De herziening van het aan een gehuwde pensioengerechtigde toegekende ouderdomspensioen,
bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, in een ouderdomspensioen bedoeld in
artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet, alsmede de intrekking van de aan de pensioengerechtigde toegekende toeslag vindt
in afwijking van artikel 17, derde lid, van de Algemene Ouderdomswet plaats met ingang van de eerste dag van de maand waarin de echtgenoot de 65-jarige
leeftijd heeft bereikt.
De herziening van het ouderdomspensioen, toegekend aan de gehuwde pensioengerechtigde
die duurzaam gescheiden is gaan leven of van echt is gescheiden, gaat, indien zijn
vroegere echtgenoot in dezelfde maand waarin doch nadat het duurzaam gescheiden leven
een aanvang nam of de echtscheiding plaatsvond, de 65-jarige leeftijd heeft bereikt,
in op de eerste dag van die maand.
-
1 Indien de Sociale Verzekeringsbank na de toekenning van een ouderdomspensioen beslist,
dat de pensioengerechtigde schuldig nalatig is geweest premie te betalen, is zij bevoegd,
mits deze beslissing redelijkerwijs niet vóór de toekenning genomen had kunnen worden,
het ouderdomspensioen met terugwerkende kracht in te trekken of te herzien.
Indien de Sociale Verzekeringsbank van oordeel is of vermoedt, dat tot intrekking
of vermindering van een ouderdomspensioen dient te worden overgegaan, is zij bevoegd
de uitbetaling van het ouderdomspensioen of van een gedeelte daarvan, indien het de
eerste uitbetaling betreft, op te schorten of, indien het latere uitbetalingen betreft,
te schorsen.
De beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 5 december
1956, nr. 5612, Stcrt. 1956, 241, wordt ingetrokken.
Deze beschikking met toelichting treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking
in de Nederlandse Staatscourant en werkt terug tot en met 1 april 1985.