Wet van 6 november 1986, houdende intrekking van de Werkloosheidswet, invoering van
een nieuwe Werkloosheidswet en een aantal andere wetten, alsmede de in het kader van
die intrekking en invoering te treffen overgangsregelingen en de daarmee verband houdende
wijzigingen van een aantal wetten en regelingen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen met
betrekking tot de intrekking van de Werkloosheidswet, de invoering van de nieuwe Werkloosheidswet, de Toeslagenwet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,
de Wet, houdende nadere wijziging van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (nadere regeling in verband met verminderde
gelegenheid tot het verkrijgen van arbeid), de Wet, houdende wijziging van de Algemene
Bijstandswet met betrekking tot de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en gelijkstelling
van niet gehuwde personen met gehuwden en de Wet, houdende wijziging van de Algemene
Ouderdomswet (gelijkstelling niet-gehuwde personen met gehuwden of echtgenoten), alsmede
regels te stellen met betrekking tot het in het kader van die intrekking en invoering
noodzakelijke overgangsrecht, en voorts een aantal wetten en regelingen in verband
daarmee aan te passen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: