Besluit geluidhinder spoorwegen

[Regeling vervallen per 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 08-03-2006.
Geldend van 08-03-2006 t/m 31-12-2006

Besluit van 25 maart 1987, houdende uitvoering van de artikelen 105, 106 en 129 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 4 augustus 1986, Centrale Directie Juridische Zaken, nr. MJZ 0486006, DGMH/G, nr. 0486114, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op de artikelen 105, 106 en 129 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99);

De Raad van State gehoord (advies van 4 februari 1987, nr. W 08.86.0421);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 24 maart 1987, Centrale Directie Juridische Zaken, nr. MJZ 2437005, DGMH/G, nr. 2437110, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a. wet: Wet geluidhinder;

    • b.

      • 1°. verblijfsruimte: hetgeen onder dat begrip wordt verstaan in het Bouwbesluit 2003,

      • 2°. gezondheidszorggebouw: hetgeen onder gezondheidszorgfunctie wordt verstaan in het Bouwbesluit 2003;

    • c. spoorweg: een spoorweg als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Spoorwegwet die is aangegeven op de bij dit besluit behorende kaart;

    • d. wijziging van een spoorweg: een wijziging met betrekking tot een aanwezige spoorweg, die verandering brengt in de omstandigheden welke ingevolge de regels die gelden bij de vaststelling van de geluidsbelasting vanwege die spoorweg in acht genomen moeten worden;

    • e. spoorwegexploitant: de spoorwegbeheerder of de opdrachtgever tot aanleg, wijziging of vervanging van een spoorweg;

    • f. equivalent geluidsniveau in dB(A) met betrekking tot een spoorweg: het equivalente geluidsniveau in dB(A), bepaald volgens de door Onze Minister op grond van artikel 23 vastgestelde regels;

    • g. etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) met betrekking tot een spoorweg: de hoogste van de volgende drie waarden:

      • 1. de waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 07.00-19.00 uur (dagwaarde),

      • 2. de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 19.00-23.00 uur (avondwaarde),

      • 3. de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 23.00-07.00 uur (nachtwaarde);

    • h. geluidsbelasting vanwege een spoorweg: de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten;

    • i. woonwagenstandplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet;

    • j. saneringsprogramma: programma van maatregelen als bedoeld in artikel 26, eerste lid;

    • k. geluidsgevoelige ruimte: een verblijfsruimte als bedoeld in het Bouwbesluit 2003, met uitzondering van een keuken met een vloeroppervlak van minder dan 11 m2;

    • l. categorie a-ruimte: verblijfsruimte als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a, van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

    • m. categorie b-ruimte: verblijfsruimte als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder b, van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen.

  • 2 Onder een wijziging van een spoorweg wordt in dit besluit niet verstaan de afzonderlijke omstandigheid die bestaat uit:

    • a. een verhoging van minder dan 45% in de maatgevende intensiteit van door Onze Minister te bepalen categorieën spoorvoertuigen op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten in de ingevolge artikel 1, eerste lid, onder f, in acht te nemen etmaalperiode;

    • b. een verhoging van 20% of minder van de verkeerssnelheid van door Onze Minister te bepalen categorieën spoorvoertuigen op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten in de ingevolge artikel 1, eerste lid, onder f, in acht te nemen etmaalperiode;

    • c. een horizontale verplaatsing van de spoorstaven over een afstand kleiner dan twee meter;

    • d. een verticale verplaatsing van de spoorstaven over een afstand kleiner dan één meter dan wel

    • e. het ter vervanging aanbrengen van een baanconstructie, die, bepaald met inachtneming van de door Onze Minister op grond van artikel 23 gestelde regels, niet meer geluid emitteert dan de te vervangen constructie.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid wordt onder een wijziging van een spoorweg in dit besluit niet verstaan een wijziging die een verhoging van 2 dB(A) of minder tot gevolg heeft, en tengevolge waarvan de geluidsbelasting van de gevel van woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan 65 dB(A).

  • 4 Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat na overleg met de betrokken spoorwegexploitant en de betrokken colleges van burgemeester en wethouders de in het eerste lid, onder c, bedoelde kaart wijzigen met inachtneming van de uitgangspunten die bij de vaststelling van de kaart zijn gehanteerd. Van een wijziging van de kaart wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 1a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Tot wijziging van een spoorweg met betrekking waartoe een melding moet worden gedaan als bedoeld in artikel 25, eerste lid, wordt niet overgegaan dan nadat onze Minister met betrekking tot de in dat artikel bedoelde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen binnen de zone van die spoorweg uitvoering heeft gegeven aan artikel 27, tweede en negende lid.

  • 2 Onze Minister stelt in een geval als bedoeld in het eerste lid tevens voor andere dan de in dat lid bedoelde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen binnen de zone van die spoorweg vast welke maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat de geluidsbelasting die de spoorweg binnen de zone zal veroorzaken de waarden die ingevolge de artikelen 7 tot en met 11 als ten hoogste toelaatbaar worden aangemerkt te boven zou gaan.

  • 3 In afwijking van de artikelen 8 tot en met 11 geeft Onze Minister voor de in het tweede lid bedoelde woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen toepassing aan die artikelen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 In dit besluit wordt verstaan onder andere geluidsgevoelige gebouwen:

    • a. basisscholen;

    • b. scholen voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • c. instellingen voor hoger beroepsonderwijs;

    • d. algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen;

    • e. andere gezondheidszorggebouwen dan bedoeld onder d.

  • 2 Een gymnastieklokaal maakt voor de toepassing van dit besluit geen deel uit van de in het eerste lid, onder a, b en c, genoemde scholen.

  • 3 In dit besluit wordt verstaan onder geluidsgevoelige terreinen:

    • a. terreinen die behoren bij gebouwen als bedoeld in het eerste lid, onder e, voor zover deze bestemd zijn of gebruikt worden voor de in die gebouwen gegeven zorg en

    • b. woonwagenstandplaatsen.

  • 4 In afwijking van artikel 1, eerste lid, onder g, is de geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, van de gevel van scholen en van medische kleuterdagverblijven als bedoeld in het eerste lid de dagwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A).

Artikel 2a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Indien artikel 157 van de wet van toepassing is geven gedeputeerde staten slechts toepassing aan de artikelen 8, 9, 10 en 11 voor zover de gecumuleerde geluidsbelastingen na de correctie op grond van artikel 157, derde lid, van de wet niet leidt tot een naar hun oordeel onaanvaardbare geluidsbelasting.

Hoofdstuk 2. Geluidszones

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Langs iedere spoorweg bevindt zich een zone, waarvan de breedte, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf, is aangegeven op de bij dit besluit behorende kaart.

  • 2 Indien gewijzigde omstandigheden zulks noodzakelijk maken, kan Onze Minister de op de kaart aangegeven breedte van een zone wijzigen. Artikel 1, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Onze Minister kan op de kaart de breedte van een zone langs een nieuwe spoorweg aangeven. Artikel 1, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3. Maatregelen in zones

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

§ 1. Bestemmingsplan

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 3, worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg waarlangs de zone ligt, van de gevel van woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone, de waarden in acht genomen die ingevolge de artikelen 7 en 11, eerste, tweede, vijfde en zesde lid als ten hoogste toelaatbaar worden aangemerkt.

  • 2 In afwijking van het eerste lid worden bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als in dat lid bedoeld hogere waarden in acht genomen, voor zover:

    • a. gedeputeerde staten met toepassing van artikel 8,9, 10 of 11, derde, vijfde of zesde lid, voor de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan zodanige waarden hebben vastgesteld, dan wel

    • b. zodanige waarden noodzakelijk zijn als gevolg van een vaststelling of herziening van het plan in afwijking van het ontwerp, zoals dit ter inzage heeft gelegen, welke waarden door gedeputeerde staten redelijkerwijs met toepassing van artikel 8,9, 10, 11, derde, vijfde of zesde lid, zullen worden vastgesteld.

  • 3 Gedeputeerde staten nemen bij hun beslissing over de goedkeuring van een bestemmingsplan of de herziening hiervan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 3, ter zake van de geluidsbelasting vanwege de spoorweg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen en van andere gebouwen dan woningen, alsmede van andere geluidsgevoelige objecten binnen die zone, de waarden in acht, die ingevolge de artikelen 7, 8,9, 10 en 11, eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

  • 4 Tenzij bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid wordt voorzien in de wijziging van een spoorweg, gelden het eerste, tweede en derde lid niet, indien op het tijdstip van die vaststelling of herziening de spoorweg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan opgenomen bebouwing en andere geluidsgevoelige objecten die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn.

Artikel 4a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 2 Gedeputeerde staten nemen bij hun beslissing over het verlenen van een verklaring van geen bezwaar ten behoeve van het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid, het bepaalde in dat lid in acht.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Bij het voorbereiden van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 4 wordt vanwege burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek ingesteld naar:

  • a. de geluidsbelasting die door woningen, door andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen binnen de zone vanwege de spoorweg zou worden ondervonden, zonder de invloed van maatregelen die de geluidsoverdracht beperken;

  • b. de doeltreffendheid van de in aanmerking komende maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de spoorweg optredende geluidsbelasting van de onder a bedoelde objecten de waarden die ingevolge de artikelen 7 tot en met 11 als ten hoogste toelaatbaar worden aangemerkt, te boven zou gaan.

§ 2. Ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in zones

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Behoudens het bepaalde in de artikelen 8 en 11 is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, van de gevel van woningen binnen de zone van die spoorweg 57 dB(A).

  • 2 Behoudens het bepaalde in de artikelen 9 en 11 is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, van de gevel van de in artikel 2, eerste lid, onder a tot en met e, genoemde categorieën van geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van die spoorweg 55 dB(A).

  • 3 Behoudens het bepaalde in de artikelen 10 en 11 is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, aan de grens van binnen de zone van die spoorweg gelegen geluidsgevoelige terreinen 57 dB(A).

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel van woningen, vanwege een spoorweg, op verzoek van degenen die zijn aangewezen in artikel 14, een hogere waarde dan de in artikel 7, eerste lid, genoemde vaststellen, met dien verstande dat deze waarde 70 dB(A) niet te boven mag gaan.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen alleen toepassing geven aan het eerste lid in gevallen waarin toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, van de gevel van de betrokken woningen tot 57 dB(A), onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedebouwkundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

  • 3 Het tweede lid vindt slechts toepassing in die gevallen waarin:

    • a. nog niet geprojecteerde dan wel geprojecteerde woningen, die

      • 1e. in de omgeving van een station of halte gesitueerd worden,

      • 2e. verspreid gesitueerd worden buiten de bebouwde kom,

      • 3e. ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid,

      • 4e. ter plaatse gesitueerd worden ter vervanging van bestaande bebouwing,

      • 5e. in een stads- of dorpsvernieuwingsplan worden opgenomen,

      • 6e. door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestisch afschermende functie gaan vervullen voor andere woningen - in aantal ten minste de helft van het aantal woningen waaraan de afschermende functie wordt toegekend - of voor andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen, of

      • 7e. door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen, of

    • b. een nog niet geprojecteerde, geprojecteerde of te wijzigen spoorweg, voor zover deze spoorweg een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie zal vervullen, behoudens het bepaalde in artikel 11.

  • 4 Gedeputeerde staten kunnen bij de toepassing van het eerste en tweede lid ten aanzien van nog niet geprojecteerde woningen alleen een hogere waarde dan 60 dB(A) als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vaststellen, indien naar hun oordeel voldoende verzekerd wordt, dat de verblijfsruimten, alsmede de tot de woning behorende buitenruimten, niet aan de gevel worden gesitueerd waar de hoogste geluidsbelasting optreedt.

  • 5 Het vierde lid is niet van toepassing, indien naar het oordeel van gedeputeerde staten overwegingen van stedebouw of volkshuisvesting zich daartegen verzetten.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, van de gevel van gebouwen, behorend tot de in artikel 2, eerste lid, onder a tot en met e, genoemde categorieën, op verzoek van degenen die in artikel 14 aangewezen zijn, een hogere waarde dan de in artikel 7, tweede lid, genoemde vaststellen, met dien verstande dat deze waarde 70 dB(A) niet te boven mag gaan.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen alleen toepassing geven aan het eerste lid in die gevallen waarin toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, van de gevel van de betrokken gebouwen tot 55 dB(A) onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedebouwkundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, aan de grens van geluidsgevoelige terreinen, op verzoek van degenen die in artikel 14 aangewezen zijn, een hogere waarde dan de in artikel 7, derde lid, genoemde vaststellen, met dien verstande dat deze waarde 65 dB(A) niet te boven mag gaan.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen alleen toepassing geven aan het eerste lid in gevallen waarin toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, aan de grens van het betrokken terrein tot 60 dB(A), onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedebouwkundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Ingeval met betrekking tot aanwezige of in aanbouw zijnde woningen waarvoor toepassing is gegeven aan het derde lid van dit artikel, artikel 8 of artikel 27, tweede lid, van dit besluit of de artikelen 87e, 87h, 87i, 106d tot en met 106f, van de wet, een aanvang wordt gemaakt met de wijziging van een spoorweg en de bestaande geluidsbelasting op het tijdstip waarop met die wijziging een aanvang wordt gemaakt, lager is dan de vastgestelde hogere waarde, geldt als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanege de spoorweg, van de gevel van die woningen de bestaande geluidsbelasting op dat tijdstip, met dien verstande, dat een vastgestelde geluidsbelasting waarvan de waarde 57 dB(A) niet te boven gaat, in elk geval als toelaatbaar blijft aangemerkt.

  • 2 Ingeval met betrekking tot aanwezige of in aanbouw zijnde woningen waarvoor geen toepassing is gegeven aan het derde lid van dit artikel, artikel 8 of artikel 27, tweede lid, van dit besluit of de artikelen 87e, 87h, 87i, 106d tot en met 106f, van de wet, een aanvang wordt gemaakt met de wijziging van een spoorweg, geldt als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, van de gevel van die woningen de laagste van de volgende waarden, met dien verstande dat een geluidsbelasting waarvan de waarde 57 dB(A) niet te boven gaat, in elk geval als toelaatbaar blijft aangemerkt:

    • a. de geluidsbelasting op het tijdstip van in werking treden van dit besluit;

    • b. de geluidsbelasting op het tijdstip waarop met de wijziging een aanvang wordt gemaakt.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, van de gevel van de op het tijdstip van de aanvang van een wijziging binnen de zone aanwezige of in aanbouw zijnde woningen, op verzoek van degenen die in artikel 14 aangewezen zijn, een hogere waarde dan de voor die woningen alsdan geldende waarde vaststellen, met dien verstande dat deze waarde in afwijking voor zover nodig van artikel 8 73 dB(A) niet te boven mag gaan.

  • 4 Gedeputeerde staten kunnen alleen toepassing geven aan het derde lid in die gevallen waarin toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, van de gevel van de betrokken woningen tot de ingevolge het eerste of tweede lid geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedebouwkundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

  • 5 Het in het eerste tot en met vierde lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op gebouwen, behorend tot de in artikel 2, eerste lid, onder a tot en met e, bedoelde categorieën, met dien verstande dat in plaats van de in het eerste en tweede lid genoemde waarde van 60 dB(A) 55 dB(A) wordt gelezen.

  • 6 Het in het eerste tot en met vierde lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing aan de grens van geluidsgevoelige terreinen, met dien verstande dat in plaats van de in het derde lid genoemde waarde van 73 dB(A) de betreffende in artikel 10, eerste lid, genoemde waarde wordt gelezen.

  • 7 Bij toepassing van het derde en zesde lid wordt, indien reeds eerder een ten hoogste toelaatbare waarde is verleend die hoger is dan de in die leden genoemde maximale waarde, de genoemde waarde vervangen door de eerder verleende waarde.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Bij toepassing van de artikelen 8 tot en met 11 kan de gelding van een daarbij vastgestelde waarde aan voorwaarden worden gebonden.

§ 3. Binnenwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Indien door toepassing van artikel 8 of 11 voor de gevel van een of meer in aanbouw zijnde of aanwezige woningen een hogere geluidsbelasting dan 57 dB(A) als toelaatbaar is aangemerkt, treft het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevel maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, binnen de woning bij gesloten ramen 37 dB(A) niet te boven zal gaan.

  • 2 Indien de geluidsbelasting van de gevel van een woning op 1 juli 1987 hoger was dan 65 dB(A) onderscheidenlijk van de gevel van een ander geluidsgevoelig gebouw hoger was dan 60 dB(A) en voor die woning of dat ander geluidsgevoelig gebouw eerder een hogere waarde voor de geluidsbelasting is vastgesteld op grond van dit besluit of de wet en met betrekking tot de woning toepassing is gegeven aan artikel 11, treft het college van burgemeester en wethouders, in afwijking van het eerste lid, met betrekking tot de geluidwering van de gevels van de betrokken woning maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste de waarde bedraagt die ten tijde van de vaststelling van de eerste hogere waarde ten hoogste toelaatbaar was.

  • 4 Indien door toepassing van de artikelen 9 of 11 voor de gevel van een of meer in aanbouw zijnde of aanwezige gebouwen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a tot en met e, een hogere geluidsbelasting dan 55 dB(A) als toelaatbaar is aangemerkt, treft de gemeenteraad met betrekking tot de geluidwering van die gevel maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, bij gesloten ramen

Hoofdstuk 4. Verzoek om een hogere waarde

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Een verzoek als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 11 kan worden gedaan door:

  • a. burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de woningen, de andere geluidsgevoelige gebouwen of de geluidsgevoelige terreinen,waarvoor de hogere waarde wordt verzocht, gesitueerd zijn of worden;

  • b. burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de spoorweg met betrekking waartoe de hogere waarde wordt verzocht, gesitueerd is of wordt;

  • c. de spoorwegexploitant, indien het betreft de aanleg of wijziging van een spoorweg.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De verzoeker maakt zijn voornemen tot het indienen van een verzoek in ieder geval zoveel mogelijk gelijktijdig bekend door middel van:

    • a. kennisgeving in een of meer in de in artikel 14, eerste lid, onder a, bedoelde gemeente verspreiding vindende dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen en voorts op de in die gemeente gebruikelijke wijze;

    • b. terinzagelegging van het ontwerp van het verzoek met de daarbij behorende stukken op het gemeentehuis van de in artikel 14, eerste lid, onder a, bedoelde gemeente;

    • c. niet op naam gestelde kennisgeving aan de gebruikers van de woningen of de woonwagenstandplaatsen, het bevoegd gezag van scholen en de directies van de in artikel 2 bedoelde andere gebouwen waarvoor een hogere waarde wordt verzocht.

  • 2 De verzoeker stelt een ieder in de gelegenheid gedurende vier weken vanaf de dag waarop het ontwerp van het verzoek ter inzage is gelegd, het ontwerp met de daarbij behorende stukken in te zien en schriftelijk opmerkingen ten aanzien van het ontwerp te maken.

  • 3 Indien het voornemen tot het indienen van een verzoek verband houdt met een toepassing van artikel 4, tweede lid, onder b of van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, kan in afwijking van het tweede lid het ontwerp van het verzoek gedurende twee weken ter inzage worden gelegd.

  • 4 Burgemeester en wethouders van de gemeente, bedoeld in artikel 14, onder a, kunnen, indien zij hiertoe uitgenodigd zijn door een verzoeker als bedoeld in artikel 14, onder b of c, in plaats van deze toepassing geven aan het eerste of het tweede lid.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Het verzoek en het ontwerp van een verzoek bevatten ten minste:

    • a. de verzochte hogere waarden;

    • b. de redenen die aan het verzoek ten grondslag liggen;

    • c. de resultaten van het akoestisch onderzoek, bedoeld in artikel 5 of 20;

    • d. een beschrijving van de mogelijkheden om de geluidsbelasting van de gevel van de woningen of de andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van de geluidsgevoelige terreinen tot een lagere waarde te verminderen dan de onder a bedoelde, alsmede een schatting van de hieraan verbonden extra kosten;

    • e. een verklaring dat maatregelen als bedoeld in artikel 13, zullen worden getroffen, indien de geluidsbelasting binnen de woning onderscheidenlijk binnen de verblijfsruimten van de in artikel 2, eerste lid, onder a tot en met e, bedoelde gebouwen, bij gesloten ramen, meer bedraagt dan de in artikel 13, eerste, tweede of derde lid, bedoelde waarden;

    • f. een beschrijving met een schetstekening of een verklaring omtrent de wijze waarop aan artikel 8, derde lid, voldaan zal worden, dan wel, indien aan dat artikel niet voldaan kan worden, de redenen daarvan;

    • g. voor zover het verzoek hier aanleiding toe geeft, een beschrijving, schetstekening en uitvoeringsplan van de geluidafschermende voorziening tussen spoorweg en woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen, indien deze voorziening vereist is om de in het verzoek begrepen waarden te waarborgen.

  • 2 Het verzoek gaat vergezeld van een of meer kaarten met bijbehorende verklaring. Met betrekking tot deze kaart of kaarten is artikel 16 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Stb. 1985, 627) van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van "plan" telkens gelezen wordt: "verzoek". De kaart of kaarten geven bovendien de ligging weer van geluidszones langs wegen, rond industrieterreinen en rond luchtvaartterreinen als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Luchtvaartwet (Stb. 1958, 47), alsmede de in die zones voorkomende gebieden, aangewezen overeenkomstig artikel 1.2, tweede lid, onder d, van de Wet milieubeheer, voor zover de woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen waarop het verzoek betrekking heeft, binnen zodanige zones zijn of worden gesitueerd.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen van de verzoeker nadere toelichting, tekeningen en kaarten verlangen, indien zij deze noodzakelijk achten voor de beoordeling van het verzoek.

  • 4 Indien ingevolge de mate van detaillering van het bestemmingsplan waarin de woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen waarop het verzoek betrekking heeft, zijn opgenomen, de in het eerste lid, onder f, en het tweede lid bedoelde stukken niet beschikbaar zijn, kunnen gedeputeerde staten afwijken van het in die artikelonderdelen bepaalde.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

De verzoeker zendt gelijktijdig met het indienen van zijn verzoek een afschrift van het verzoek en de hierbij behorende stukken naar:

  • a. de verzoekgerechtigden, bedoeld in artikel 14, die het verzoek niet hebben gedaan;

  • b. de betrokken regionale directie van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Gedeputeerde staten tekenen de datum van ontvangst van een verzoek aan op het geschrift waarbij het verzoek is ingediend, en zenden de verzoeker een bewijs van ontvangst, waarin die datum is vermeld.

  • 2 Gedeputeerde staten beslissen op het verzoek binnen drie maanden na de in het eerste lid bedoelde datum en doen mededeling van hun besluit aan de in artikel 17 bedoelde personen.

  • 3 Indien toepassing is gegeven aan artikel 4, tweede lid, onder b, wordt het verzoek binnen vier weken na de dagtekening van het raadsbesluit tot vaststelling of herziening van het bestemmingsplan bij gedeputeerde staten ingediend. In afwijking van het tweede lid beslissen gedeputeerde staten op een verzoek als bedoeld in de eerste volzin voordat zij over de goedkeuring van het bestemmingsplan of de herziening hiervan beslissen.

  • 4 Een verzoek wordt geacht te zijn ingewilligd, indien gedeputeerde staten:

    • a. niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn, of

    • b. ingeval toepassing wordt gegeven aan het derde lid, tweede volzin, niet uiterlijk tegelijk met het toezenden van de beslissing over de goedkeuring van het bestemmingsplan of de herziening hiervan,

    een besluit met betrekking tot het verzoek aan de verzoeker hebben toegezonden.

  • 5 Aan een verzoek wordt geacht goedkeuring te zijn onthouden, indien het verzoek niet binnen de in het derde lid, eerste volzin, bedoelde termijn is ingediend en gedeputeerde staten geen beslissing hebben genomen als bedoeld in de tweede volzin van dat lid.

Hoofdstuk 5. Aanleg of wijziging van een spoorweg buiten toepassing van de bestemmingsplanprocedure als bedoeld in hoofdstuk 3

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Tot aanleg of wijziging van een spoorweg, anders dan op grondslag van een overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 6 vastgesteld of herzien bestemmingsplan, wordt, indien binnen de aanwezige of toekomstige zone woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd zijn, niet overgegaan dan in overeenstemming met een onherroepelijk geworden besluit van de gemeenteraad krachtens artikel 21, eerste lid, genomen naar aanleiding van een door de spoorwegexploitant aan burgemeester en wethouders gedane mededeling van zijn voornemen en na een overeenkomstig artikel 20 ingesteld onderzoek.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Vanwege de spoorwegexploitant wordt binnen de zone een akoestisch onderzoek ingesteld van de in artikel 5 omschreven strekking.

  • 2 De resultaten van het ingestelde onderzoek worden door de spoorwegexploitant aan burgemeester en wethouders overgelegd, te zamen met een beschrijving van de maatregelen die naar zijn oordeel nodig zijn voor het in artikel 21 omschreven doel.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Binnen zes maanden nadat de resultaten van het in artikel 20 bedoelde onderzoek zijn verkregen, neemt de gemeenteraad, tenzij hij burgemeester en wethouders hiertoe bevoegd heeft verklaard, een besluit als bedoeld in artikel 19, bepalende welke maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat de geluidsbelasting die de spoorweg binnen de zone zal veroorzaken, de waarden die ingevolge de artikelen 7 tot en met 11 als ten hoogste toelaatbaar worden aangemerkt, te boven zou gaan.

  • 2 Het besluit wordt in afschrift aan de spoorwegexploitant toegezonden.

Hoofdstuk 6. Nieuwbouw van woningen buiten toepassing van de bestemmingsplanprocedure als bedoeld in hoofdstuk 3

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Hoofdstuk 7. Wijze van uitvoering akoestisch onderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Ten behoeve van de vaststelling van de geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, stelt Onze Minister voor het bepalen van het equivalente geluidsniveau regels, inhoudende op welke wijze en met inachtneming van welke bestaande of te verwachten omstandigheden de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid worden vastgesteld en op welke wijze uit de over een bepaalde periode verkregen uitkomsten het gemiddelde wordt afgeleid.

  • 2 Onze Minister stelt regels omtrent al hetgeen betrekking heeft op de wijze waarop de akoestische onderzoeken, bedoeld in dit besluit, worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 8. Wijze van aanleg van spoorwegen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Bij aanleg of vervanging van een spoorweg of een gedeelte van een spoorweg dient de spoorwegexploitant, voor zover het bepaalde in de hoofdstukken 3, 4 of 5 hierop niet van toepassing is, ervoor zorg te dragen dat de geluidsemissie vanwege de nieuwe baanconstructie niet hoger wordt dan van een overeenkomstige spoorbaan waarvan de constructie bestaat uit langgelast spoor op houten dwarsliggers.

  • 2 Op verzoek van de spoorwegexploitant kan Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat ontheffing geven van het vereiste in het eerste lid, indien toepassing van dat lid op overwegende bezwaren van technische of financiële aard stuit.

Hoofdstuk 9. Sanering

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Burgemeester en wethouders melden na een ingesteld akoestisch onderzoek voor 1 januari 2007 aan Onze Minister de in de gemeente voorkomende gevallen, waarin op 1 juli 1987 een spoorweg aanwezig was, terwijl op dat tijdstip binnen de zone van die spoorweg reeds woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen aanwezig waren en de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, op dat tijdstip:

    • a. van de gevel van woningen hoger was dan 65 dB(A);

    • b. van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen hoger was dan 60 dB(A), onderscheidenlijk

    • c. aan de grens van geluidsgevoelige terreinen, anders dan woonwagenstandplaatsen, hoger was dan 65 dB(A).

  • 2 Indien burgemeester en wethouders woningen als bedoeld in het eerste lid voor 1 januari 1997 aan Onze Minister hebben gemeld en bij die gelegenheid hebben verklaard dat het treffen van geluidwerende maatregelen de enige oplossing is die in aanmerking komt, geldt die melding als melding op grond van het eerste lid.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Behoudens het derde lid stellen burgemeester en wethouders met inachtneming van de artikelen 26a tot en met 26d een programma van maatregelen op, die naar hun oordeel in aanmerking komen om de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, van de gevel van de in artikel 25 bedoelde woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van de in dat artikel bedoelde geluidsgevoelige terreinen, zoveel mogelijk te beperken tot 57 dB(A) en om zo nodig te voldoen aan artikel 27, zevende en achtste lid.

  • 2 In een geval als bedoeld in artikel 1a wordt vanwege de spoorwegexploitant een akoestisch onderzoek ingesteld van de in artikel 5 omschreven strekking.

  • 3 In een geval als bedoeld in artikel 1a stelt de spoorwegexploitant een saneringsprogramma op, met dien verstande dat dit saneringsprogramma tevens de resultaten van het in het tweede lid bedoelde akoestisch onderzoek bevat en mede betrekking heeft op andere binnen de zone van de spoorweg gelegen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen.

Artikel 26a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een saneringsprogramma kan uitsluitend de volgende maatregelen bevatten:

    • a. geluidreducerende maatregelen aan een spoorweg;

    • b. maatregelen die de geluidsoverdracht van een spoorweg naar woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen verminderen;

    • c. geluidwerende maatregelen aan de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen;

    • d. onttrekking aan de bestemming van één of meer van de betrokken woningen.

  • 2 Maatregelen als bedoeld in het eerste lid, onder b, onder c, onderscheidenlijk onder d, komen eerst in aanmerking voor opneming in het saneringsprogramma, voor zover de toepassing van de in het eerste lid, onder a, genoemde maatregelen, onderscheidenlijk de in het eerste lid, onder a en b, dan wel onder a, b en c, genoemde maatregelen onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard.

Artikel 26b

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Op de voorbereiding van een saneringsprogramma door burgemeester en wethouders of door de spoorwegexploitant is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26c

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Een saneringsprogramma bevat:

    • a. de resultaten van het akoestisch onderzoek, bedoeld in artikel 25;

    • b. een of meer kaarten met bijbehorende verklaring als bedoeld in het tweede lid, een lijst met adressen van de betrokken woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, alsmede het trajectnummer van het spoorweggedeelte of de combinatie van spoorweggedeelten, waarvan de geluidsbelasting wordt ondervonden;

    • c. een beschrijving van de maatregelen, bedoeld in artikel 26a, eerste lid, onder a en b, die in aanmerking komen, en van het effect van de maatregelen op de geluidsbelasting in het maatgevende jaar, vanwege de spoorweg, van de gevel van betrokken woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidsgevoelige terreinen;

    • d. voor zover toepassing van de in artikel 26a, eerste lid, onder a en b, bedoelde – in het saneringsprogramma opgenomen – maatregelen niet leidt tot beperking van de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, tot 57 dB(A), een beschrijving van de bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard tegen de toepassing van verdergaande maatregelen;

    • e. zo nodig, een verklaring dat door middel van geluidwerende maatregelen als bedoeld in artikel 26a, eerste lid, onder c, zal worden voldaan aan artikel 27, zevende en achtste lid;

    • f. voor zover van toepassing, een beschrijving van de maatregelen, bedoeld in artikel 26a, eerste lid, onder d, alsmede een onderbouwing van de keuze;

    • g. voor zover met toepassing van artikel 26a, tweede lid, andere dan meer primaire maatregelen in aanmerking komen, een beschrijving van de redenen daarvoor;

    • h. een beschrijving van de mogelijkheden om uit een oogpunt van doelmatigheid en kostenbeheersing de te treffen maatregelen al dan niet gezamenlijk uit te voeren met andere werken;

    • i. een globale indicatie van de geluidsbelasting, vanwege andere geluidsbronnen als bedoeld in de artikelen 41, 53, 74 en 108 van de wet, artikel 25a van de Luchtvaartwet en artikel 8.1 van de Wet luchtvaart;

    • j. een globale indicatie van de kosten van de te treffen maatregelen;

    • k. het tijdstip waarop met de uitvoering van de maatregelen kan worden begonnen, alsmede de verwachte duur van de uitvoering van de maatregelen.

  • 2 De kaart of kaarten, bedoeld in het eerste lid, onder b, geven in elk geval aan:

    • a. de zone langs de spoorweg of spoorwegen en de ligging van de betrokken woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen;

    • b. bronmaatregelen of overdrachtsmaatregelen, en

    • c. voor zover hiervan sprake is, de ligging van de betrokken woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen binnen:

      • 1°. een geluidszone rond een industrieterrein,

      • 2°. een geluidszone rond een luchtvaartterrein,

      • 3°. een geluidszone langs een weg, of

      • 4°. een andere geluidszone.

Artikel 26d

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Onze Minister stelt nadere regels vast met betrekking tot de vormgeving en inrichting van een saneringsprogramma.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 Burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk de spoorwegexploitant leggen het ingevolge artikel 26 vastgestelde saneringsprogramma onverwijld voor aan Onze Minister en zenden tegelijkertijd een afschrift van dit saneringsprogramma aan gedeputeerde staten.

  • 2 Onze Minister stelt na ontvangst van zodanig saneringsprogramma de ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, van de gevel van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen vast waarop het saneringsprogramma betrekking heeft, met dien verstande dat deze waarde, in afwijking van de artikelen 7 tot en met 11 en behoudens het derde en vierde lid, voor zover het woningen en geluidsgevoelige terreinen betreft de waarde 65 dB(A) en voor zover het andere geluidsgevoelige gebouwen betreft de waarde 60 dB(A), niet te boven mag gaan. Onze Minister doet van zijn besluit mededeling aan burgemeester en wethouders en de spoorwegexploitant.

  • 3 Indien overwegende bezwaren bestaan van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard tegen de toepassing van maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, van de gevel van de woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen, kan bij een besluit als bedoeld in het tweede lid, voor woningen en geluids-gevoelige terreinen een hogere waarde dan 65 dB(A), onderscheidenlijk voor andere geluidsgevoelige gebouwen een hogere waarde dan 60 dB(A) worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 73 dB(A) voor woningen en geluidsgevoelige terreinen, onderscheidenlijk 68 dB(A) voor andere geluidsgevoelige gebouwen, niet te boven mag gaan.

  • 4 Onze Minister kan bij een besluit als bedoeld in het tweede lid voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting voor woningen een hogere dan de in het derde lid genoemde waarde vaststellen, in gevallen waarin:

    • a. toepassing van maatregelen die strekken tot vermindering van het geluid, veroorzaakt door het verkeer op de spoorweg niet mogelijk is,

    • b. toepassing van maatregelen die strekken tot vermindering van de geluidsoverdracht van de spoorweg naar de betrokken woningen niet mogelijk is of duurder zal zijn dan € 97.110,-- per woning,

    • c. het onttrekken aan de bestemming van de betrokken woningen binnen het bedrag van € 97.110,-- per woning niet mogelijk is, en

    • d. koppeling van het treffen van maatregelen aan andere activiteiten niet kan leiden tot het terugbrengen van de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, tot de in het tweede of derde lid genoemde waarde binnen het bedrag van € 97.110,-- per woning.

  • 6 Onze Minister doet van zijn besluit mededeling aan burgemeester en wethouders, aan gedeputeerde staten, aan de spoorwegexploitant en aan de gebruikers van de woningen, het bevoegde gezag van scholen en de directies van ziekenhuizen en andere gezondheidszorggebouwen waarvoor een hogere waarde is bepaald.

  • 7 Indien Onze Minister toepassing heeft gegeven aan het derde lid treffen burgemeester en wethouders de in het achtste lid beschreven maatregelen, indien

    • a. ten minste één geluidsgevoelige ruimte binnen een woning, onderscheidenlijk ten minste één categorie b-ruimte binnen een ander geluidsgevoelig gebouw niet zijnde een woning een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 45 dB(A), of

    • b. ten minste één categorie a-ruimte binnen een ander geluidsgevoelig gebouw niet zijnde een woning een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 40 dB(A).

  • 8 De maatregelen ter uitvoering van het zevende lid hebben betrekking op de geluidwering van de gevel en bevorderen dat de geluidsbelasting bij gesloten ramen:

    • a. in het zevende lid, onder a, bedoelde geval in geluidsgevoelige ruimten binnen de woning, onderscheidenlijk in categorie b-ruimten binnen het andere geluidsgevoelige gebouw, 40 dB(A), dan wel een door het gemeentebestuur doelmatig geoordeelde hogere waarde van ten hoogste 45 dB(A), niet te boven zal gaan;

    • b. in het zevende lid, onder b, bedoelde geval in categorie a-ruimten binnen het andere geluidsgevoelige gebouw 35 dB(A), dan wel een door het gemeentebestuur doelmatig geoordeelde hogere waarde van ten hoogste 40 dB(A), niet te boven zal gaan.

  • 9 Onze Minister stelt ten aanzien van elk van de daarvoor in aanmerking komende gevallen maatregelen vast die strekken tot het terugbrengen van de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, van de gevel van de betrokken woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen, of aan de grens van de geluidsgevoelige terreinen, tot het bij het besluit, bedoeld in het tweede lid, vastgestelde waarde. De maatregelen strekken tevens, afhankelijk van de hoogte van deze waarde, tot het terugbrengen van de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg, binnen de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw.

Hoofdstuk 11. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Vanaf 1 januari 2000 komt de zinsnede in artikel 10, eerste lid, na de woorden "met dien verstande dat deze waarde" te luiden: 65 dB(A) niet te boven mag gaan en wordt de waarde:

  • - 60 dB(A) in de artikelen 7, eerste en derde lid, 8, tweede lid, 11, eerste en tweede lid, en 13, eerste en tweede lid, vervangen door 57 dB(A);

  • - 73 dB(A) in de artikelen 8, eerste lid, en 9, eerste lid, vervangen door: 70 dB(A), onder invoeging in artikel 11, derde lid, vóór «73 dB(A)» van de zinsnede: in afwijking voor zover nodig van artikel 8.

Artikel 28a

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

  • 1 De verzoeker, bedoeld in artikel 14, onder a, b en c, houdt binnen de in artikel 15, tweede lid, bedoelde termijn een openbare zitting, waarbij een ieder de gelegenheid wordt gegeven opmerkingen te maken ten aanzien van het ontwerp van het verzoek, bedoeld in artikel 15.

  • 2 De verzoeker stelt een rapport op van de wijze waarop de bevolking bij de totstandkoming van het verzoek, bedoeld in artikel 14, is betrokken, waarin in ieder geval begrepen zijn een verslag van de openbare zitting en afschriften van de schriftelijk gemaakte opmerkingen over het ontwerp van het verzoek. De verzoeker zendt dit rapport onmiddellijk toe aan degenen die op de openbare zitting opmerkingen ten aanzien van het ontwerp van het verzoek hebben gemaakt.

  • 3 Een verzoek als bedoeld in artikel 14 gaat vergezeld van het in het tweede lid bedoelde rapport.

  • 4 Dit artikel blijft van toepassing zolang de betrokken gemeente met inachtneming van artikel 151 juncto artikel 297 van de Gemeentewet geen inspraakverordening heeft vastgesteld en in werking heeft laten treden.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de vierde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage , 25 maart 1987

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

E. H. T. M. Nijpels

Uitgegeven de dertigste maart 1987

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Bijlage Kaart behorend bij Besluit geluidhinder spoorwegen, indeling

[Regeling vervallen per 01-01-2007]

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van VROM te Den Haag.]