Rijkswet van 12 december 1985, houdende bepalingen omtrent de Regeling van de schadeloosstelling
van en andere financiële voorzieningen voor het lid van de Raad van State van het
Koninkrijk, benoemd ingevolge artikel 13, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bij rijkswet bepalingen
vast te stellen omtrent de regeling van de schadeloosstelling van en andere financiële
voorzieningen voor het lid van de Raad van State van het Koninkrijk, dat ingevolge
artikel 13, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk kan worden benoemd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze: