Besluit van 9 mei 1986, houdende Rechtspositieregeling voor deelnemers aan opleidingen
in het kader van het leerlingwezen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 11 juli 1985, nr. AB85/U
1353, directoraat-generaal voor Overheidspersoneelsbeleid, directie Overheidspersoneelszaken,
hoofdafdeling Financiële Arbeidsvoorwaarden;
Gelet op artikel 125, eerste lid, en artikel 134, eerste lid, van de Ambtenarenwet 1929 (Stb. 530) en artikel C-1, eerste lid onder k van de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1979, 679);
De Raad van State gehoord (advies van 30 oktober 1985, nr. W04.85.0396/07.5.40);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 23 april 1986,
nr. AB 86/U500, directoraat-generaal voor Overheidspersoneelsbeleid, directie Overheidspersoneelszaken,
hoofdafdeling Financiële Arbeidsvoorwaarden;
Hebben goedgevonden en verstaan: