Stb. 2016, 472, datum inwerkingtreding 08-12-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.
1 Geen recht op uitkering heeft de werknemer die:
-
a. een uitkering ontvangt op grond van de Ziektewet of een uitkering die naar aard en
strekking daarmee overeenkomt;
-
b. een arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel een loongerelateerde uitkering van de
werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten ontvangt op grond van de Wet
werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
-
c. een uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering,
berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 80%, of een uitkering ontvangt
die naar aard en strekking met die uitkering overeenkomt;
-
d. een uitkering ontvangt op grond van hoofdstuk III van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
militairen, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 80%, of een toelage
op grond van dat hoofdstuk, die, al dan niet vermeerderd met de arbeidsongeschiktheidsuitkering,
70% of meer bedraagt van het dagloon waarnaar de arbeidsongeschiktheidsuitkering is
of zou zijn berekend;
-
e. buiten Nederland woont of verblijf houdt anders dan wegens vakantie;
-
f. niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet
2000;
-
g. rechtens zijn vrijheid is ontnomen;
-
h. zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende
maatregel;
-
i. de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;
-
j. op grond van artikel 64 van de Wet financiering sociale verzekeringen een ontheffing
wegens gemoedsbezwaren heeft of wiens werkloosheid binnen 3 maanden na de datum van
intrekking van een zodanige ontheffing is aangevangen;
-
k. vakantie geniet buiten de bij ministeriële regeling vast te stellen periode, bedoeld
in het negende lid, onderdeel b;
-
l. werkloos is ten gevolge van werkstaking of uitsluiting, tenzij voor de werknemer een
ontheffing is verleend op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit
Arbeidsverhoudingen 1945;
-
m. een uitkering ontvangt op grond van de Wet arbeid en zorg.
6 De werknemer ten aanzien van wie het derde of vierde lid is toegepast, heeft enkel
geen recht op uitkering voor zover het de beëindiging van de arbeidsovereenkomst,
bedoeld in het derde en vierde lid, betreft.
7 Geen recht op uitkering heeft de werknemer over een dag waarop zijn arbeid wordt
onderbroken uitsluitend doordat:
-
a. deze dag voor hem als rustdag geldt;
-
b. deze dag een nationale of algemeen erkende christelijke feestdag is, dan wel een kerkelijke
feestdag, die ter plaatse waar de werknemer pleegt te werken, algemeen als zodanig
wordt gevierd.
8 Het eerste lid blijft buiten toepassing ten aanzien van de werknemer die uitsluitend
uit hoofde van een andere dienstbetrekking dan de dienstbetrekking waaruit hij werkloos
is geworden in een omstandigheid verkeert als bedoeld in het eerste lid.
9 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld:
-
a. met betrekking tot het begrip vakantie genieten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
k;
-
b. met betrekking tot de vaststelling van de periode gedurende welke de werknemer met
behoud van zijn recht op uitkering vakantie kan genieten.
10 Onze Minister is bevoegd regels te stellen voor gevallen waarin het eerste lid, onderdeel
e, buiten toepassing blijft in verband met een ramp.
11 Het eerste lid, onderdeel g, is niet van toepassing op bij algemene maatregel van
bestuur aan te wijzen categorieën personen waarbij tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf
of vrijheidsbenemende maatregel plaatsvindt buiten een penitentiaire inrichting, een
inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden, of een inrichting als bedoeld
in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.
12 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op:
-
a. de werknemer, bedoeld in artikel 18, eerste lid;
-
b. de werknemer wiens werkloosheid uitsluitend het gevolg is van verkorting van de werktijd
waarvoor op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen
1945 ontheffing is verleend, en
-
c. de werknemer wiens werkloosheid is ontstaan na het ontstaan van het recht op de loongerelateerde
uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten op grond
van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
13 In afwijking van het eerste lid, onderdeel e, blijft het recht op uitkering bestaan
ten aanzien van de werknemer die buiten Nederland verblijf houdt anders dan wegens
vakantie, indien hij gedurende dat verblijf meewerkt aan activiteiten die bevorderlijk
zijn voor zijn inschakeling in de arbeid als bedoeld in de hoofdstukken VI en XA, mits:
-
a. die activiteiten niet langer duren dan zes maanden;
-
b. die activiteiten blijkens een intentieverklaring een reëel uitzicht bieden op een
aansluitende dienstbetrekking voor ten minste zes maanden; en
-
c. die activiteiten plaatsvinden in een lidstaat van de Europese Unie, in een andere
staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
of in Zwitserland.
14 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder intentieverklaring verstaan: een ondertekende
verklaring waarin de ondertekenaar aangeeft dat hij het voornemen heeft om een werknemer
die meewerkt aan activiteiten die bevorderlijk zijn voor zijn inschakeling in de arbeid
als bedoeld in de hoofdstukken VI en XA, na afloop van die activiteiten in dienst te nemen.
Stb. 2016, 472, datum inwerkingtreding 08-12-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.
1 Geen recht op uitkering heeft de werknemer die:
-
a. een uitkering ontvangt op grond van de Ziektewet of een uitkering die naar aard en
strekking daarmee overeenkomt;
-
b. een arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel een loongerelateerde uitkering van de
werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten ontvangt op grond van de Wet
werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
-
c. een uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering,
berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 80%, of een uitkering ontvangt
die naar aard en strekking met die uitkering overeenkomt;
-
d. een uitkering ontvangt op grond van hoofdstuk III van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
militairen, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 80%, of een toelage
op grond van dat hoofdstuk, die, al dan niet vermeerderd met de arbeidsongeschiktheidsuitkering,
70% of meer bedraagt van het dagloon waarnaar de arbeidsongeschiktheidsuitkering is
of zou zijn berekend;
-
e. buiten Nederland woont of verblijf houdt anders dan wegens vakantie;
-
f. niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet
2000;
-
g. rechtens zijn vrijheid is ontnomen;
-
h. zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende
maatregel;
-
i. de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;
-
j. op grond van artikel 64 van de Wet financiering sociale verzekeringen een ontheffing
wegens gemoedsbezwaren heeft of wiens werkloosheid binnen 3 maanden na de datum van
intrekking van een zodanige ontheffing is aangevangen;
-
k. vakantie geniet buiten de bij ministeriële regeling vast te stellen periode, bedoeld
in het negende lid, onderdeel b;
-
l. werkloos is ten gevolge van werkstaking of uitsluiting, tenzij voor de werknemer een
ontheffing is verleend op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit
Arbeidsverhoudingen 1945;
-
m. een uitkering ontvangt op grond van de Wet arbeid en zorg.
6 De werknemer ten aanzien van wie het derde of vierde lid is toegepast, heeft enkel
geen recht op uitkering voor zover het de beëindiging van de arbeidsovereenkomst,
bedoeld in het derde en vierde lid, betreft.
7 Geen recht op uitkering heeft de werknemer over een dag waarop zijn arbeid wordt
onderbroken uitsluitend doordat:
-
a. deze dag voor hem als rustdag geldt;
-
b. deze dag een nationale of algemeen erkende christelijke feestdag is, dan wel een kerkelijke
feestdag, die ter plaatse waar de werknemer pleegt te werken, algemeen als zodanig
wordt gevierd.
8 Het eerste lid blijft buiten toepassing ten aanzien van de werknemer die uitsluitend
uit hoofde van een andere dienstbetrekking dan de dienstbetrekking waaruit hij werkloos
is geworden in een omstandigheid verkeert als bedoeld in het eerste lid.
9 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld:
-
a. met betrekking tot het begrip vakantie genieten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
k;
-
b. met betrekking tot de vaststelling van de periode gedurende welke de werknemer met
behoud van zijn recht op uitkering vakantie kan genieten.
10 Onze Minister is bevoegd regels te stellen voor gevallen waarin het eerste lid, onderdeel
e, buiten toepassing blijft in verband met een ramp.
11 Het eerste lid, onderdeel g, is niet van toepassing op bij algemene maatregel van
bestuur aan te wijzen categorieën personen waarbij tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf
of vrijheidsbenemende maatregel plaatsvindt buiten een penitentiaire inrichting, een
inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden, of een inrichting als bedoeld
in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.
12 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op:
-
a. de werknemer, bedoeld in artikel 18, eerste lid;
-
b. de werknemer wiens werkloosheid uitsluitend het gevolg is van verkorting van de werktijd
waarvoor op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen
1945 ontheffing is verleend, en
-
c. de werknemer wiens werkloosheid is ontstaan na het ontstaan van het recht op de loongerelateerde
uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten op grond
van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
13 In afwijking van het eerste lid, onderdeel e, blijft het recht op uitkering bestaan
ten aanzien van de werknemer die buiten Nederland verblijf houdt anders dan wegens
vakantie, indien hij gedurende dat verblijf meewerkt aan activiteiten die bevorderlijk
zijn voor zijn inschakeling in de arbeid als bedoeld in de hoofdstukken VI en XA, mits:
-
a. die activiteiten niet langer duren dan zes maanden;
-
b. die activiteiten blijkens een intentieverklaring een reëel uitzicht bieden op een
aansluitende dienstbetrekking voor ten minste zes maanden; en
-
c. die activiteiten plaatsvinden in een lidstaat van de Europese Unie, in een andere
staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
of in Zwitserland.
14 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder intentieverklaring verstaan: een ondertekende
verklaring waarin de ondertekenaar aangeeft dat hij het voornemen heeft om een werknemer
die meewerkt aan activiteiten die bevorderlijk zijn voor zijn inschakeling in de arbeid
als bedoeld in de hoofdstukken VI en XA, na afloop van die activiteiten in dienst te nemen.
Stb. 2016, 472, datum inwerkingtreding 08-12-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.
1 Geen recht op uitkering heeft de werknemer die:
-
a. een uitkering ontvangt op grond van de Ziektewet of een uitkering die naar aard en
strekking daarmee overeenkomt;
-
b. een arbeidsongeschiktheidsuitkering dan wel een loongerelateerde uitkering van de
werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten ontvangt op grond van de Wet
werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
-
c. een uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering,
berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 80%, of een uitkering ontvangt
die naar aard en strekking met die uitkering overeenkomt;
-
d. een uitkering ontvangt op grond van hoofdstuk III van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
militairen, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van ten minste 80%, of een toelage
op grond van dat hoofdstuk, die, al dan niet vermeerderd met de arbeidsongeschiktheidsuitkering,
70% of meer bedraagt van het dagloon waarnaar de arbeidsongeschiktheidsuitkering is
of zou zijn berekend;
-
e. buiten Nederland woont of verblijf houdt anders dan wegens vakantie;
-
f. niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet
2000;
-
g. rechtens zijn vrijheid is ontnomen;
-
h. zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende
maatregel;
-
i. de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;
-
j. op grond van artikel 64 van de Wet financiering sociale verzekeringen een ontheffing
wegens gemoedsbezwaren heeft of wiens werkloosheid binnen 3 maanden na de datum van
intrekking van een zodanige ontheffing is aangevangen;
-
k. vakantie geniet buiten de bij ministeriële regeling vast te stellen periode, bedoeld
in het negende lid, onderdeel b;
-
l. werkloos is ten gevolge van werkstaking of uitsluiting, tenzij voor de werknemer een
ontheffing is verleend op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit
Arbeidsverhoudingen 1945;
-
m. een uitkering ontvangt op grond van de Wet arbeid en zorg.
6 De werknemer ten aanzien van wie het derde of vierde lid is toegepast, heeft enkel
geen recht op uitkering voor zover het de beëindiging van de arbeidsovereenkomst,
bedoeld in het derde en vierde lid, betreft.
7 Geen recht op uitkering heeft de werknemer over een dag waarop zijn arbeid wordt
onderbroken uitsluitend doordat:
-
a. deze dag voor hem als rustdag geldt;
-
b. deze dag een nationale of algemeen erkende christelijke feestdag is, dan wel een kerkelijke
feestdag, die ter plaatse waar de werknemer pleegt te werken, algemeen als zodanig
wordt gevierd.
8 Het eerste lid blijft buiten toepassing ten aanzien van de werknemer die uitsluitend
uit hoofde van een andere dienstbetrekking dan de dienstbetrekking waaruit hij werkloos
is geworden in een omstandigheid verkeert als bedoeld in het eerste lid.
9 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld:
-
a. met betrekking tot het begrip vakantie genieten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
k;
-
b. met betrekking tot de vaststelling van de periode gedurende welke de werknemer met
behoud van zijn recht op uitkering vakantie kan genieten.
10 Onze Minister is bevoegd regels te stellen voor gevallen waarin het eerste lid, onderdeel
e, buiten toepassing blijft in verband met een ramp.
11 Het eerste lid, onderdeel g, is niet van toepassing op bij algemene maatregel van
bestuur aan te wijzen categorieën personen waarbij tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf
of vrijheidsbenemende maatregel plaatsvindt buiten een penitentiaire inrichting, een
inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden, of een inrichting als bedoeld
in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.
12 Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op:
-
a. de werknemer, bedoeld in artikel 18, eerste lid;
-
b. de werknemer wiens werkloosheid uitsluitend het gevolg is van verkorting van de werktijd
waarvoor op grond van artikel 8, derde lid, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen
1945 ontheffing is verleend, en
-
c. de werknemer wiens werkloosheid is ontstaan na het ontstaan van het recht op de loongerelateerde
uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten op grond
van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
13 In afwijking van het eerste lid, onderdeel e, blijft het recht op uitkering bestaan
ten aanzien van de werknemer die buiten Nederland verblijf houdt anders dan wegens
vakantie, indien hij gedurende dat verblijf meewerkt aan activiteiten die bevorderlijk
zijn voor zijn inschakeling in de arbeid als bedoeld in de hoofdstukken VI en XA, mits:
-
a. die activiteiten niet langer duren dan zes maanden;
-
b. die activiteiten blijkens een intentieverklaring een reëel uitzicht bieden op een
aansluitende dienstbetrekking voor ten minste zes maanden; en
-
c. die activiteiten plaatsvinden in een lidstaat van de Europese Unie, in een andere
staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte
of in Zwitserland.
14 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder intentieverklaring verstaan: een ondertekende
verklaring waarin de ondertekenaar aangeeft dat hij het voornemen heeft om een werknemer
die meewerkt aan activiteiten die bevorderlijk zijn voor zijn inschakeling in de arbeid
als bedoeld in de hoofdstukken VI en XA, na afloop van die activiteiten in dienst te nemen.