Rechtspositieregeling voor deelnemers aan opleidingen in het kader van het leerlingwezen

[Regeling vervallen per 01-01-2014.]
Geraadpleegd op 14-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2002.
Geldend van 27-05-1994 t/m 27-08-2002

Besluit van 9 mei 1986, houdende Rechtspositieregeling voor deelnemers aan opleidingen in het kader van het leerlingwezen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 11 juli 1985, nr. AB85/U 1353, directoraat-generaal voor Overheidspersoneelsbeleid, directie Overheidspersoneelszaken, hoofdafdeling Financiële Arbeidsvoorwaarden;

Gelet op artikel 125, eerste lid, en artikel 134, eerste lid, van de Ambtenarenwet 1929 (Stb. 530) en artikel C-1, eerste lid onder k van de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1979, 679);

De Raad van State gehoord (advies van 30 oktober 1985, nr. W04.85.0396/07.5.40);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 23 april 1986, nr. AB 86/U500, directoraat-generaal voor Overheidspersoneelsbeleid, directie Overheidspersoneelszaken, hoofdafdeling Financiële Arbeidsvoorwaarden;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Opleiding De opleiding in de zin van de Wet op het leerlingwezen

(Stb. 1966, 215).

b. Deelnemer De ambtenaar in de zin van het Algemeen

Rijksambtenarenreglement (Stb. 1931, 248) dan wel de

werknemer in de zin van het Arbeidsovereenkomstenbesluit

(Stb. 1931, 354), die deelneemt aan een opleiding.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De aanstelling van de ambtenaar in de zin van het Algemeen Rijksambtenarenreglement die aansluitend aan zijn indiensttreding een opleiding volgt geschiedt in tijdelijke dienst voor de duur van die opleiding.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Met de werknemer in de zin van het Arbeidsovereenkomstenbesluit die een opleiding dient te volgen wordt een arbeidsovereenkomst gesloten voor de duur van de opleiding.

  • 2 Tussentijdse beëindiging wegens onvoldoende resultaten bij de opleiding is mogelijk door middel van opzegging. Op deze beëindiging is het bepaalde in de leden 2, 3, 4 en 6 van artikel 57 alsmede artikel 57a van het Arbeidsovereenkomstenbesluit van toepassing.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

In de akte van aanstelling of in de arbeidsovereenkomst wordt vermeld voor hoeveel uren het dienstverband wordt aangegaan. Daarnaast wordt schriftelijk meegedeeld hoeveel uren van het dienstverband zijn bestemd voor het volgen van de opleiding.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De in verband met de opleiding te maken directe kosten worden integraal door het Rijk vergoed.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Aan de deelnemer wordt voor de uren die zijn bestemd voor het volgen van de opleiding een salaris in de zin van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 toegekend.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Voor de toepassing van artikel 23 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (Stb. 1983, 571) worden de uren die voor het volgen van de opleiding zijn bestemd, aangemerkt als arbeidsuren, met dien verstande dat geen overwerkvergoeding wordt toegekend voor extra uren besteed aan de opleiding.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 augustus 1985.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Dit besluit kan worden aangehaald als Rechtspositieregeling voor deelnemers aan opleidingen in het kader van het leerlingwezen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 9 mei 1986

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

R. W. de Korte

Uitgegeven de tiende juni 1986

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes