Stcrt. 2005, 87, datum inwerkingtreding 11-05-2005, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 15-04-2005.
1 Recht op uitkering hebben, indien het inkomen per maand minder bedraagt dan de overeenkomstig
het derde, vierde en vijfde lid vastgestelde grondslag:
-
a. de werkloze werknemer en de echtgenoot met of zonder kinderen;
-
b. de alleenstaande werkloze werknemer en de thuisinwonende werkloze werknemer met een
of meer kinderen;
-
c. de alleenstaande werkloze werknemer en de thuisinwonende werkloze werknemer zonder
kinderen.
2 Het recht op uitkering komt de werkloze werknemer en de echtgenoot gezamenlijk toe.
De uitkering wordt aan de werkloze werknemer en de echtgenoot ieder voor de helft
uitbetaald, dan wel op hun gezamenlijk verzoek aan een van hen voor het geheel.
3 De grondslag, bedoeld in het eerste lid, wordt door Onze Minister zodanig vastgesteld
dat:
-
a. voor de werkloze werknemer en de echtgenoot die beiden 21 jaar of ouder zijn, de helft
van de grondslag netto gelijk is aan € 576,98;
-
b. deze voor de werkloze werknemer en de echtgenoot, waarvan een of elk van beiden jonger
dan 21 jaar is, de som bedraagt van de grondslagen die voor elk van hen als een alleenstaande
werknemer of een thuisinwonende werkloze werknemer zou gelden doch ten hoogste de
grondslag als bedoeld in onderdeel a.
4 De grondslag, bedoeld in het eerste lid, wordt door Onze Minister zodanig vastgesteld
dat deze:
-
a. voor de alleenstaande werkloze werknemer van 21 jaar of ouder met een of meer kinderen
netto gelijk is aan € 1038,57;
-
b. voor de alleenstaande werkloze werknemer van 23 jaar of ouder zonder kinderen netto
gelijk is aan € 807,77;
-
c. voor de alleenstaande werkloze werknemer van 22 jaar zonder kinderen netto gelijk
is aan € 657,33;
-
d. voor de alleenstaande werkloze werknemer van 21 jaar zonder kinderen netto gelijk
is aan € 578,75.
5 De grondslag, bedoeld in het eerste lid, wordt door Onze Minister zodanig vastgesteld
dat deze:
-
a. voor de alleenstaande werkloze werknemer van 18, 19 of 20 jaar met een of meer kinderen
netto gelijk is aan € 1.005,66;
-
b. voor de thuisinwonende werkloze werknemer van 18, 19 of 20 jaar met een of meer kinderen
netto gelijk is aan € 753,47;
-
c. voor de alleenstaande werkloze werknemer van 18, 19 of 20 jaar zonder kinderen netto
gelijk is aan € 558,70;
-
d. voor de thuisinwonende werkloze werknemer zonder kinderen netto gelijk is aan € 306,51.
6 De in het derde lid, onderdeel a, vierde lid, onderdeel a en b, en vijfde lid, genoemde bedragen worden gewijzigd met ingang van de dag waarop het
netto minimumloon wijzigt met het percentage van deze wijziging.
7 De in het vierde lid, onderdeel c en d, genoemde bedragen worden gewijzigd met ingang van de dag waarop het netto minimumjeugdloon
wijzigt met het percentage van deze wijziging.