Stb. 2004, 363, datum inwerkingtreding 23-07-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2004.
1 Geen recht op uitkering heeft de werkloze werknemer die:
-
a. buiten Nederland woont of aldaar anders dan tijdelijk verblijf houdt;
-
b. niet rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l,
van de Vreemdelingenwet 2000;
-
c. die rechtens zijn vrijheid is ontnomen;
-
d. onbetaald verlof geniet als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Werkloosheidswet
of die met die persoon gehuwd is, ter hoogte van het bedrag van het verlies van inkomen
uit arbeid als gevolg van het genieten van dat verlof, tenzij belanghebbende alleenstaande
ouder is en hij verlof geniet als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg.
2 Geen recht op uitkering heeft de echtgenoot, indien ten aanzien van deze, dan wel
ten aanzien van de werkloze werknemer zich een omstandigheid voordoet als omschreven
in het eerste lid. Indien zich ten aanzien van de echtgenoot een omstandigheid voordoet
als omschreven in het eerste lid, wordt de werkloze werknemer aangemerkt als alleenstaande.
3 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat hier te lande verblijvende
vreemdelingen, anders dan die bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, van
de Vreemdelingenwet 2000, recht op uitkering hebben, onverminderd de overige vereisten
voor dat recht:
-
a. ter uitvoering van een verdrag dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie,
of
-
b. vreemdelingen die, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel
8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig in Nederland
verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onder g of h, van de Vreemdelingenwet 2000.
4 Het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing op bij algemene maatregel van
bestuur aan te wijzen categorieën personen waarbij tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf
of vrijheidsbenemende maatregel plaatsvindt buiten een penitentiaire inrichting, een
inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden, of een inrichting voor justitiële
jeugdbescherming zijnde een landelijke voorziening als bedoeld in artikel 65 van de
Wet op de jeugdhulpverlening.