Regelen met betrekking tot grenswaarden voor kwik

Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 01-07-1986 t/m 21-12-2009

Beschikking van 25 april 1986, houdende regelen met betrekking tot grenswaarden voor kwik

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Overwegende dat uitvoering moet worden gegeven aan de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 8 maart 1984, betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor kwiklozingen afkomstig van andere sectoren dan de elektrolyse van alkalichloriden (84/156/EEG) (Pb EG 1984, L 74/49);

dat het gewenst is de uitvoering van die richtlijn te doen geschieden in een regeling die mede strekt ter uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 maart 1982, betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor kwiklozingen afkomstig van de sector elektrolyse van alkalichloriden (82/176/EEG) (Pb EG 1982, L 81/29) en van de aanvulling van bijlage IV van de Overeenkomst inzake bescherming van de Rijn tegen chemische verontreiniging, betreffende kwiklozingen van installaties voor elektrolyse van alkalische chloorverbindingen (Trb. 1983, 53);

dat daartoe de beschikking van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 juni 1983, Stb. 294, ter uitvoering van de laatstgenoemde richtlijn en van die aanvulling dient te worden vervangen door een regeling ter uitvoering van de drie genoemde volkenrechtelijke besluiten;

Gelet op artikel 1a, eerste, tweede en derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 1981, 573);

Besluit:

Artikel 1

Onder het verwerken van kwik wordt verstaan elk industrieel proces waarbij kwik of kwikbevattende stoffen worden vervaardigd of gebruikt, of waarbij kwik of kwikbevattende stoffen vrijkomen.

Artikel 2

Ten aanzien van een bedrijf dat kwik verwerkt, geldt voor het brengen van kwik in oppervlaktewateren als ten hoogste toelaatbare gewichtshoeveelheid de grenswaarde die overeenkomt met de waarde die het resultaat is van de toepassing van de beste bestaande technieken. Daarbij geldt ten aanzien van een bedrijf, behorende tot een van de in de bij dit besluit behorende bijlage I vermelde bedrijfstakken de in die bijlage voor die bedrijfstak aangegeven grenswaarde, bepaald op de in de bij dit besluit behorende bijlage II aangegeven wijze, als ten hoogste toelaatbare gewichtshoeveelheid.

Artikel 3

In afwijking van artikel 2 gelden voor het brengen van kwik in oppervlaktewateren als ten hoogste toelaatbare gewichtshoeveelheden ten aanzien van:

  • a. een bedrijf, behorende tot de in bijlage I, onder 1, genoemde bedrijfstak, dat vóór 22 maart 1982 in werking is gebracht en waarin na die datum de capaciteit voor het verwerken van kwik niet aanzienlijk is uitgebreid: de in bijlage I, onder 1, voor zodanige bedrijven aangegeven waarde, bepaald op de in bijlage II aangegeven wijze;

  • b. een bedrijf, behorende tot één of meer der in bijlage I, onder 2 tot en met 5, genoemde bedrijfstakken, dat vóór 12 maart 1984 in werking is gebracht en waarin na die datum de capaciteit voor het verwerken van kwik niet aanzienlijk is uitgebreid: tot 1 juli 1989: de voor zodanige bedrijven in bijlage I, onder 2 tot en met 5, per bedrijfstak aangegeven grenswaarde, bepaald op de in bijlage II aangegeven wijze;

  • c. een bedrijf, behorende tot een andere dan de in bijlage I genoemde bedrijfstakken, dat vóór 12 maart 1984 in werking is gebracht en waarin na die datum de capaciteit voor het verwerken van kwik niet aanzienlijk is uitgebreid: de grenswaarde die op 1 juli 1986 overeenkomt met de waarde die het resultaat is van de toepassing van de beste bestaande technieken.

Artikel 4

De beschikking van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 juni 1983, Stb. 294, houdende regelen met betrekking tot grenswaarden voor kwik, wordt ingetrokken.

Artikel 5

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 1986.

  • 2 Zij wordt in het Staatsblad geplaatst.

's-Gravenhage, 25 april 1986

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. Winsemius

de twintigste mei 1986

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Bijlage I

Bedrijfstak

Grenswaarden

Voor bedrijven als bedoeld in artikel 3

   

onder a

onder b , tot 1 juli 1989

 

1

   

1. Elektrolyse van alkalichloriden waarbij cellen met kwikkathoden worden gebruikt:

0,5

1,0

 

maar vanuit één chloorproduktie-eenheid niet meer dan:

0,5

0,5

 

2. Chemische bedrijven die kwikkatalysatoren gebruiken:

     

a. voor de produktie van vinylchloride:

0,1

 

0,2

b. in andere produktieprocessen:

5

 

10

3. Fabricage van kwikkatalysatoren voor de produktie van vinylchloride:

0,7

 

1,4

4. Fabricage van organische en anorganische kwikverbindingen (met uitzondering van kwikkatalysatoren als bedoeld onder 3):

0,05

 

0,1

5. Fabricage van kwikhoudende primaire batterijen:

0,03

 

0,05

Bijlage II

Bij het bepalen van de in de artikelen 2 en 3 van dit besluit vermelde grenswaarden is uitgegaan van de volgende wijze van meting en bemonstering:

  • 1. De afwijking in de meting van de hoeveelheid geloosd afvalwater (in m3/dag) bedraagt ten hoogste 10%.

  • 2. De bemonstering van het afvalwater wordt zodanig uitgevoerd dat een dagmonster wordt verkregen dat qua samenstelling representatief is voor de per dag geloosde totale hoeveelheid afvalwater.

  • 3. De frequentie van meting en bemonstering is zodanig dat een representatief beeld wordt verkregen van de hoeveelheid kwik die gedurende een maand wordt geloosd.

  • 4. De meting wordt uitgevoerd in het monster als zodanig, zonder dat daaruit bezinkbare of opdrijvende bestanddelen zijn verwijderd. De methode voor het meten van kwik is de vlamloze atomaire absorptiespectrometrie, toegepast na een passende conservering en zodanige voorbehandeling van het monster dat rekening is gehouden met de vooroxydatie van kwik en de daarop volgende reductie van mercuri-ionen Hg (II). De analyse wordt zodanig uitgevoerd dat wordt voldaan aan de volgende eisen ten aanzien van de precisie en de systematische afwijking:

    • a. de precisie: tweemaal de waarde van de standaardafwijking van een serie meetuitkomsten is kleiner dan, of gelijk aan 20%;

    • b. De systematische afwijking: het verschil tussen de werkelijke waarde en de waarde van het rekenkundig gemiddelde van een serie meetuitkomsten is kleiner dan, of gelijk aan 20%.

Voor de vaststelling van de precisie en de systematische afwijking van de toegepaste meetmethode wordt gebruik gemaakt van een oplossing waarin kwik voorkomt in een nauwkeurig bekende concentratie die ten hoogste 10% mag afwijken van 0,005 mg/l. De serie meetuitkomsten als bedoeld onder a en b bestaat uit ten minste tien enkelvoudige meetuitkomsten. Deze meetuitkomsten worden verkregen uit metingen, verricht door dezelfde waarnemer met dezelfde middelen en dezelfde hulpstoffen, onder zoveel mogelijk gelijke omstandigheden.