Wet van 5 juni 1985, houdende deelneming van het Rijk aan een gemeenschappelijke regeling
voor het Natuur- en Recreatiegebied De Grevelingen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat het Rijk deelneemt
aan een gemeenschappelijke regeling ter behartiging in onderlinge samenhang van de
belangen van natuur, landschap en openluchtrecreatie in het gebied van De Grevelingen,
en dat het ingevolge artikel 41, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen noodzakelijk is de deelneming door het Rijk aan zulk een regeling alsmede de gevolgen
daarvan bij wet te regelen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: