Stb. 2005, 383, datum inwerkingtreding 29-07-2005, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2005.
1 Indien de werknemer die recht heeft op een uitkering op grond van hoofdstuk IIa of
IIb, deelneemt of gaat deelnemen aan een voor hem, naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, noodzakelijke opleiding of scholing, blijft volgens door
Onze Minister te stellen regels het recht op uitkering op grond van het desbetreffende
hoofdstuk bestaan.
2 In de door Onze Minister te stellen regels, die voor verschillende groepen werknemers
verschillend kunnen luiden, worden in ieder geval voorschriften en beperkingen gegeven
met betrekking tot de aard, de omvang en de duur van de opleiding of scholing als
bedoeld in het eerste en derde lid.
3 In afwijking van het eerste lid, blijft het recht op uitkering op grond van hoofdstuk
IIa of IIb van de herbeoordeelde bestaan totdat de, naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen noodzakelijke opleiding of scholing is beëindigd, indien de
opleiding of scholing deel uit maakt van een plan als bedoeld in artikel 29, tweede
lid, dat binnen drie maanden na de datum van verlaging of intrekking van de arbeidsongeschiktheidsuitkering
is opgesteld en met de opleiding of scholing is aangevangen voor de duur van de uitkering
verstrijkt.
4 Onder herbeoordeelde als bedoeld in het derde lid wordt verstaan: de werknemer wiens
arbeidsongeschiktheidsuitkering is verlaagd of ingetrokken als gevolg van de toepassing
van artikel 34, vierde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel
35, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of artikel
28, vijfde lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, of
de persoon, bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit eenmalige herbeoordelingen
arbeidsongeschiktheidswetten, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering is verlaagd of
ingetrokken.