, de centrale commissie gehoord, daarmee heeft ingestemd. Aan de instemming kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 2 De bepalingen van Hoofdstuk VII, Titel 2 kunnen in de overeenkomst niet van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

Artikel 123

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het in artikel 122 bedoelde, goedgekeurde beding, waarmee Onze Minister heeft ingestemd, heeft overeenkomstige rechtsgevolgen als de daarin van toepassing verklaarde wetsbepalingen. De in die wetsbepalingen aangewezen autoriteiten, colleges en ambtenaren verlenen op overeenkomstige wijze hun medewerking.

Hoofdstuk VI. Uitvoering van werken: begrenzingenplan; regeling eigendom, beheer en onderhoud van onroerende zaken van algemeen nut

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Titel 1. Uitvoering van werken

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 124

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Zodra een landinrichtingsplan of een gedeelte daarvan dan wel een aanpassingsplan is vastgesteld, kan de uitvoering hiervan ter hand worden genomen.

  • 2 Indien een landinrichtingsplan of een gedeelte daarvan is vastgesteld met toepassing van artikel 82, tweede lid, kunnen Wij bepalen, dat in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de uitvoering van het in artikel 82, derde lid, bedoelde gedeelte eerst ter hand wordt genomen, nadat de in artikel 82, zesde lid, bedoelde termijn is verstreken.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 125-127 is de landinrichtingscommissie belast met de uitvoering van het landinrichtingsplan of het aanpassingsplan.

Artikel 125

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen in overeenstemming met de centrale commissie bepalen, dat met name genoemde andere dan in artikel 127, eerste lid, bedoelde werken worden uitgevoerd door openbare lichamen, die met het beheer of onderhoud daarvan zijn of vermoedelijk zullen worden belast, waarbij een doelmatig verband met andere werken voor zoveel mogelijk verzekerd zal zijn.

  • 2 Omtrent een gecoördineerde uitvoering der voorzieningen plegen de in het eerste lid bedoelde openbare lichamen overleg met de landinrichtingscommissie alsmede, indien aanpassingsinrichting plaatsvindt, met het bevoegd bestuursorgaan.

  • 3 Omtrent de uitvoering van werken waarvan het beheer en het onderhoud vermoedelijk ten laste van het Rijk zullen komen, beslist de daarbij betrokken Minister, gehoord de centrale commissie.

Artikel 126

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Voor zover toepassing is gegeven aan artikel 189, derde lid, kunnen het Rijk en de in dat lid bedoelde openbare lichamen en rechtspersonen op de aan hen in tijdelijk gebruik gegeven gronden alle werkzaamheden verrichten of doen verrichten, welke zij dienstig achten ter verwezenlijking van de in het landinrichtingsplan dan wel aanpassingsplan omschreven doeleinden.

Artikel 127

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien aanpassingsinrichting plaatsvindt voert het bevoegd bestuursorgaan de werken uit, die strekken tot de totstandkoming van de in artikel 94 bedoelde voorziening.

  • 2 Indien aanpassingsinrichting plaatsvindt plegen de landinrichtingscommissie en het bevoegd bestuursorgaan overleg over een gecoördineerde uitvoering der voorzieningen.

Artikel 128

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Binnen het in te richten gebied kunnen op de terreinen metingen en waarnemingen worden verricht en tekens worden gesteld en binnen een blok kan houtgewas worden geplant en gekapt, en kunnen zoden, aarde, grind en andere specie aan de terreinen worden onttrokken of daarop worden neergelegd.

  • 2 Binnen een blok kunnen werken worden uitgevoerd met betrekking tot de ontsluiting, waterbeheersing, inrichting en profielopbouw der gronden.

  • 3 Binnen een blok kunnen opstallen worden afgebroken, verbouwd, verplaatst, gebouwd of herbouwd, indien dit naar het oordeel van de centrale commissie nodig is ter verwezenlijking van het landinrichtingsplan, of een vastgesteld gedeelte daarvan.

  • 4 De uitvoering van de werken, bedoeld in het eerste-derde lid mag niet ter hand worden genomen, alvorens door de zorg van de landinrichtingscommissie een beschrijving is gemaakt van de betrokken onroerende zaak, door middel van daartoe geschikte middelen, voor zover dit niet bij de eerste schatting is geschied.

Artikel 129

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Hij, die de eigendom van een onroerende zaak heeft of hij, aan wie een beperkt recht toebehoort, waaraan een onroerende zaak is onderworpen dan wel de gebruiker van een onroerende zaak, moet gedogen, dat het bepaalde in de artikelen 124-128 wordt uitgevoerd en dat daartoe zijn gebouwen en terreinen worden betreden. Artikel 9, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De schade, welke uit de toepassing van de artikelen 124-128 voortvloeit, wordt vergoed. Het verzoek om schadevergoeding wordt ingediend bij de landinrichtingscommissie. Bij geschil over het beloop der schade wordt dit op verzoek van de meest gerede partij, nadat de wederpartij de gelegenheid heeft gehad haar belangen te verdedigen, door de arrondissementsrechtbank bij beschikking vastgesteld. Tegen de uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

  • 3 Aan de belanghebbende, bedoeld in het eerste lid, wordt op zijn verzoek een voorschot op de schadevergoeding toegekend. Het bedrag van het voorschot wordt op verzoek van de belanghebbende door de rechter-commissaris vastgesteld, gehoord de landinrichtingscommissie.

Titel 2. Begrenzingenplan en regeling eigendom, beheer en onderhoud van de daarin opgenomen voorzieningen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Afdeling I. Begrenzingenplan

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 131

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie stelt voor een gebied waarvoor een landinrichtingsplan dan wel een aanpassingsplan is vastgesteld, in zijn geheel of in gedeelten een ontwerp van een begrenzingenplan op. Zij vervaardigt daartoe één of meer kaarten, waarop zo nauwkeurig mogelijk worden aangegeven:

    • a. het stelsel van wegen, waterlopen, dijken en kaden met de daartoe behorende kunstwerken, alsmede de voorzieningen samenhangende met de wegen en waterlopen, zoals deze zijn omschreven in het landinrichtingsplan dan wel aanpassingsplan;

    • b. de gebieden van belang uit een oogpunt van natuur- en landschapsbehoud en elementen van landschappelijke, recreatieve, cultuurhistorische of natuurwetenschappelijke waarde, alsmede de andere voorzieningen van openbaar nut zoals deze zijn omschreven in het landinrichtingsplan dan wel aanpassingsplan.

  • 2 De landinrichtingscommissie zendt het ontwerp toe aan de centrale commissie, die deze zendt aan gedeputeerde staten vergezeld van een voorstel tot vaststelling van het begrenzingenplan.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen het begrenzingenplan vast en doen van hun besluit daartoe afschrift met de daarbij behorende kaart of kaarten toekomen aan de centrale commissie, de landinrichtingscommissie en aan de betrokken openbare lichamen.

  • 4 De centrale commissie doet gedeputeerde staten, gelijktijdig met het in het tweede lid bedoelde voorstel, toekomen:

    • a. een voorstel inzake de regeling van de eigendom, het beheer en het onderhoud van de openbare wegen en waterlopen met de daarbij behorende kunstwerken en het beheer en onderhoud van dijken en kaden met de daarbij behorende kunstwerken;

    • b. een voorstel inzake de toewijzing van de eigendom van de in het eerste lid, onder b, bedoelde gebieden, elementen en voorzieningen.

  • 5 Van de vaststelling van het begrenzingenplan of een gedeelte daarvan doen gedeputeerde staten openbare kennisgeving op de wijze als in artikel 47, eerste lid, aangegeven.

Artikel 132

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 In elk blok zijn de wegen met de daartoe behorende kunstwerken, welke voorheen voor het openbaar verkeer waren opengesteld en niet in het begrenzingenplan zijn opgenomen, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 8 en 9 van de Wegenwet (Stb. 1930, 342) door het enkele feit van de- niet-opneming aan het openbaar verkeer onttrokken. In elk blok is aan wegen met de daartoe behorende kunstwerken, welke in het begrenzingenplan zijn opgenomen, maar die voorheen niet voor het openbaar verkeer waren opengesteld, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 4 en 5 van de Wegenwet door het enkele feit van de opneming in het begrenzingenplan de bestemming van openbare weg gegeven.

  • 2 Aan wegen met de daartoe behorende kunstwerken gelegen buiten een blok is in afwijking van het bepaalde in de artikelen 4 en 5 van de Wegenwet door het enkele feit van de opneming in het begrenzingenplan de bestemming van openbare weg gegeven.

  • 3 De in de vorige leden bedoelde rechtsgevolgen gaan in op de dag volgend op de in artikel 131, vijfde lid, bedoelde kennisgeving.

  • 4 In afwijking van het bepaalde in de vorige leden, kan de centrale commissie besluiten dat de aldaar bedoelde rechtsgevolgen ingaan op een ander, door haar te bepalen tijdstip, dat voor de onderscheidene wegen met de daartoe behorende kunstwerken, verschillend kan zijn. Van dit besluit doet de centrale commissie openbare kennisgeving op de wijze als in artikel 47, eerste lid, aangegeven.

Afdeling II. Regeling eigendom, beheer en onderhoud van onroerende zaken van algemeen nut

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 133

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Binnen zes maanden na ontvangst van de in artikel 131, tweede en vierde lid, bedoelde voorstellen wijzen gedeputeerde staten de eigendom van de openbare wegen en van de waterlopen met de daarbij behorende kunstwerken toe aan de naar hun oordeel daarvoor in aanmerking komende openbare lichamen of andere rechtspersonen, wijzen gedeputeerde staten het beheer en het onderhoud van openbare wegen met de daarbij behorende kunstwerken toe aan de naar hun oordeel daarvoor in aanmerking komende openbare lichamen en regelen gedeputeerde staten het beheer en het onderhoud van de waterlopen, dijken en kaden met de daarbij behorende kunstwerken.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, kunnen gedeputeerde staten, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, het onderhoud van openbare wegen toewijzen aan andere rechtspersonen dan openbare lichamen.

  • 3 Alvorens te besluiten horen gedeputeerde staten de in het eerste lid bedoelde openbare lichamen en rechtspersonen, voor zover deze laatsten de eigendom, het beheer of het onderhoud hadden voor de landinrichting.

  • 4 Tenzij een rechtspersoon, niet zijnde een openbaar lichaam, voor de landinrichting de eigendom, het beheer en het onderhoud had, geschiedt de toewijzing en de regeling als bedoeld in dit artikel, niet dan nadat overeenstemming is verkregen met de betrokken rechtspersoon.

  • 5 De toewijzing van de eigendom, het beheer en het onderhoud geschiedt zonder geldelijke verrekening, met dien verstande dat dit in de gegeven omstandigheden niet tot onredelijke gevolgen voor het betrokken openbaar lichaam mag leiden.

Artikel 134

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De eigendom, het beheer en het onderhoud van de openbare wegen, en de waterlopen met de daartoe behorende kunstwerken kunnen niet aan het Rijk worden toegewezen of onttrokken dan nadat Onze betrokken Minister daarin heeft toegestemd, met dien verstande dat toestemming niet vereist is voor toewijzing van eigendom, beheer en onderhoud van openbare wegen en waterlopen met de daartoe behorende kunstwerken welke voorheen bij het Rijk in eigendom, beheer en onderhoud waren.

  • 2 De toestemming, bedoeld in het eerste lid, kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

  • 3 Wanneer de in artikel 131, tweede en vierde lid, bedoelde voorstellen betrekking hebben op een gebied, dat in meer dan een provincie is gelegen, wordt het in artikel 133, eerste lid, bedoelde besluit genomen door gedeputeerde staten van ieder van die provincies voor het gedeelte van zodanig gebied, dat in hun provincies is gelegen.

Artikel 135

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Tot het tijdstip van de toewijzing bedoeld in artikel 133, eerste lid, berust het beheer en het onderhoud van de openbare wegen, waterlopen, dijken en kaden met de daarbij behorende kunstwerken bij de beheers- en onderhoudsplichtigen, die voor de desbetreffende landinrichting daarmee belast waren.

  • 2 In afwijking van het eerste lid berust het beheer en onderhoud bij de landinrichtingscommissie indien het betreft verbetering van de in dat lid bedoelde voorzieningen, vanaf het tijdstip waarop de landinrichtingscommissie opdracht geeft tot de uitvoering van de verbeteringswerken tot het tijdstip waarop de centrale commissie de werken heeft goedgekeurd.

  • 3 Het beheer en het onderhoud van nieuwe voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, berust bij de landinrichtingscommissie tot het tijdstip van de toewijzing bedoeld in dat lid, of indien dit later valt, het tijdstip waarop de centrale commissie de werken heeft goedgekeurd.

Artikel 136

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Voor zover het openbaar lichaam voorheen niet was belast met het beheer en het onderhoud van openbare wegen, waterlopen, dijken en kaden met de daartoe behorende kunstwerken gaan in afwijking van het bepaalde in de artikelen 1 en 2 van de Waterstaatswet 1900 (Stb. 176) en de artikelen 18a, 19 en 20 van de Wegenwet het beheer en het onderhoud, door het enkele feit van de aanwijzing in beheer en onderhoud, over op het tijdstip als bedoeld in de artikelen 133, eerste lid, of 134.

Artikel 137

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Binnen zes maanden na ontvangst van de in artikel 131, tweede en vierde lid, bedoelde voorstellen, wijzen gedeputeerde staten de eigendom van gebieden van belang uit een oogpunt van natuur- en landschapsbehoud, elementen van landschappelijke, recreatieve, cultuurhistorische of natuurwetenschappelijke waarde en de overige gronden bestemd voor doeleinden van openbaar nut, met uitzondering van die, bedoeld in artikel 133, toe aan

  • a. het Rijk, dan wel

  • b. in overeenstemming met Onze Minister aan een ander openbaar lichaam of een andere rechtspersoon dan het Rijk, indien deze andere rechtspersoon daarmee instemt.

Artikel 138

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten doen van hun besluiten, bedoeld in de artikelen 133 en 137, mededeling door toezending van een afschrift aan de centrale commissie en aan de landinrichtingscommissie.

  • 2 Van de besluiten van gedeputeerde staten inzake de toewijzing van de eigendom van

    • a. de openbare wegen en waterlopen met de daartoe behorende kunstwerken;

    • b. gebieden van belang uit een oogpunt van natuur- en landschapsbehoud en elementen van landschappelijke, recreatieve, cultuurhistorische of natuurwetenschappelijke waarde,

    een en ander voor zover zij gelegen zijn buiten een blok, wordt een akte opgemaakt door een door de landinrichtingscommissie aan te wijzen notaris en ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de landinrichtingscommissie.

  • 3 Door de inschrijving van de akte in de openbare registers wordt de daarin omschreven eigendom verkregen.

  • 4 Tegen een besluit als bedoeld in artikel 133 kunnen uitsluitend belanghebbende openbare lichamen en andere rechtspersonen, met uitzondering van de rechtspersonen waarvan de toewijzing of regeling is geschied met toepassing van artikel 133, vierde lid, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

  • 5 Gedeputeerde staten doen van de uitspraak in beroep mededeling door toezending van een afschrift ervan aan de centrale commissie en aan de landinrichtingscommissie, alsmede ter inschrijving in de openbare registers, aan het desbetreffende kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers:

    • a. indien door de uitspraak in beroep de eigendom aan een ander openbaar lichaam wordt toegewezen dan in de in het tweede lid bedoelde akte is vermeld;

    • b. indien de in artikel 207 bedoelde akte van toedeling is ingeschreven in de openbare registers en door de uitspraak in beroep de eigendom aan een ander openbaar lichaam of een andere rechtspersoon wordt toegewezen dan in die akte is vermeld.

  • 6 Door inschrijving van de uitspraak in beroep in de openbare registers wordt de in die uitspraak omschreven eigendom verkregen door de in die uitspraak genoemde openbare lichamen.

Hoofdstuk VII. Herverkaveling

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Titel 1. Bepalingen omtrent het recht van de eigenaar

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 139

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Iedere eigenaar heeft aanspraak op het verkrijgen van een recht van dezelfde aard als hij had op de in een blok gelegen onroerende zaken, op de voet van het in de artikelen 141, 142 en 143 bepaalde.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aanspraak bestaat niet ten aanzien van rechten op onroerende zaken, die voor de verwezenlijking van het landinrichtingsplan ter onteigening zijn aangewezen.

Artikel 140

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Onder waarde wordt in de artikelen 141-145 verstaan de waarde, bedoeld in artikel 162, tweede lid, onder c, zoals deze op grond van de schatting is komen vast te staan.

Artikel 141

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Bij herinrichting wordt voor ieder blok de in het derde lid bedoelde totale waarde tot een maximum van drie procent verminderd met de waarde van de in dat blok gelegen gronden,

    • a. die in het belang van het blok benodigd zijn voor het tot stand brengen of verbeteren van openbare wegen en waterlopen;

    • b. die benodigd zijn voor de aanleg van de met die wegen en waterlopen samenhangende voorzieningen.

  • 2 Bij herinrichting staat de aan een eigenaar toe te delen waarde in kavels tot de na toepassing van het eerste lid verkregen waarde als de waarde van zijn rechten op in het blok gelegen gronden, tot de in het derde lid, bedoelde totale waarde.

  • 3 De totale waarde is de waarde van alle tot het blok behorende gronden, verminderd met de waarde van de voor de verwezenlijking van het landinrichtingsplan ter onteigening aangewezen gronden.

Artikel 142

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Bij ruilverkaveling wordt voor ieder blok de totale waarde van alle in het blok opgenomen gronden tot een maximum van vijf procent verminderd met de waarde van de in dat blok gelegen gronden, benodigd voor:

    • a. de in artikel 141, eerste lid, onder a en b, genoemde aangelegenheden, en, voor zover ten aanzien van de betreffende gronden geen toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 146, eerste lid:

    • b. het verwezenlijken van maatregelen en voorzieningen met betrekking tot de natuur en het landschap,

    • c. het verwezenlijken van maatregelen en voorzieningen met betrekking tot andere doeleinden van openbaar nut.

  • 2 Bij ruilverkaveling staat de aan een eigenaar toe te delen waarde in kavels tot de na toepassing van het eerste lid verkregen waarde als de waarde van zijn rechten op de in het blok gelegen gronden tot de totale waarde.

Artikel 143

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Bij aanpassingsinrichting wordt de totale waarde van de in het blok opgenomen gronden tot een maximum van drie procent verminderd met de waarde van de in het blok gelegen gronden, benodigd voor:

    • a. de in artikel 141, eerste lid, onder a en b, genoemde aangelegenheden, en, voor zover ten aanzien van de betreffende gronden geen toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 146, eerste lid:

    • b. het verwezenlijken van maatregelen en voorzieningen met betrekking tot de natuur, het landschap en de openluchtrecreatie.

  • 2 Bij aanpassingsinrichting staat de aan een eigenaar toe te delen waarde in kavels tot de na toepassing van het eerste lid verkregen waarde als de waarde van zijn rechten op de in het blok gelegen gronden tot de totale waarde.

Artikel 144

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 Indien tengevolge van de in artikel 128 genoemde werkzaamheden waardeverandering ontstaat, kan de landinrichtingscommissie hiermede bij de toedeling rekening houden. Op verzoek van de eigenaar vindt echter verrekening in geld plaats op grondslag van die waardeverandering, voor zover het belang van de herverkaveling zich hiertegen niet verzet.

Artikel 145

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het verschil in waarde tengevolge van de toepassing van de artikelen 141, 142 of 143 en van artikel 144, eerste lid, wordt met de eigenaren in geld verrekend.

Artikel 146

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 De landinrichtingscommissie is, nadat de centrale commissie daarin heeft toegestemd, bevoegd te bepalen dat een eigenaar, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 141-143, algehele vergoeding in geld zal ontvangen, wanneer de waarde van de rechten op zijn in een blok gelegen onroerende zaken zo gering is, dat de toepassing van de artikelen 141-143 zou leiden tot de vorming van een niet behoorlijk te exploiteren kavel en hij geen redelijk belang heeft bij het verkrijgen van een zodanige kavel.

  • 3 De toestemming, bedoeld in het tweede lid, kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

  • 4 De eigenaar van andere onroerende zaken dan de in het tweede lid bedoelde, die zulks nadat het besluit tot landinrichting is genomen, doch vóór een op voorstel van de centrale commissie door Onze Minister te bepalen tijdstip schriftelijk aan de landinrichtingscommissie verzoekt, ontvangt, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 141-143 een vergoeding in geld gelijk aan de werkelijke waarde van zijn onroerende zaken.

  • 5 Onze Minister maakt het in het vierde lid bedoelde tijdstip bekend in de Staatscourant, in ten minste twee dag- of nieuwsbladen die in het gebied, waarin het blok is gelegen worden verspreid en in de gemeenten die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in zodanig gebied, op de aldaar gebruikelijke wijze.

  • 6 Zodra de lijst van rechthebbenden te zijnen aanzien vaststaat, ontvangt de in het vierde lid bedoelde eigenaar, die schriftelijk afstand heeft gedaan van het gebruik van de onroerende zaak waarop zijn recht betrekking heeft, op zijn verzoek een voorschot in geld op de vergoedingen bedoeld in het vierde lid.

  • 7 De eigenaar kan de rechter-commissaris verzoeken het bedrag van het voorschot vast te stellen. Alvorens het bedrag van het voorschot vast te stellen hoort de rechter-commissaris de landinrichtingscommissie.

Artikel 147

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Toewijzing van gronden voor doeleinden van openbaar nut, voor zover daarin is voorzien door middel van toepassing van artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b en c, en artikel 143, eerste lid, aanhef en onder b, vindt plaats tegen betaling van een tussen de landinrichtingscommissie en het Rijk, een ander openbaar lichaam of een andere rechtspersoon overeengekomen en door de centrale commissie goedgekeurd bedrag, dat niet minder bedraagt dan de werkelijke waarde van de grond. Indien de toewijzing grond betreft waarvan de eigenaar een beroep heeft gedaan op het bepaalde in artikel 146, eerste lid, vindt deze toewijzing plaats tegen betaling van de in die bepalingen omschreven vergoeding.

  • 2 Behoudens in het geval van artikel 146, eerste lid, wordt het door het openbaar lichaam of een andere rechtspersoon betaalde bedrag in mindering gebracht op de ingevolge artikel 222 ten laste van de eigenaren vallende uitgaven.

Artikel 148

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Voor zover het belang van de landinrichting zich hiertegen niet verzet, wordt aan iedere eigenaar een recht toegedeeld met betrekking tot onroerende zaken van gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming als te zijnen aanzien in het blok is opgenomen.

Artikel 149

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Elke kavel moet zo worden gevormd, dat hij:

  • a. uitweg heeft op een openbare land- of waterweg en zo mogelijk daaraan belendt;

  • b. zonodig en mogelijk de gelegenheid tot behoorlijke afwatering heeft.

Titel 2. Bepalingen omtrent pacht

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 150

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Iedere pachter van in een blok gelegen onroerende zaken heeft aanspraak op het in pacht verkrijgen van een waarde in kavels, naar de maatstaven, als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 151

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De in artikel 150 bedoelde aanspraak bestaat slechts, indien de pachtovereenkomst aan de landinrichtingscommissie ter registratie is ingezonden.

  • 2 De inzending ter registratie dient plaats te vinden binnen dertig dagen na een door de landinrichtingscommissie te bepalen tijdstip.

  • 3 Indien de pachtovereenkomst na het in het tweede lid bedoelde tijdstip is aangegaan, dient de inzending ter registratie plaats te vinden binnen dertig dagen na de goedkeuring van die overeenkomst door de grondkamer, doch uiterlijk tot een door de landinrichtingscommissie vast te stellen tijdstip.

  • 4 De landinrichtingscommissie maakt de in het tweede en derde lid bedoelde tijdstippen bekend in ten minste twee dag- of nieuwsbladen die in het gebied, waarin het blok is gelegen, worden verspreid en in de gemeenten die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in zodanig gebied, op de aldaar gebruikelijke wijze.

  • 5 Van de registratie wordt door de landinrichtingscommissie een bewijs afgegeven.

Artikel 152

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie zendt aan de wederpartij van degene, die een pachtovereenkomst ter registratie heeft ingezonden, bij aangetekende brief bericht van de inzending ter registratie.

  • 2 De wederpartij kan zijn bezwaren tegen de registratie binnen veertien dagen na de dagtekening van de in het eerste lid bedoelde brief schriftelijk aan de landinrichtingscommissie kenbaar maken.

  • 3 Indien overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid bezwaren kenbaar zijn gemaakt, stelt de landinrichtingscommissie, onder vaststelling van die bezwaren, bij aangetekende brief partijen ervan in kennis, dat binnen dertig dagen na de dagtekening van deze brief bij de landinrichtingscommissie dient te worden ingezonden, hetzij een door beide partijen ondertekende akte, waaruit blijkt dat overeenstemming is verkregen, hetzij een gewaarmerkt afschrift van het verzoekschrift, waarbij de meest gerede partij de beslissing van de pachtkamer van de rechtbank van het arrondissement waarin de desbetreffende onroerende zaak geheel of grotendeels is gelegen, heeft ingeroepen. De waarmerking van het afschrift geschiedt door de griffier van de rechtbank.

  • 4 Indien de landinrichtingscommissie bevindt, dat met betrekking tot de ter registratie ingezonden pachtovereenkomst de artikelen 2, tweede lid, en 158 van de Pachtwet (Stb. 1958, 37) niet zijn in acht genomen, draagt zij voor zover nodig partijen bij aangetekende brief op de beslissing van de grondkamer in te roepen en binnen dertig dagen na de dagtekening van deze brief een door de secretaris van de grondkamer gewaarmerkt afschrift van het verzoekschrift in te zenden.

  • 5 Indien de landinrichtingscommissie bevindt, dat met betrekking tot de ter registratie ingezonden pachtovereenkomst artikel 2, eerste lid, van de Pachtwet niet in acht is genomen, draagt zij voor zover nodig partijen bij aangetekende brief op de beslissing van de pachtkamer van de rechtbank in te roepen en binnen dertig dagen na de dagtekening van deze brief een door de griffier van de rechtbank gewaarmerkt afschrift van het verzoekschrift in te zenden.

  • 6 Indien aan het bepaalde in het derde-vijfde lid geen gevolg is gegeven, is de landinrichtingscommissie bevoegd met het bestaan der pachtovereenkomst geen rekening te houden.

  • 7 De grondkamer en de pachtkamer van de rechtbank en in beroep de Centrale Grondkamer en de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem behandelen de verzoeken en vorderingen, bedoeld in het derde-vijfde lid, vóór alle andere zaken.

Artikel 153

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Bestaande pachtverhoudingen blijven zoveel mogelijk gehandhaafd. Wanneer het belang van de landinrichting zulks dringend vordert, kan de landinrichtingscommissie een bestaande pachtverhouding opheffen en een nieuwe pachtverhouding vestigen in dier voege, dat aan een verpachter een pachter uit de in artikel 150 bedoelde pachters wordt toegewezen.

  • 2 De landinrichtingscommissie bepaalt tot welk tijdstip de uit een nieuw gevestigde pachtverhouding voortvloeiende pachtovereenkomst zal gelden en of deze overeenkomst, indien zij voor kortere dan de wettelijke duur zal gelden, voor verlenging vatbaar zal zijn. Zij draagt daarbij zorg, dat de pachter en de verpachter, wat het einde en de verlengbaarheid der overeenkomst betreft, zoveel mogelijk dezelfde aanspraken behouden als zij aan de opgeheven pachtverhouding konden ontlenen.

Artikel 154

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De landinrichtingscommissie deelt zo spoedig mogelijk nadat het plan van toedeling is komen vast te staan, aan de grondkamer mede welke pachtverhoudingen gehandhaafd, welke opgeheven en welke nieuw gevestigd zijn onder vermelding van de namen en woonplaatsen van partijen in de pachtverhoudingen, de onroerende zaken waarop deze betrekking hebben en de bepalingen op grond van artikel 153 inzake de duur en de verlengbaarheid der uit de gevestigde pachtverhoudingen voortvloeiende pachtovereenkomsten.

Artikel 155

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De grondkamer ontwerpt de pachtovereenkomsten, welke uit de gevestigde pachtverhoudingen voortvloeien, en neemt daarin op de in artikel 153, tweede lid, bedoelde bepalingen.

  • 2 Indien ingevolge het bepaalde in artikel 153 een overeenkomst, geldende voor kortere dan de wettelijke duur, verlengbaar zal zijn, doet de grondkamer daarvan blijken door een op de ontwerp-pachtovereenkomst gestelde en door haar ondertekende verklaring.

  • 3 De grondkamer zendt de ontwerp-pachtovereenkomst aan hen, die daarbij partijen zullen zijn, en stelt hen in de gelegenheid binnen dertig dagen na toezending de ondertekende overeenkomst aan de grondkamer te doen toekomen. Betrokkenen kunnen de door hen overeengekomen pachtprijs, alsmede bijzondere bepalingen in de overeenkomst opnemen.

  • 4 Op de in het vorige lid bedoelde pachtovereenkomsten vinden de bepalingen van de Pachtwet toepassing, met dien verstande dat de grondkamer niet treedt in de beoordeling van de bepalingen der overeenkomst, welke voortvloeien uit de pachtverhouding, zoals deze door het plan van toedeling is komen vast te staan.

Artikel 156

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Indien partijen niet binnen de in artikel 155, derde lid, gestelde termijn tot inzending van de getekende pachtovereenkomst bij de grondkamer zijn overgegaan, maakt de grondkamer een akte in drievoud op, gelijkluidend aan de aan partijen gezonden ontwerp-pachtovereenkomst en bepaalt daarin de pachtprijs. De grondkamer ondertekent de akte en zendt een exemplaar daarvan bij aangetekende brief aan ieder der partijen toe.

Artikel 157

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De akte heeft dezelfde kracht als een tussen partijen gesloten, door de grondkamer goedgekeurde, pachtovereenkomst.

  • 2 Het opmaken en ondertekenen van de akte is een beschikking van de grondkamer, waartegen partijen beroep kunnen instellen. Het beroep moet worden ingesteld binnen dertig dagen na de verzending van de in artikel 156 bedoelde aangetekende brief.

  • 3 De Centrale Grondkamer, beslissende op een beroep, als bedoeld in het tweede lid, kan de akte wijzigen met uitzondering van bepalingen, welke voortvloeien uit de pachtverhouding, zoals deze door het plan van toedeling is komen vast te staan.

Artikel 158

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Partijen in een gehandhaafde pachtverhouding zenden, binnen dertig dagen, nadat het plan van toedeling is komen vast te staan, een nieuwe overeenkomst ter goedkeuring bij de grondkamer in.

  • 2 De nieuwe overeenkomst eindigt op hetzelfde tijdstip als waarop de overeenkomst, waarvoor zij in de plaats treedt, zou zijn geëindigd. Indien laatstbedoelde overeenkomst voor de wettelijke duur gold, tekent de grondkamer op de nieuwe overeenkomst aan, dat deze verlengbaar zal zijn.

  • 3 Indien aan het bepaalde in het eerste lid niet is voldaan, vinden op verzoek van de meest gerede partijen de artikelen 156 en 157 overeenkomstige toepassing.

Artikel 159

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Alle pachtovereenkomsten, welke ingevolge de bepalingen van deze titel tot stand komen, treden van rechtswege in werking op het tijdstip, waarop de in artikel 207 bedoelde akte van toedeling in de openbare registers wordt ingeschreven.

    Op hetzelfde tijdstip eindigen de pachtovereenkomsten, voor welke de eerstgenoemde pachtovereenkomsten in de plaats treden.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de rechtsverhoudingen, geregeld bij een akte, als bedoeld in artikel 156.

Titel 3. Bepalingen omtrent andere rechten

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 160

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 In elk blok worden de niet onder Titel 1 begrepen beperkte rechten, het recht van huur en de lasten, welke met betrekking tot de onroerende zaken bestaan, geregeld of opgeheven onder regeling van de geldelijke gevolgen daarvan; ruilverkavelingsrenten, herverkavelingsrenten, reconstructierenten, herinrichtingsrenten en landinrichtingsrenten worden afgekocht overeenkomstig de daaromtrent geldende wettelijke bepalingen.

  • 2 In het belang der herverkaveling kunnen beperkte rechten worden gevestigd.

  • 3 De hypotheken gaan met behoud van haar rang over op de kavels of gedeelten van kavels, welke in de plaats van de onroerende zaak, waarop zij rusten, worden toegedeeld. In de gevallen, voorzien in artikel 146, oefenen de hypotheekhouder en degene, die op de zaak een recht van grondrente had, hun rechten uit op de wijze als omschreven in artikel 43 van de onteigeningswet.

  • 4 Conservatoire en executoriale beslagen gaan over op de kavels of gedeelten van kavels, welke in de plaats van de onroerende zaak, waarop zij gelegd zijn, worden toegedeeld, alsmede op de geldsommen, welke in de plaats van kavels of ter zake van onderbedeling worden toegekend.

Titel 4. De vaststelling van de rechten en van de schatting

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 161

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De landinrichtingscommissie stelt voor elk blok een zo volledig mogelijke lijst van rechthebbenden samen met vermelding van de aard en omvang van ieders recht.

Artikel 162

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Met betrekking tot ieder blok wordt een stelsel van classificatie van de gronden, hierna te noemen stelsel van classificatie, vastgesteld.

  • 2 Het stelsel van classificatie bevat:

    • a. een algemene beschrijving van de aard, de kenmerken, het gebruik en zonodig de gesteldheid van de gronden;

    • b. de indeling in klassen van de te schatten gronden;

    • c. voor elke onder b bedoelde klasse de agrarische waarde per hectare, die als grondslag voor de toedeling zal dienen.

  • 3 Het stelsel van classificatie bevat tevens de grondslagen en de uitgangspunten voor:

    • a. de bepaling van de waardeverandering van de tot het blok behorende gronden en overige onroerende zaken als gevolg van de verwezenlijking van het landinrichtingsplan;

    • b. de bepaling van de vergoedingen, die verband houden met de overgang van onroerende zaken;

    • c. de schatting van de andere dan de agrarische waarde.

Artikel 163

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De centrale commissie stelt het stelsel van classificatie vast.

Artikel 164

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie benoemt de schatters, die onder haar leiding de eerste schatting zullen verrichten.

  • 2 De landinrichtingscommissie kan zonodig voor de schatters één of meer plaatsvervangers benoemen.

  • 3 De schatters treden steeds in oneven getale op.

Artikel 165

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De schatters verrichten hun werkzaamheden met inachtneming van het stelsel van classificatie.

Artikel 166

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Met betrekking tot ieder blok wordt, met inachtneming van het stelsel van classificatie een eerste schatting uitgevoerd, waarbij de gronden in klassen worden ingedeeld, en de gegevens met betrekking tot de inrichting van de gronden worden vastgelegd.

Artikel 167

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De landinrichtingscommissie legt voor elk blok de uitkomsten van de eerste schatting vast in een register van schattingsuitkomsten en op een kaart waarop de klassegrenzen staan aangegeven.

Artikel 168

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie legt op één of meer door haar te bepalen plaatsen gedurende een maand kosteloos voor een ieder ter inzage:

    • a. de lijst van rechthebbenden;

    • b. het register van schattingsuitkomsten met een kaart waarop de klassegrenzen en de gegevens met betrekking tot de inrichting der gronden zijn aangegeven.

  • 2 Van de terinzagelegging geeft de landinrichtingscommissie tevoren openbare kennis in ten minste twee dag- of nieuwsbladen die in het gebied, waarin het blok is gelegen, worden verspreid en in de gemeenten, die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in zodanig gebied, op de aldaar gebruikelijke wijze, alsmede bijzondere kennis bij aangetekende brief aan de haar bekende belanghebbenden.

  • 3 De kennisgevingen houden mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van bezwaren.

  • 4 Op het niet-ontvangen zijn van de bijzondere kennisgeving kan geen beroep worden gedaan.

  • 5 De landinrichtingscommissie stelt de lijst van rechthebbenden in haar geheel of in uittreksel tegen betaling van de kosten verkrijgbaar.

Artikel 169

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Na de terinzagelegging bedoeld in artikel 168, eerste lid, kunnen de grenzen van een blok niet meer worden gewijzigd.

Artikel 170

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Uiterlijk veertien dagen na de laatste dag, waarop de in artikel 168, eerste lid, bedoelde stukken ter inzage hebben gelegen, kan iedere belanghebbende zijn bezwaren tegen de toekenning en omschrijving van rechten op de lijst van rechthebbenden en tegen de uitkomsten van de eerste schatting schriftelijk bij de landinrichtingscommissie indienen.

  • 2 Na verloop van de in het eerste lid bepaalde termijn kunnen slechts zij als rechthebbende worden erkend, die voorkomen op de lijst van rechthebbenden of die tegen de daarop voorkomende toekenning of omschrijving van rechten bezwaren hebben ingediend, of hun rechtverkrijgenden.

  • 3 Rechtverkrijgende, als bedoeld in het tweede lid, is degene die een onroerende zaak, een beperkt recht of een recht als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verkrijgt en waarvan de verkrijging blijkt uit in de openbare registers ingeschreven stukken, alsmede degene die onder algemene titel een recht van huur verkrijgt dat is vermeld op de lijst van rechthebbenden.

Artikel 171

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Indien daartegen binnen de termijn en op de wijze, in artikel 170, eerste lid, bepaald, geen bezwaren zijn ingediend, staan de rechten, zoals zij op de lijst van rechthebbenden zijn omschreven en toegekend, en de uitkomsten van de eerste schatting vast. Daarvan maakt de landinrichtingscommissie proces-verbaal op.

Artikel 172

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien binnen de termijn en op de wijze in artikel 170, eerste lid, bepaald, bezwaren zijn ingediend, onderzoekt de landinrichtingscommissie de bezwaren en tracht zij overeenstemming te bereiken.

  • 2 De landinrichtingscommissie maakt omtrent ieder bezwaarschrift als bedoeld in het eerste lid en het daaromtrent verhandelde afzonderlijk procesverbaal op en zendt daarvan zo spoedig mogelijk afschrift aan degene, die het bezwaar heeft ingediend, alsmede aan de haar bekende belanghebbenden.

  • 3 Voor zover overeenstemming is verkregen, wijzigt de landinrichtingscommissie zo nodig de lijst van rechthebbenden of het register van schattingsuitkomsten. De wijzigingen worden vermeld in de processen-verbaal als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 173

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De landinrichtingscommissie maakt omtrent ieder bezwaarschrift dat niet binnen de termijn of op de wijze in artikel 170, eerste lid, bepaald, is ingediend, afzonderlijk proces-verbaal op waarin zij de redenen vermeldt op grond waarvan naar haar oordeel de indiening in strijd is met artikel 170, eerste lid. Zij zendt daarvan zo spoedig mogelijk afschrift aan degene die het bezwaar heeft ingediend.

Artikel 174

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De landinrichtingscommissie zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van de in artikel 168, eerste lid, bedoelde stukken, van de ingediende bezwaarschriften en van de krachtens de artikelen 171, 172 en 173 opgemaakte processen-verbaal aan de centrale commissie en aan de rechter-commissaris.

Artikel 175

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Zo spoedig mogelijk na ontvangst van een proces-verbaal, bedoeld in de artikelen 172 of 173 stelt de rechter-commissaris tijd en plaats vast voor de behandeling van de bezwaren. Hij doet hiervan mededeling aan de landinrichtingscommissie en aan de centrale commissie.

  • 2 De rechter-commissaris roept hen met wie omtrent hun bezwaar geen overeenstemming is verkregen en hen, wier bezwaren zijn opgenomen in een proces-verbaal als bedoeld in artikel 173, alsmede de hem bekende belanghebbenden bij die bezwaren bij aangetekende brief op, om in persoon of bij schriftelijke gemachtigde bij de behandeling aanwezig te zijn.

  • 3 In de oproeping wordt gewezen op het rechtsgevolg dat de wet aan het niet-bijwonen van de behandeling en aan het vaststaan van de rechten verbindt.

  • 4 De behandeling vindt niet plaats dan nadat ten minste veertien dagen na het verzenden van de oproepingen zijn verstreken.

  • 5 Op het niet-ontvangen zijn van de oproeping kan geen beroep worden gedaan.

Artikel 176

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De rechter-commissaris tracht overeenstemming te verkrijgen omtrent de door hem te behandelen bezwaren.

  • 2 De rechter-commissaris doet zich bij de behandeling bijstaan door de griffier van de arrondissementsrechtbank.

  • 3 Bij de behandeling zijn aanwezig één of meer vertegenwoordigers van de centrale commissie, één of meer vertegenwoordigers van de landinrichtingscommissie en de aan deze toegevoegde ingenieur van het kadaster of diens plaatsvervanger.

  • 4 Indien de behandeling niet op één dag kan aflopen, verdaagt de rechter-commissaris haar. Hij deelt het tijdstip van voortzetting mee aan hen, die verschenen zijn. Een nadere oproeping heeft niet plaats.

  • 5 Tijdens de behandeling worden eerst de toekenning en de vaststelling van de rechten en daarna de schattingen behandeld. Van het verhandelde omtrent elk van beide onderwerpen maakt de rechter-commissaris een afzonderlijk proces-verbaal op, waarvan hij afschrift zendt aan de centrale commissie en de landinrichtingscommissie.

  • 6 Zij, die niet in persoon noch bij schriftelijk gemachtigde bij de behandeling van hun bezwaren aanwezig zijn, worden geacht die bezwaren te hebben ingetrokken.

  • 7 Het zesde lid is niet van toepassing op hen, die binnen een week na de dag van de behandeling bij aangetekende brief, gericht aan de rechter-commissaris, hun niet-verschijnen verklaren met een beroep op overmacht en de gegrondheid van deze bewering binnen een door de rechter-commissaris te bepalen termijn aan deze aannemelijk maken.

  • 8 Indien de rechter-commissaris het beroep op overmacht gegrond acht, stelt hij een nadere dag voor de behandeling van de bezwaren vast.

Artikel 177

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Voor zover omtrent de toekenning, de aard en de omvang der rechten overeenstemming is verkregen, dan wel het in het zesde lid van het vorige artikel bedoelde geval zich voordoet, staan de rechten vast.

  • 2 Partijen, tussen wie geen overeenstemming is verkregen, worden door de rechter-commissaris naar een door hem te bepalen zitting van de rechtbank verwezen. Deze verwijzing vervangt de dagvaarding.

Artikel 178

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Voor zover de behandeling door de rechter-commissaris tot overeenstemming heeft geleid, wijzigt hij zonodig het register van schattingsuitkomsten. De rechter-commissaris maakt daarvan melding in het proces-verbaal.

  • 2 Voor zover geschillen blijven bestaan, verwijst de rechter-commissaris de zaak naar een nader te bepalen zitting van de rechtbank. Deze verwijzing vervangt de dagvaarding.

Artikel 179

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De rechtbank behandelt zaken betreffende de toekenning en de vaststelling van de rechten en de schattingen vóór elke andere, met uitzondering van die betreffende onteigening. Zaken betreffende de lijst van rechthebbenden worden behandeld voor zaken betreffende het register van schattingsuitkomsten.

Artikel 180

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Op de voor de behandeling van de bezwaren vastgestelde terechtzitting geven partijen wier zaken verwezen zijn ingevolge het bepaalde in artikel 177, tweede lid, de gronden van hun beweringen en de middelen tot staving daarvan op bij conclusie, door een procureur ondertekend. Afschrift van de conclusie wordt op de terechtzitting in handen gesteld van de procureur van de wederpartij.

  • 2 Desgewenst kunnen partijen op een uiterlijk veertien dagen hierna te stellen, door de arrondissementsrechtbank te bepalen dag hun conclusies bij pleidooi door een advocaat doen toelichten.

Artikel 181

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 Tegen de uitspraak staat uitsluitend het rechtsmiddel van cassatie open.

Artikel 182

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De cassatie wordt ingesteld binnen dertig dagen te rekenen van de dag, waarop het vonnis is uitgesproken.

  • 2 Zij geschiedt door een verklaring ter griffie van de rechtbank, die het vonnis heeft gewezen.

  • 3 Deze verklaring wordt binnen veertien dagen met een ontwikkeling van de gronden der cassatie aan de tegenpartij betekend en gaat vergezeld van dagvaarding tegen de eerstvolgende terechtzitting na verloop van de in het volgende lid bepaalde termijn.

  • 4 De tegenpartij is bevoegd te antwoorden binnen veertien dagen na de betekening ingevolge het vorige lid.

  • 5 In de genoemde terechtzitting nemen de partijen haar conclusies, desverkiezende bij pleidooi, mits in dezelfde terechtzitting, nader te ontwikkelen.

  • 6 Het openbaar ministerie neemt zijn conclusie uiterlijk veertien dagen na de terechtzitting.

  • 7 Uiterlijk zes weken na de terechtzitting doet de Hoge Raad uitspraak.

  • 8 De Hoge Raad zendt een afschrift van de uitspraak aan de rechter- commissaris.

Artikel 183

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Zodra omtrent alle bezwaren tegen de lijst van rechthebbenden onherroepelijk is beslist, sluit de arrondissementsrechtbank deze lijst, na haar zo nodig overeenkomstig haar uitspraken, onderscheidenlijk de arresten van de Hoge Raad, te hebben gewijzigd.

  • 2 Indien de uitspraak van de Hoge Raad een verwijzing naar een arrondissementsrechtbank behelst, dient de zaak binnen een maand na de uitspraak opnieuw aanhanging te worden gemaakt.

  • 3 Indien de in het vorige lid bedoelde termijn wordt overschreden, wordt het bezwaar geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 184

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Nadat alle rechten betreffende de tot een blok behorende onroerende zaken zijn komen vast te staan, worden zij met wie geen overeenstemming omtrent de uitkomsten der schattingen is verkregen, één of meer vertegenwoordigers van de centrale commissie alsmede van de landinrichtingscommissie en de aan deze toegevoegde ingenieur van het kadaster of diens plaatsvervanger door de griffier van de arrondissementsrechtbank bij aangetekende brief opgeroepen om te verschijnen op een door de arrondissementsrechtbank vastgestelde terechtzitting.

Artikel 185

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Op de voor de behandeling van de bezwaren vastgestelde terechtzitting, als bedoeld in artikel 184, lichten zij van wie zaken zijn verwezen hun standpunt, hetzij in persoon, hetzij bij schriftelijk gemachtigde mondeling toe.

  • 2 De arrondissementsrechtbank hoort de bij het bezwaar betrokken haar bekende belanghebbenden, één of meer vertegenwoordigers van de centrale commissie, één of meer vertegenwoordigers van de landinrichtingscommissie en de aan deze toegevoegde ingenieur van het kadaster of diens plaatsvervanger.

  • 3 Uiterlijk dertig dagen na de in het eerste lid bedoelde terechtzitting doet de arrondissementsrechtbank uitspraak.

  • 4 De arrondissementsrechtbank wijzigt zonodig het register van schattingsuitkomsten overeenkomstig haar uitspraak na de bij de wijziging betrokken belanghebbenden daarover te hebben gehoord.

  • 5 De arrondissementsrechtbank sluit het register van schattingsuitkomsten nadat zij in alle geschillen daaromtrent heeft beslist.

Artikel 186

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank staat geen rechtsmiddel open, onverminderd de bevoegdheid van de procureur-generaal bij de Hoge Raad om zich in het belang der wet in cassatie te voorzien.

Artikel 187

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 De kosten van een geding, als bedoeld in het eerste lid, komen ten laste van de belanghebbende, met wie geen overeenstemming is verkregen, indien deze in het ongelijk is gesteld; ten laste van de gezamenlijke belanghebbenden, indien hij in het gelijk wordt gesteld. Indien de rechter daartoe termen vindt in de omstandigheden van het geding, kan hij de kosten geheel of voor een deel compenseren.

Artikel 188

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Zodra de lijst van rechthebbenden en het register van schattingsuitkomsten zijn gesloten, geeft de rechter-commissaris hiervan kennis aan de centrale commissie en aan de landinrichtingscommissie. Hij zendt een afschrift van de lijst van rechthebbenden aan de landinrichtingscommissie en aan het desbetreffende kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers.

Titel 5. Plan van tijdelijk gebruik

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 189

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien het belang van de landinrichting zulks vordert, kan de landinrichtingscommissie tot een blok behorende gronden tijdelijk in gebruik geven overeenkomstig een daartoe vastgesteld plan van tijdelijk gebruik. Artikel 129 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Met betrekking tot het tijdelijk in gebruik geven van gronden zijn de ter zake van pacht geldende wettelijke bepalingen niet van toepassing.

Artikel 190

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie stelt voor het gehele blok of een gedeelte daarvan een ontwerp van een plan van tijdelijk gebruik op.

  • 2 Het ontwerp behoeft de instemming van de centrale commissie.

  • 3 Zodra de centrale commissie heeft ingestemd met het ontwerp legt de landinrichtingscommissie dit gedurende veertien dagen voor een ieder ter kosteloze inzage op één of meer door haar te bepalen plaatsen.

  • 4 Van de terinzagelegging geeft de landinrichtingscommissie tevoren openbare kennis in één of meer in het gebied waarop het ontwerp betrekking heeft, verspreide dag- of nieuwsbladen, en in de gemeenten, die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in zodanig gebied, op de aldaar gebruikelijke wijze, alsmede bijzondere kennis bij aangetekende brief aan de haar bekende belanghebbende gebruiksgerechtigden.

  • 5 De kennisgevingen houden mededeling in van de aan belanghebbende gebruiksgerechtigden toekomende bevoegdheid bezwaren tegen het ontwerp in te dienen.

  • 6 Op het niet-ontvangen zijn van de bijzondere kennisgeving kan geen beroep worden gedaan.

Artikel 191

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Uiterlijk de veertiende dag na de laatste dag waarop het ontwerp ter inzage heeft gelegen, kan iedere belanghebbende gebruiksgerechtigde schriftelijk zijn bezwaren indienen bij de landinrichtingscommissie.

Artikel 192

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Indien binnen de termijn en op de wijze in artikel 191 bepaald geen bezwaren zijn ingediend, staat het plan van tijdelijk gebruik vast. Daarvan maakt de landinrichtingscommissie proces-verbaal op.

Artikel 193

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien binnen de termijn en op de wijze in artikel 191 bepaald bezwaren zijn ingediend, onderzoekt de landinrichtingscommissie de bezwaren en tracht zij overeenstemming te bereiken.

  • 2 De landinrichtingscommissie maakt omtrent ieder bezwaarschrift en het daaromtrent verhandelde proces-verbaal op en zendt daarvan zo spoedig mogelijk afschrift aan degene, die het bezwaar heeft ingediend.

  • 3 Indien in alle gevallen overeenstemming is verkregen vinden de bepalingen van artikel 192 overeenkomstige toepassing.

  • 4 Indien omtrent één of meer bezwaren geen overeenstemming is verkregen, of de landinrichtingscommissie van oordeel is, dat de bezwaren niet tijdig zijn ingediend, legt zij gelijktijdig het ontwerp, de betrokken bezwaarschriften alsmede de daaromtrent opgemaakte processen-verbaal, voorzien van haar beschouwingen ter beslissing voor aan de rechter-commissaris.

Artikel 194

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De artikelen 175 en 176 zijn van overeenkomstige toepassing op de behandeling van de bezwaren door de rechter-commissaris.

  • 2 Na de behandeling van de bezwaren wijzigt de rechter-commissaris zo nodig het plan van tijdelijk gebruik en stelt dit vast.

  • 3 Tegen de uitspraak van de rechter-commissaris staat geen rechtsmiddel open.

Titel 6. Plan van toedeling

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 195

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Met betrekking tot ieder blok stelt de centrale commissie richtlijnen voor het plan van toedeling, hierna te noemen richtlijnen, vast.

  • 2 De richtlijnen bevatten de uitgangspunten voor:

    • a. de toedeling van de rechten met betrekking tot de gronden, voor zover deze niet op de voet van de artikelen 133 en 137 worden toegewezen;

    • b. de in artikel 160 bedoelde regeling, opheffing of vestiging van de beperkte rechten, het recht van huur en lasten, welke met betrekking tot de onroerende zaken bestaan.

Artikel 196

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Met betrekking tot ieder blok ontwerpt de landinrichtingscommissie, met inachtneming van de richtlijnen, een plan van toedeling.

  • 2 Het plan van toedeling bevat:

    • a. de kavelindeling;

    • b. de toedeling ingevolge Titel 1 van rechten met betrekking tot de gronden, die niet ingevolge de artikelen 133 en 137 zijn toegewezen;

    • c. de ingevolge Titel 2 te handhaven, op te heffen en te vestigen pachtverhoudingen, onder vermelding van de in artikel 153, tweede lid, bedoelde bepalingen inzake de duur en de verlengbaarheid van de pachtovereenkomst;

    • d. de in artikel 160 bedoelde regeling, opheffing of vestiging van de beperkte rechten, het recht van huur en lasten, welke met betrekking tot de onroerende zaken bestaan;

    • e. de bepalingen inzake de ingebruikneming van de kavels.

Artikel 197

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

In het plan van toedeling kunnen met toestemming van hen, die bevoegd zijn te beschikken ten aanzien van niet in het blok gelegen onroerende zaken, regelingen worden opgenomen betreffende grenswijzigingen, burenrechten en erfdienstbaarheden.

Artikel 198

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Nadat de richtlijnen zijn vastgesteld, stelt de landinrichtingscommissie op één of meer door haar te bepalen plaatsen en tijdstippen de eigenaren en gebruikers in de gelegenheid hun wensen ten aanzien van het plan van toedeling kenbaar te maken.

Artikel 199

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Nadat met betrekking tot het blok:

    • a. de lijst van rechthebbenden in zoverre is komen vast te staan, dat nog uitsluitend het rechtsmiddel van cassatie kan worden toegepast;

    • b. het register van schattingsuitkomsten is gesloten;

    • c. het begrenzingenplan voor het gehele blok is vastgesteld;

    • d. het in het derde lid van artikel 151 laatstbedoelde tijdstip is verstreken;

    • e. artikel 198 toepassing heeft gevonden;

    legt de landinrichtingscommissie het plan van toedeling gedurende een maand kosteloos voor een ieder ter inzage op één of meer door haar te bepalen plaatsen.

  • 2 Alvorens het plan van toedeling ter inzage wordt gelegd, behoeft het de instemming van de centrale commissie.

  • 3 Van de terinzagelegging geeft de landinrichtingscommissie tevoren openbare kennis in ten minste twee dag- of nieuwsbladen die in het gebied, waarin het blok is gelegen, worden verspreid en in de gemeenten, die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in zodanig gebied, op de aldaar gebruikelijke wijze alsmede bijzondere kennis bij aangetekende brief aan de haar bekende belanghebbenden.

  • 4 De kennisgevingen houden mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van bezwaren.

  • 5 Op het niet-ontvangen zijn van de bijzondere kennisgeving kan geen beroep worden gedaan.

Artikel 200

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Uiterlijk veertien dagen na de laatste dag, waarop het plan van toedeling ter inzage heeft gelegen, kan iedere belanghebbende zijn bezwaren tegen het plan van toedeling schriftelijk bij de landinrichtingscommissie indienen.

Artikel 201

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Indien daartegen binnen de termijn en op de wijze in artikel 200 bepaald geen bezwaren zijn ingediend, staat het plan van toedeling vast. Daarvan maakt de landinrichtingscommissie proces-verbaal op, waarvan zij afschrift zendt aan de rechter-commissaris en de centrale commissie.

Artikel 202

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Op de behandeling van bezwaren zijn de navolgende artikelen van overeenkomstige toepassing:

Artikel 203

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Indien overeenkomstig de arresten van de Hoge Raad inzake de bezwaren tegen de lijst van rechthebbenden door de arrondissementsrechtbank wijzigingen in die lijst worden aangebracht, alsmede indien ingevolge het bepaalde in artikel 152 wijzigingen worden aangebracht in de registratie, bedoeld in artikel 151, brengt de arrondissementsrechtbank de daardoor noodzakelijk geworden wijzigingen in het plan van toedeling aan.

Artikel 204

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Op verzoek van de centrale commissie wordt degene, aan wie krachtens het plan van toedeling een onroerende zaak in eigendom of in gebruik toekomt, op bevelschrift van de rechter-commissaris desnoods door middel van de sterke arm bij voorraad in de macht daarvan gesteld.

Titel 7. Gelijktijdig opmaken van de lijst van rechthebbenden, het register van schattingsuitkomsten en het plan van toedeling en gelijktijdige terinzagelegging daarvan

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 205

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Op voorstel van de landinrichtingscommissie kan de centrale commissie in afwijking van het bepaalde in artikel 199, eerste lid, onder a, bepalen, dat de lijst van rechthebbenden, het register van schattingsuitkomsten en het plan van toedeling gelijktijdig zullen worden opgemaakt en ter inzage gelegd.

  • 2 In het in het eerste lid bedoelde geval worden eerst de bezwaren tegen de lijst van rechthebbenden en tegen het register van schattingsuitkomsten en vervolgens die tegen het plan van toedeling behandeld.

Artikel 206

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien de behandeling van de bezwaren tegen de lijst van rechthebbenden en tegen het register van schattingsuitkomsten wijziging van het ter inzage gelegde plan van toedeling noodzakelijk maakt, brengt de landinrichtingscommissie die wijziging in dat plan aan, zodra en voor zover de lijst van rechthebbenden en het register van schattingsuitkomsten zijn komen vast te staan.

  • 2 De landinrichtingscommissie doet aan de betrokken belanghebbenden schriftelijk mededeling van de door haar in het plan van toedeling aangebrachte wijzigingen. Zij stelt de betrokken belanghebbenden in de gelegenheid uiterlijk veertien dagen na de verzending van die mededeling schriftelijke bezwaren tegen de aangebrachte wijzigingen bij haar in te dienen.

  • 3 Voor zover in het geval, bedoeld in het tweede lid, bezwaren zijn ingediend, worden deze bezwaren te zamen met de eerder tegen het plan van toedeling ingediende bezwaren behandeld.

Titel 8. Akte van toedeling

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 207

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Zodra gedeputeerde staten de besluiten inzake de toewijzing, bedoeld in de artikelen 133 en 137 hebben genomen, het plan van toedeling vaststaat en de lijst van rechthebbenden door de arrondissementsrechtbank is gesloten, maakt een door de landinrichtingscommissie aangewezen notaris de akte van toedeling op.

  • 2 In de akte wordt opgenomen een kaart van het blok met aanwijzing van de kavels, de wegen en waterlopen en de gronden die op de voet van de artikelen 133 en 137 zijn toegewezen, een en ander voor zover gelegen binnen het blok.

  • 4 De omschrijving van de kavels, de wegen en de waterlopen, begrepen in de in het derde lid onder a en b, bedoelde besluiten, die op de in het tweede lid bedoelde kaart zijn afgebeeld en die daarop voorzien zijn van een nummer, geschiedt door vermelding van het nummer waarmee zij op die kaart voorkomen. Artikel 20, eerste lid, van de Kadasterwet is niet van toepassing voor zover het betreft het vermelden van de aard en de plaatselijke aanduiding zo deze er is, van onroerende zaken.

  • 5 In de akte van toedeling worden tevens vermeld de hypotheken en de beslagen die door de inschrijving van de akte van toedeling niet meer blijven bestaan.

Artikel 208

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De akte van toedeling wordt ondertekend door de rechter-commissaris en de voorzitter en de secretaris van de landinrichtingscommissie.

  • 2 Zij geldt als titel voor de daarin omschreven rechten. Door de inschrijving van de akte in de openbare registers worden de daarin omschreven onroerende zaken en beperkte rechten verkregen.

  • 3 Op grond van de akte wordt in de openbare registers bij elke hypothecaire inschrijving, onderscheidenlijk bij elke inschrijving van een beslag aangetekend, dat de hypotheek onderscheidenlijk het beslag in het vervolg zal rusten op de in de akte aangewezen kavels of gedeelten daarvan, dan wel op de rechten waaraan die kavels of gedeelten daarvan zijn onderworpen.

  • 4 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers haalt ambtshalve door de door de inschrijving van de akte van toedeling niet meer bestaande inschrijvingen van de in artikel 207, vijfde lid, bedoelde hypotheken en beslagen.

  • 5 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers zendt zo spoedig mogelijk per brief aan elke eigenaar van, alsmede aan elke beperkt gerechtigde met betrekking tot de onroerende zaak een kennisgeving van het resultaat van de bijhouding van de kadastrale registratie die op grond van de inschrijving van de akte plaatsvindt. De brief vermeldt de dag van de verzending alsmede de in de kadastrale registratie vermeld staande gegevens omtrent de rechten, de rechthebbenden, als bedoeld in de Kadasterwet, de grootte en de kadastrale aanduiding van de onroerende zaak, waarop de kennisgeving betrekking heeft. De artikelen 56b tot en met 56e van de Kadasterwet zijn niet van toepassing op de in de eerste zin bedoelde bijhouding.

Artikel 209

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Na de inschrijving van de akte van toedeling wordt hij, aan wie daarbij enige onroerende zaak in eigendom of gebruik is toegedeeld, op bevelschrift van de rechter-commissaris desnoods door middel van de sterke arm, in de macht daarvan gesteld.

Titel 9. De tweede schatting en de lijst der geldelijke regelingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 210

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De landinrichtingscommissie geeft, op een tijdstip door haar te bepalen, aan de schatters, bedoeld in artikel 164, opdracht tot het schatten van:

    • a. voor iedere eigenaar de verandering van de waarde van de gronden en de overige onroerende zaken als gevolg van de landinrichting, voor zover niet begrepen onder b;

    • b. de in artikel 144, tweede lid, bedoelde verandering van de waarde der gronden;

    • c. bij overgang der onroerende zaken de verrekenposten tussen de oude en nieuwe eigenaar, te weten:

      • 1°. de waardeveranderingen, bedoeld in de artikelen 49, 71 en 117, voor zover deze voor verrekening in aanmerking komen en daarmede bij de eerste schatting nog geen rekening is gehouden;

      • 2°. de waarde der gebouwen, werken en beplantingen;

      • 3°. de andere dan agrarische waarde der gronden;

      • 4°. de overige zaken.

  • 2 De in het eerste lid, onder c, sub 1°, 2° en 3°, bedoelde waarden worden vastgesteld naar het tijdstip van de in artikel 199, eerste lid, bedoelde ter inzagelegging van het plan van toedeling. De schatting van de zaken bedoeld in het eerste lid, onder c, sub 4°, kan zo nodig plaatsvinden naar het tijdstip van de kavelovergang.

  • 3 De schatters voeren deze schatting uit met inachtneming van de door de centrale commissie verstrekte aanwijzingen, welke in een proces-verbaal worden vastgelegd.

Artikel 211

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De landinrichtingscommissie gaat nadat artikel 210 toepassing heeft gevonden zo spoedig mogelijk over tot het opmaken van de lijst der geldelijke regelingen.

Artikel 212

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De lijst der geldelijke regelingen houdt in:

    • a. de uitkomsten der schatting volgens artikel 210, eerste lid, onder a, alsmede de zo nauwkeurig mogelijke opgave van de daaruit op grond van artikel 223, eerste lid, voortvloeiende kosten voor de betrokken eigenaren;

    • b. de uitkomsten der schatting volgens artikel 210, eerste lid, onder b, alsmede een opgave van de daarmede verband houdende geldelijke verrekeningen voor de betrokken eigenaren als gevolg van de toepassing van artikel 144, tweede lid;

    • c. een opgave van de geldelijke verrekeningen voor de betrokken eigenaren als gevolg van:

    • d. de uitkomsten der schatting volgens artikel 210, eerste lid, onder c, alsmede een opgave van de daarmede verband houdende geldelijke verrekeningen tussen de oude en de nieuwe eigenaar.

  • 2 Voor de bepaling van de in het eerste lid, onder b en onder c, sub 1°, bedoelde verrekening kunnen de waarden, zoals deze door de sluiting van het in artikel 185, vijfde lid, bedoelde register van schattingsuitkomsten zijn komen vast te staan, worden geactualiseerd met inachtneming van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

Terugwerkende kracht

Stb. 2004, 223, datum inwerkingtreding 28-05-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-1998.

1 De lijst der geldelijke regelingen houdt in:

  • a. de uitkomsten der schatting volgens artikel 210, eerste lid, onder a, alsmede de zo nauwkeurig mogelijke opgave van de daaruit op grond van artikel 223, eerste lid, voortvloeiende kosten voor de betrokken eigenaren;

  • b. de uitkomsten der schatting volgens artikel 210, eerste lid, onder b, alsmede een opgave van de daarmede verband houdende geldelijke verrekeningen voor de betrokken eigenaren als gevolg van de toepassing van artikel 144, tweede lid;

  • c. een opgave van de geldelijke verrekeningen voor de betrokken eigenaren als gevolg van:

    • 1°. de toepassing van de artikelen 145 en 146, eerste en tweede lid;

    • 2°. de toepassing van de artikelen 146, vierde lid, en 150;

    • 3°. de toepassing van artikel 160;

    • 4°. de toe te kennen schadevergoedingen, andere dan die bedoeld in artikel 129;

    • 5°. de overige zaken;

  • d. de uitkomsten der schatting volgens artikel 210, eerste lid, onder c, alsmede een opgave van de daarmede verband houdende geldelijke verrekeningen tussen de oude en de nieuwe eigenaar.

2 Voor de bepaling van de in het eerste lid, onder b en onder c, sub 1°, bedoelde verrekening kunnen de waarden, zoals deze door de sluiting van het in artikel 185, vijfde lid, bedoelde register van schattingsuitkomsten zijn komen vast te staan, worden geactualiseerd met inachtneming van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

Artikel 213

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De in het vorige artikel bedoelde lijst der geldelijke regelingen behoeft de instemming van de centrale commissie.

  • 2 De lijst en het in artikel 210, derde lid, bedoelde proces-verbaal worden door de landinrichtingscommissie gedurende een maand ter kosteloze inzage van een ieder nedergelegd op een door de haar te bepalen plaats.

  • 4 De lijst der geldelijke regelingen wordt in haar geheel of in uittreksel tegen betaling der kosten beschikbaar gesteld.

Artikel 214

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Uiterlijk de veertiende dag na de laatste dag, waarop de in artikel 213 bedoelde lijst der geldelijke regelingen ter inzage heeft gelegen, kan iedere belanghebbende schriftelijk zijn bezwaren tegen de lijst der geldelijke regelingen bij de landinrichtingscommissie indienen.

Artikel 215

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Indien binnen de termijn en op de wijze in het artikel 214 bepaald geen bezwaren zijn ingediend, staat de lijst der geldelijke regelingen vast. Daarvan maakt de landinrichtingscommissie een proces-verbaal op.

Artikel 216

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Op de behandeling van bezwaren zijn de navolgende artikelen van overeenkomstige toepassing:

Artikel 217

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Nadat zij omtrent alle geschillen betreffende de lijst der geldelijke regelingen heeft beslist, sluit de arrondissementsrechtbank de lijst der geldelijke regelingen. Zij geeft hiervan kennis aan de centrale commissie en aan de landinrichtingscommissie.

  • 2 Tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank bestaat behalve cassatie geen rechtsmiddel open. Artikel 182 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Indien de cassatie, als bedoeld in het tweede lid leidt tot een vermindering van de schuldplichtigheid, worden de geldelijke gevolgen daarvan door het Rijk gedragen.

Artikel 218

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De lijst der geldelijke regelingen, zoals zij door de arrondissementsrechtbank is gesloten, geldt als titel voor de daarin omschreven vorderingen.

Titel 10. Gelijktijdige opmaking van het plan van toedeling en de lijst der geldelijke regelingen en gelijktijdige ter inzagelegging daarvan

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 219

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Op voorstel van de landinrichtingscommissie kan de centrale commissie bepalen dat het plan van toedeling en de lijst der geldelijke regelingen gelijktijdig zullen worden opgemaakt en ter inzage gelegd. Alsdan worden eerst de bezwaren tegen het plan van toedeling en vervolgens die tegen de lijst der geldelijke regelingen behandeld.

  • 2 In de lijst der geldelijke regelingen dienen te worden opgenomen de geldelijke gevolgen van de behandeling van de bezwaren tegen het plan van toedeling.

Artikel 220

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien bij toepassing van artikel 219 de behandeling van de bezwaren tegen het plan van toedeling wijzigingen van de ter inzage gelegde lijst der geldelijke regelingen noodzakelijk maakt, doet de landinrichtingscommissie de betrokken belanghebbenden schriftelijk mededeling van de geldelijke gevolgen, welke de behandeling van de bezwaren tegen het plan van toedeling heeft voor de lijst der geldelijke regelingen.

  • 2 De landinrichtingscommissie stelt in dat geval de betrokken belanghebbenden in de gelegenheid uiterlijk veertien dagen na de verzending van die mededeling schriftelijk bezwaren tegen die geldelijke gevolgen in te dienen.

  • 3 Voor zover in het geval, bedoeld in het tweede lid, bezwaren zijn ingediend, worden deze bezwaren tezamen met de eerder tegen de lijst der geldelijke regelingen ingediende bezwaren behandeld.

Hoofdstuk VIII. Kosten

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 221

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De kosten van landinrichting worden gedragen door het Rijk, andere openbare lichamen en eigenaren op de voet van de navolgende bepalingen.

Artikel 222

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Ten laste van het Rijk komen de kosten van de centrale commissie, en de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, van het bijeenroepen en houden van vergaderingen en van het doen van openbare kennisgevingen.

  • 4 Ten laste van de gezamenlijke eigenaren komen de kosten van landinrichting, die gemaakt zijn ten behoeve van het blok, voor zover deze niet gedekt worden door een rijksbijdrage of voor zover de betaling van deze lasten niet bij overeenkomst is verzekerd. Deze kosten worden uit ’s Rijks kas voorgeschoten volgens een door Ons vastgestelde regeling.

Artikel 223

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De kosten die ten laste van de gezamenlijke eigenaren komen worden omgeslagen over de kavels naar de mate van het nut, zoals bepaald op grond van de schatting bedoeld in artikel 210, eerste lid, onder a, dat de landinrichting voor de eigenaar heeft gehad, met dien verstande dat

    • a. geen heffing en invordering plaatsvindt indien de door een eigenaar verschuldigde kosten geringer zijn dan een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag;

    • b. het door een eigenaar te betalen gedeelte der kosten, de waardevermeerdering als gevolg van landinrichting niet te boven gaat.

  • 2 Terzake van het op grond van de lijst der geldelijke regelingen, zoals zij door de arrondissementsrechtbank is gesloten, door de eigenaar verschuldigde bedrag rust op de hem toegedeelde kavels onder de naam van "landinrichtingsrenten", verder te noemen rente, een schuldplichtigheid ten behoeve van het Rijk.

Artikel 224

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De rente wordt geheven van degene die als bezitter, eigenaar of beperkt gerechtigde het genot heeft van één of meer toegedeelde kavels, bedoeld in artikel 223.

  • 2 In geval van vruchtgebruik op een toegedeelde kavel is de eigenaar van die kavel verplicht aan de vruchtgebruiker daarvan bij het eindigen van het recht van vruchtgebruik te vergoeden, hetgeen die vruchtgebruiker in verband met de vermindering van de waarde van de op de voet van artikel 230 berekende rente geacht moet worden voor aflossing te hebben betaald.

  • 3 In geval van het recht van opstal is de rente slechts verschuldigd, voor zover zodanig recht niet betreft het leggen en houden van leidingen in, op of boven de onroerende zaak van een ander.

Artikel 225

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De rente bedraagt zes percent van het ingevolge artikel 223, eerste lid, verschuldigde bedrag.

Artikel 226

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De rente wordt geheven over zesentwintig achtereenvolgende jaren, te beginnen met het kalenderjaar volgende op dat waarin de kennisgeving van het bedrag van die rente ter opneming in de kadastrale registratie door het desbetreffende kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers is ontvangen.

  • 2 Op verzoek van degene die als bezitter, eigenaar of beperkt gerechtigde het genot heeft wordt de rente voor de ten tijde van de indiening van het verzoek nog niet aangevangen kalenderjaren ineens voldaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 230.

Artikel 227

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Het op de voet van artikel 225 berekende bedrag van de verschuldigde rente wordt door de zorg van het bestuur van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers in de kadastrale registratie bij de desbetreffende percelen opgenomen.

Artikel 228

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien een perceel wordt gesplitst, wordt de voor dat perceel vastgestelde rente van de nog niet aangevangen kalenderjaren verdeeld over de na de splitsing ontstane percelen naar verhouding van de grootten van die percelen volgens de kadastrale registratie.

  • 2 Indien een perceel of een gedeelte daarvan wordt samengevoegd met een ander perceel of met een gedeelte daarvan, wordt de rente voor het door samenvoeging ontstane perceel voor de nog niet aangevangen kalenderjaren bepaald door samenvoeging van de rentebedragen die rusten op de bij die samenvoeging betrokken percelen of de gedeelten daarvan.

  • 3 Artikel 227 vindt toepassing ten aanzien van rentebedragen die op de voet van het eerste of het tweede lid zijn bepaald.

Artikel 229

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De rente wordt geheven en ingevorderd door of vanwege Onze Minister van Financiën.

  • 3 De rente wordt geheven bij wege van aanslag. Indien met betrekking tot een zelfde perceel twee of meer personen renteplichtig zijn kan de rente bij wege van één aanslag worden geheven ten name van één van hen.

  • 5 Indien met toepassing van de tweede volzin van het derde lid de aanslag ten name van één renteplichtige is gesteld kan:

    • a. de ontvanger de aanslag op het gehele perceel verhalen ten name van degene te wiens name de aanslag is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige renteplichtigen;

    • b. de renteplichtige die de aanslag heeft voldaan hetgeen hij meer heeft voldaan dan overeenkomt met zijn renteplicht verhalen op de overige renteplichtigen naar evenredigheid van ieders renteplicht.

  • 6 Van het vijfde lid, aanhef en onderdeel b, kan bij overeenkomst worden afgeweken.

Artikel 230

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Vóór of op 1 juli van elk jaar kan de rente over de nog niet ingetreden jaren worden afgekocht voor haar waarde op genoemde dag.

  • 2 Ter berekening van die waarde wordt het over een jaar verschuldigde bedrag geacht op de eerste juli van dat jaar te verschijnen. De berekening geschiedt voorts naar de rentevoet van drie vijfachtste percent.

  • 3 De verdere bepalingen omtrent de afkoop worden door Onze Minister van Financiën vastgesteld.

Hoofdstuk IX. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 231

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Overtreding van het bepaalde in de artikelen 48, 49, 70, 71, 116 en 117 wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

  • 2 Het strafbare feit wordt als een overtreding beschouwd.

Artikel 232

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Na beëindiging der werkzaamheden draagt de landinrichtingscommissie alle stukken, op de landinrichting betrekking hebbende, over aan de centrale commissie, die zorg draagt voor de toezending der stukken aan Onze Minister.

  • 2 Zodra de overdracht heeft plaatsgevonden is de landinrichtingscommissie van rechtswege ontbonden.

Artikel 233

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 234

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 235

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 236

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 237

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 238

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 239

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 240

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Wij behouden Ons voor te bepalen, dat een ruilverkaveling waartoe het besluit tot ruilverkaveling is genomen voor het krachtens artikel 241, tweede lid, bepaalde tijdstip zal worden voltooid volgens de bepalingen van de Ruilverkavelingswet 1954, met dien verstande dat artikel 125 van die wet als volgt wordt gelezen:

    Artikel 125. - 1. De rente wordt geheven en ingevorderd door of vanwege Onze Minister van Financiën.

  • 3 De rente wordt geheven bij wege van aanslag. Indien met betrekking tot een zelfde perceel twee of meer personen renteplichtig zijn kan de rente bij wege van één aanslag worden geheven ten name van één van hen.

  • 5 Indien met toepassing van de tweede volzin van het derde lid de aanslag ten name van één renteplichtige is gesteld kan:

    • a. de ontvanger de aanslag op het gehele perceel verhalen ten name van degene te wiens name de aanslag is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige renteplichtigen;

    • b. de renteplichtige die de aanslag heeft voldaan hetgeen hij meer heeft voldaan dan overeenkomt met zijn renteplicht verhalen op de overige renteplichtigen naar evenredigheid van ieders renteplicht.

  • 6 Van het vijfde lid, aanhef en onderdeel b, kan bij overeenkomst worden afgeweken.

    - 2. Onze Minister kan bepalen, dat op een ruilverkaveling, die ingevolge het eerste lid volgens de bepalingen van de Ruilverkavelingswet 1954 wordt voltooid artikel 170, derde lid, en artikel 212, tweede lid, van overeenkomstige toepassing zijn.

    - 3. Een ruilverkaveling, waarop het in het eerste lid bepaalde van toepassing is, kan tot het tijdstip bedoeld in artikel 59 van de Ruilverkavelingswet 1954 op voorstel van de centrale commissie door gedeputeerde staten worden verdeeld in verschillende blokken voor elk waarvan de regelen vermeld in Titel III, par. 6 en par. 9-12 dier wet van overeenkomstige toepassing zijn.

    - 4. Een aanvraag, als bedoeld in artikel 30 van de Ruilverkavelingswet 1954 ten aanzien waarvan het in artikel 32 dier wet bedoelde advies nog niet is goedgekeurd en welke aanvraag na 1 januari 1975 is ingediend, wordt beschouwd als een verzoek om landinrichting, als bedoeld in artikel 23.

    - 5. Een gebied met betrekking waartoe een aanvraag tot ruilverkaveling de in artikel 34, eerste lid, der Ruilverkavelingswet 1954 bedoelde goedkeuring heeft verkregen, doch de in artikel 37 dier wet bedoelde stemming nog niet is gehouden, wordt op het voorbereidingsschema geplaatst als gebied met betrekking waartoe ruilverkaveling dan wel herinrichting wordt voorbereid, al naar gelang welke vorm van voorbereiding was voorzien op het vigerende voorbereidingsschema voor landinrichtingsprojecten. Onze Minister bepaalt de wijze van voorbereiding.

    - 6. Voor een gebied als bedoeld in het vijfde lid, fungeert tot het tijdstip waarop gedeputeerde staten overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 een landinrichtingscommissie benoemen, de door de Centrale Cultuurtechnische Commissie ter voorbereiding van een ruilverkaveling ingestelde commissie als landinrichtingscommissie.

  • 7 Onze Minister kan bepalen, dat door de in het vorige lid laatstbedoelde commissie ten behoeve van de Centrale Cultuurtechnische Commissie opgesteld voorontwerp van een rapport als bedoeld in artikel 34 van de Ruilverkavelingswet 1954 wordt beschouwd als een voorontwerp van het landinrichtingsprogramma als bedoeld in artikel 37, dan wel wordt beschouwd als een voorontwerp van het landinrichtingsplan als bedoeld in artikel 86.

  • 8 Indien ten aanzien van een voorontwerp van een rapport als bedoeld in het vorige lid inspraak heeft plaatsgevonden, kan Onze Minister bepalen dat deze inspraak in de plaats treedt van de inspraak bedoeld in artikel 38, dan wel dat deze inspraak in de plaats treedt van de inspraak als bedoeld in artikel 77, voortvloeiende uit de toepassing van Hoofdstuk III, Titel 7.

  • 9 Voor een gebied, waarvoor een rapport als bedoeld in artikel 34 van de Ruilverkavelingswet 1954 aan gedeputeerde staten is toegezonden, doch waarvoor de stemming als bedoeld in artikel 37 dier wet nog niet is gehouden treedt genoemd rapport in de plaats van het ontwerp-landinrichtingsplan zoals voorbereid op de wijze als bedoeld in Hoofdstuk III, Titel 7.

  • 10 Voor een gebied waarvoor een rapport als bedoeld in artikel 34 van de Ruilverkavelingswet 1954 door gedeputeerde staten is vastgesteld en waarvoor de in artikel 37 dier wet bedoelde stemming nog niet is gehouden, treedt het vorengenoemde rapport in de plaats van het landinrichtingsplan dat met toepassing van Hoofdstuk III, Titel 7 is vastgesteld.

  • 11 De ingevolge artikel 51 van de Ruilverkavelingswet 1954 benoemde plaatselijke commissie wordt beschouwd als landinrichtingscommissie als bedoeld in Hoofdstuk III, Titel 2.

  • 12 Een ruilverkaveling waarvan de stemming, als bedoeld in artikel 37 van de Ruilverkavelingswet 1954 is gehouden, kan tot het tijdstip als bedoeld in artikel 169 op voorstel van de centrale commissie door gedeputeerde staten worden verdeeld in verschillende blokken voor elk waarvan de regelen vermeld in Hoofdstuk VII, Titel 4-10 en Hoofdstuk VIII van overeenkomstige toepassing zijn.

  • 13 Onze Minister kan voor ruilverkavelingen waartoe het besluit tot ruilverkaveling is genomen voor het krachtens artikel 241, tweede lid, bepaalde tijdstip procedure-onderdelen en proceduremomenten ingevolge de Ruilverkavelingswet 1954 gelijkstellen aan procedureonderdelen en proceduremomenten ingevolge deze wet.

  • 14 Op ruilverkavelingen waartoe is besloten vóór 1 juli 1975 blijven de artikelen 119, 121 en 127, van de Ruilverkavelingswet 1954, zoals zij voor dat tijdstip luidden, van toepassing.

  • 15 De bevoegdheden van de Centrale Cultuurtechnische Commissie die voortvloeien uit de Ruilverkavelingswet 1954, de Reconstructiewet Midden-Delfland en de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën worden uitgeoefend door de centrale commissie.

  • 16 de Ontgrondingenwet is niet van toepassing op het uitvoeren van ruilverkavelingen, als bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van ontgrondingen welke geschieden ter verkrijging van het voor de werken nodige bodemmateriaal.

  • 17 Geldig is een beding in een pachtovereenkomst, als bedoeld in artikel 14 van de Pachtwet (Stb. 1958, 37), ingevolge hetwelk de lasten, welke de verpachter krachtens een ruilverkaveling, als bedoeld in het eerste lid, zijn opgelegd ten dele ten laste van de pachter komen.

  • 18 Een overeenkomst tot vervreemding van land, als bedoeld in artikel 6 van de Wet agrarisch grondverkeer wordt goedgekeurd, indien het een ruilverkavelingsovereenkomst als bedoeld in artikel 4 van de Ruilverkavelingswet 1954 betreft, welke voldoet aan door Onze Minister te stellen eisen.

  • 19 De ruilverkaveling Tubbergen waarvoor het besluit tot ruilverkaveling is genomen op 21 december 1971, wordt niet in uitvoering genomen.

Artikel 241

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Deze wet kan worden aangehaald als: Landinrichtingswet.

  • 2 Zij treedt in werking op een door Ons nader te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 9 mei 1985

Beatrix

De Minister van Landbouw en Visserij,

G. J. M. Braks

De Staatssecretaris van Landbouw en Visserij,

A. Ploeg

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. Winsemius

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

De Minister van Financiën,

O. Ruding

Uitgegeven de achttiende juni 1985

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes