Stb. 2003, 57, datum inwerkingtreding 19-02-2003, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 07-03-2002.
Werkt niet terug ten aanzien van de gemeenten Bemmel, Bergen, Dalfsen, Denekamp, Echt-Susteren,
Hardenberg, Hof van Twente, Hulst, Kesteren, Olst-Wijhe, Oss, Overbetuwe, Raalte,
Rijssen, Sittard-Geleen, Sluis, Steenwijk, Terneuzen, Venlo, Zwartewaterland en Zwijndrecht.
1 Onze Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van deze wet.
2 Dit toezicht wordt onder gezag van Onze Minister uitgeoefend door de Inspectie Werk
en Inkomen, genoemd in hoofdstuk 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk
en inkomen, onder leiding van het hoofd van die inspectie. De artikelen 37, 38, 42
en 44 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen zijn van overeenkomstige
toepassing.
3 Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, dienen burgemeester en wethouders
jaarlijks bij Onze Minister een verslag in over de uitvoering van deze wet, verstrekken
zij hem desgevraagd nadere of andere informatie en verlenen zij hem inzage in de administratie,
bedoeld in artikel 41. Het verslag en de overige informatie worden kosteloos verstrekt.
4 Het verslag omvat mede een opgave van de ten laste van de gemeente gebleven kosten,
bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ.
5 Het verslag is voorzien van een verklaring van de accountant, belast met de in artikel
213 van de Gemeentewet voorgeschreven controle omtrent de juistheid en volledigheid
van verstrekte gegevens.
6 Onze Minister stelt regels inzake het verslag en over de verklaring en het onderzoek
dat resulteert in deze verklaring.