Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
wet: Wet op het primair onderwijs;
basisschool: een school waar basisonderwijs wordt gegeven, niet zijnde een speciale
school voor basisonderwijs;
speciale school voor basisonderwijs: een school waar basisonderwijs wordt gegeven
aan kinderen voor wie vaststaat dat overwegend een zodanige orthopedagogische en orthodidactische
benadering aangewezen is, dat zij althans gedurende enige tijd op een speciale school
voor basisonderwijs moeten worden opgevangen;
samenwerkingsverband: een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18 van de wet;
school: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs, tenzij het tegendeel
blijkt;
openbare school: door een of meer gemeenten, al dan niet te zamen met een of meer
privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid in stand gehouden
school;
bijzondere school: door een privaatrechtelijke rechtspersoon in stand gehouden school;
nevenvestiging: deel van een school, dat op de plaats waar het onderwijs wordt gegeven
voordat het een deel van de school werd als zelfstandige school functioneerde;
centrale dienst: centrale dienst die bekostiging ontvangt als bedoeld in artikel 132 van de wet;
bevoegd gezag van volgens de wet bekostigde scholen: voor wat betreft
-
a. een openbare school: het college van burgemeester en wethouders, voor zover de raad
niet anders bepaalt, en, indien de raad dit wenselijk oordeelt, met inachtneming van
door hem te stellen regelen dan wel het krachtens een gemeenschappelijke regeling
bevoegde orgaan;
-
b. een bijzondere school: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 55 van de wet;
ouders: ouders of voogden;
teldatum: een van de data, bedoeld in artikel 121, eerste en tweede lid, van de wet;
leerling: een leerling die op grond van het artikel 39 van de wet tot een school is toegelaten;
leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond: leerling:
-
a. die behoort tot de Molukse bevolkingsgroep,
-
b. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Griekenland, Italië,
het voormalige Joegoslavië, Kaapverdië, Marokko, Portugal, Spanje, Tunesië of Turkije,
-
c. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Suriname, de voormalige
Nederlandse Antillen of Aruba,
-
d. van wie ten minste een van de ouders of voogden als vreemdeling rechtmatig verblijf
heeft als bedoeld in artikel 8, onder c of d, van de Vreemdelingenwet 2000,
-
e. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit een ander niet-Engelstalig
land buiten Europa, echter met uitzondering van Indonesië;
schooljaar: het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaraanvolgend;
hoofdgebouw: het gebouw dat als zodanig is aangewezen ingevolge
zoals deze regeling onderscheidenlijk deze wet luidden op 31 december 1996;
accountant: een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
leerlinggebonden budget: het budget, dat beschikbaar is op grond van artikel 70a van de wet;
formatiebasisbedrag: het formatiebasisbedrag, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a;
formatieleeftijdsbedrag: het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel b;
basisbedrag: het basisbedrag, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel c;
leeftijdsbedrag: het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel d.