Personeelswet Postbank N.V.

Geraadpleegd op 29-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-12-2003 en zichtdatum 26-11-2024.
Geldend van 28-10-1985 t/m 07-02-2012

Wet van 11 september 1985, houdende regelen betreffende de overgang van personeel van het Staatsbedrijf der PTT en de Rijkspostspaarbank naar de Postbank N.V.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelingen te treffen met betrekking tot de overgang van het personeel van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie en van de Rijkspostspaarbank dat werkzaam is bij de Postcheque- en Girodienst of de Rijkspostspaarbank naar de Postbank N.V.;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

  • a. Staatsbedrijf: het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie;

  • b. overgangsdatum: de datum waarop artikel 7 van de Postwet 1954 (Stb. 592) vervalt en de Rijkspostspaarbank wordt opgeheven;

  • c. personeelslid: degene, die op de dag voor de overgangsdatum in dienst is van het Staatsbedrijf of van de Rijkspostspaarbank, hetzij als ambtenaar, hetzij op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, en die werkzaam is bij de Postcheque- en Girodienst of de Rijkspostspaarbank.

Artikel 2

  • 1 Ieder personeelslid heeft het recht om in dienst te treden bij de Postbank N.V. op een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht ingaande op de overgangsdatum.

  • 2 Een arbeidsovereenkomst, als in het eerste lid bedoeld, geldt voor onbepaalde tijd indien het personeelslid was aangesteld in vaste dienst, dan wel werkzaam was voor onbepaalde tijd op arbeidsovereenkomst.

  • 3 De arbeidsovereenkomst geldt voor de niet verstreken tijd van de tijdelijke dienst of de arbeidsovereenkomst, indien het personeelslid was aangesteld of werkzaam was op arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd.

  • 4 De arbeidsovereenkomst betreft een functie die overeenkomt met de functie die het personeelslid laatstelijk vervulde in dienst van het Staatsbedrijf dan wel de Rijkspostspaarbank, behoudens ten aanzien van enkele nader door Onze ministers van Verkeer en Waterstaat en van Financiën te bepalen functies.

  • 5 De voorwaarden van de arbeidsovereenkomst zullen in het algemeen niet ongunstiger zijn dan die welke voor het personeelslid golden uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij het Staatsbedrijf dan wel de Rijkspostspaarbank.

  • 6 De Postbank N.V. is gehouden de arbeidsovereenkomst aan te gaan zonder nadere selectie of keuring.

  • 7 Door het tot stand komen van de arbeidsovereenkomst is het personeelslid met ingang van de overgangsdatum van rechtswege eervol ontslagen uit de dienst van het Staatsbedrijf dan wel van de Rijkspostspaarbank.

Artikel 3

  • 1 Met ingang van de overgangsdatum verkrijgen de in artikel 2, zevende lid, bedoelde personeelsleden aanspraken jegens een door de Postbank N.V. aan te wijzen instelling, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Pensioen- en Spaarfondsenwet 1952 (Stb. 275), die gelijkwaardig zijn aan die welke deze personeelsleden op voornoemde datum krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet 1979 (Stb. 679) hebben jegens het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, en neemt voornoemde instelling de daarmee verband houdende verplichtingen op zich.

  • 2 De aanspraken van de in het eerste lid bedoelde personen krachtens de Algemene Burgerlijke Pensioenwet en de daaruit voortvloeiende verplichtingen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds jegens die personen vervallen op de overgangsdatum.

  • 3 De directie van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds draagt op de overgangsdatum aan de in het eerste lid bedoelde instelling een bedrag aan middelen over waarvan Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat, van Financiën en van Binnenlandse Zaken gezamenlijk, de directie van het fonds en de Commissie bedoeld in artikel L 16 van de Algemene burgerlijke pensioenwet gehoord, de hoogte bepalen aan de hand van de rechten die krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet bij het fonds zijn opgebouwd ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde personen, rekening houdend met de actuariële gevolgen voor het fonds van de uittreding van de in het eerste lid bedoelde personen.

Artikel 4

  • 1 Onze ministers van Verkeer en Waterstaat en van Financiën geven in overeenstemming met Onze minister van Binnenlandse Zaken regelen omtrent de behandeling van bezwaren van een personeelslid tegen de overgang naar de Postbank N.V.

  • 2 Onze ministers van Verkeer en Waterstaat en van Financiën geven in overeenstemming met Onze minister van Binnenlandse Zaken regelen met betrekking tot de uitvoering van het in de artikelen 2 en 3 bepaalde.

Artikel 5

  • 1 Deze wet kan worden aangehaald als: Personeelswet Postbank N.V.

  • 2 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 11 september 1985

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

N. Smit-Kroes

De Minister van Financiën,

O. Ruding

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Rietkerk

Uitgegeven de zesentwintigste september 1985

De Minister van Justitie a.i.,

Rietkerk