Besluit aanwijzing gevallen waarin arbeidsverhouding als dienstbetrekking wordt beschouwd

Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002 en zichtdatum 07-11-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2004

Besluit van 24 december 1986, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 5 van de Ziektewet en artikel 5 van de Werkloosheidswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 november 1986, Directoraat-Generaal Sociale Zekerheid, Directie Sociale Verzekeringen, Hoofdafdeling Werknemersverzekeringen, Afdeling Werkloosheidsregelingen, nr. SZ/SV/WV/WW/SVW/86/09845;

Gelet op artikel 5 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Stb. 1977, 492), artikel 5 van de Ziektewet (Stb. 1967, 473) en artikel 5 van de Werkloosheidswet (Stb. 1986, 566);

De Raad van State gehoord (advies van 16 december 1986, nr. W12.86.0607);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 december 1986, nr. SVW/86/10736;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 Als dienstbetrekking in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Stb. 1977, 492), de Ziektewet (Stb. 1967, 473) en de Werkloosheidswet (Stb. 1986, 566) wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die als thuiswerker arbeid verricht en van de persoon die hem als hulp bij het verrichten van zijn arbeid bijstaat, indien zij deze arbeid persoonlijk verrichten.

  • 2 De arbeidsverhouding, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts als dienstbetrekking beschouwd indien:

  • 3 Indien binnen dertig dagen na het einde van een arbeidsverhouding met dezelfde opdrachtgever een nieuwe arbeidsverhouding wordt aangegaan, geldt het tweede lid, onderdeel a, niet voor die nieuwe arbeidsverhouding, tenzij de tijdvakken waarvoor de arbeidsverhoudingen zijn aangegaan te zamen korter zijn dan dertig dagen.

  • 4 Hetgeen een thuiswerker en de persoon die hem als hulp bij het verrichten van de arbeid bijstaat gezamenlijk aan bruto-inkomen ontvangen, wordt voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel b en c, geacht door ieder van hen voor een gelijk deel te zijn ontvangen, tenzij van een andere verdeling blijkt.

Artikel 2

Als dienstbetrekking wordt niet beschouwd de arbeidsverhouding van de thuiswerker die:

  • a. zich doorgaans laat bijstaan door meer dan twee andere personen, niet zijnde zijn echtgenoot of zijn tot zijn huishouden behorende minderjarige kinderen;

  • b. behoort tot een groep personen, aangewezen door Onze Minister.

Artikel 3

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing in gevallen, aangewezen door Onze Minister.

Artikel 4

Als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die als musicus of anderszins als artiest optreedt.

Artikel 4a

Als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de topsporter die op grond van het in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vastgestelde reglement van de stichting Fonds voor de Topsporter een periodieke uitkering als tegemoetkoming in de kosten van zijn levensonderhoud geniet.

Artikel 5

  • 1 Als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die, anders dan bedoeld in de artikelen 1, 3, 4 en 4a, persoonlijk arbeid verricht op doorgaans ten minste twee dagen per week.

Artikel 6

Als werkgever wordt beschouwd in de gevallen, bedoeld in de artikelen 3 en 5, de natuurlijke persoon op wie of het lichaam waarop de verplichting rust het loon te betalen.

Artikel 8

  • 2 Onze Minister is bevoegd regels te stellen met betrekking tot het eerste lid.

Artikel 9

Tussen Onze Minister en Onze Minister van Financiën dient overeenstemming te bestaan omtrent het aanwijzen van een groep personen of van gevallen, bedoeld in de artikelen 2, 3 en 5 en omtrent het stellen van regels, bedoeld in artikel 8.

Lasten en bevelen, dat dit besluit, met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 24 december 1986

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. de Koning

Uitgegeven de dertigste december 1986

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes