Wet van 20 november 1985, houdende herziening en hernieuwde vaststelling van de wettelijke
bepalingen inzake het reserve-personeel der krijgsmacht en o.a. inzake de bevordering
en het ontslag van reserve-officieren
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van de herziening van
het militair rechtspositierecht wenselijk is wijziging te brengen in de mede ter voldoening
aan artikel 98 van de Grondwet gestelde bepalingen inzake het reserve-personeel der krijgsmacht en onder andere
inzake de bevordering en het ontslag van reserve-officieren der krijgsmacht;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: