Regeling meetmethoden emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A

[Regeling vervallen per 17-07-2005.]
Geraadpleegd op 02-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013 en zichtdatum 01-01-2013.
Geldend van 25-03-1993 t/m 16-07-2005

Regeling meetmethoden emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Gelet op artikel 45 van het Besluit emissie-eisen stookinstallaties Wet inzake de luchtverontreiniging (Stb. 1987, 164);

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. het besluit:

het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A;

b. de wet:

de Wet milieubeheer;

c. inrichting:

hetgeen daaronder wordt verstaan in het besluit;

d. vergunning:

vergunning: een vergunning krachtens artikel 8 van de wet voor zover deze betrekking heeft op een stookinstallatie;

e. kolen:

steenkool of uit steenkool vervaardigde vaste brandstoffen, bruinkool en geperste bruinkool;

f. zware stookolie:

zware stookolie in de zin van de Wet op de accijns (Stb. 1991, 561) alsmede aardolie en produkten van aardolie waarvan het vloeipunt 40° C ligt.;

g. gasolie:

gasolie in de zin van de Wet op de accijns;

h. vloeibare brandstoffen:

zware stookolie alsmede andere brandstoffen, die bij een temperatuur van 293 Kelvin en een druk van 101,3 kiloPascal in vloeibare toestand verkeren, daaronder begrepen minerale oliën in de zin van de Wet op de accijns, welke bij genoemde temperatuur en druk niet vloeibaar zijn;

i. gasvormige brandstoffen:

brandstoffen die bij een temperatuur van 293 Kelvin en een druk van 101,3 kiloPascal in gasvormige toestand verkeren;

j. rookgas:

het mengsel van gassen met de vaste of vloeibare stoffen die zich daarin bevinden, dat bij het verbruik van brandstoffen vrijkomt en dat naar de buitenlucht wordt afgevoerd;

k. stookinstallatie:

een stookinstallatie behorende tot een inrichting, waarin brandstoffen worden verbruikt, daaronder begrepen de bij de installatie behorende voorzieningen voor de reiniging van het rookgas;

l. gasturbine-installatie:

een stookinstallatie bestaande uit een of meer gasturbines, waarin een vloeibare of een gasvormige brandstof wordt gestookt, met een of meer bijbehorende ketels waar de verbrandingsgassen van de gasturbine dan wel gasturbines doorheen worden gevoerd teneinde warmte over te dragen aan een medium dat niet in contact treedt met die gassen en waarin al of niet een brandstof wordt gestookt en waarbij geen danwel nagenoeg geen extra lucht voor de verbranding wordt toegevoerd;

m. zuigermotor:

een stookinstallatie, bestaande uit een toestel waarin een door verbranding verkregen gasmengsel een zuiger in beweging brengt voor de aandrijving van een werktuig;

n. warmte-inhoud van een hoeveelheid brandstof:

de op de onderste verbrandingswaarde betrokken hoeveelheid energie, die bij verbranding van die hoeveelheid brandstof vrijkomt;

o. het thermisch vermogen:

de warmte-inhoud van de maximale hoeveelheid brandstof, die per tijdseenheid kan worden toegevoerd aan een stookinstallatie;

p. belasting:

het deel van het thermisch vermogen waarbij de stookinstallatie daadwerkelijk wordt bedreven;

q. ISO-luchtcondities:

een temperatuur van 288 Kelvin, een druk van 101,3 kiloPascal en een relatieve vochtigheid van 60 procent;

r. ontzwavelingspercentage:

de verhouding, uitgedrukt in procenten, van enerzijds het verschil tussen de met de brandstof toegevoerde massahoeveelheid zwavelverbindingen en de met het rookgas uitgeworpen massahoeveelheid zwavelverbindingen, berekend als zwavel, en anderzijds de met de brandstof toegevoerde massahoeveelheid zwavelverbindingen, eveneens berekend als zwavel;

s. raffinaderij:

een inrichting voor de raffinage van aardolie;

t. rookgasdebiet:

de volumehoeveelheid rookgas per tijdseenheid, uitgedrukt in m3per uur;

u. brandstofdebiet:

de hoeveelheid brandstof per tijdseenheid, uitgedrukt in kilogram per uur.

v. lichte stookolie:

lichte stookolie in de zin van de Wet op de accijns;

w. vaste brandstoffen:

brandstoffen, die niet gasvormig of vloeibaar zijn in de zin van het besluit.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

Voor de berekening van de uitworp van een stookinstallatie geldt als het volume van het rookgas het volume bij een temperatuur van 273 Kelvin en een druk van 101,3 kiloPascal, na aftrek van het volume van het erin aanwezige water, berekend als waterdamp.

Hoofdstuk 2. Controlemethoden

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

§ 1. Meetplaatsen

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 Bij stookinstallaties waarbij krachtens het besluit metingen moeten worden uitgevoerd, dienen zodanige voorzieningen te worden aangebracht, dat het uitvoeren van deze metingen op verantwoorde wijze mogelijk is.

  • 2 De voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, dienen te worden aangebracht na overleg met de vergunningverlener of na overleg met een door de vergunningverlener aan te wijzen instelling.

§ 2. Continue metingen

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 De ter controle van een emissie-eis geïnstalleerde monstername- en analyse-apparatuur, alsmede de apparatuur voor de automatische verwerking van meetresultaten dient zo spoedig mogelijk nadat de emissie-eis op de stookinstallatie van toepassing is geworden, goed te functioneren.

  • 2 De apparatuur als bedoeld in het eerste lid dient zodanig te worden onderhouden, dat het goed functioneren zoveel mogelijk blijft gewaarborgd.

  • 3 Bij een continue meting dient te kunnen worden aangetoond dat zoveel als mogelijk is met goed functionerende apparatuur is gemeten.

  • 4 Het goed functioneren dient door of vanwege de vergunninghouder te kunnen worden aangetoond. Daarbij dient voor de gehaltebepaling:

    • a. van zwaveldioxide de internationale norm ISO 7934,

    • b. van stikstofoxiden de norm NEN 2044,

    • c. van stof de richtlijn NPR 2788, te worden toegepast.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 Ingeval de werking van de apparatuur als bedoeld in artikel 4, eerste lid, gestoord is, dienen:

    • a. onverwijld de nodige maatregelen te worden genomen om aan de storing een einde te maken;

    • b. geen wijzigingen in het gebruik van de stookinstallatie te worden aangebracht, die een substantiële stijging van de uitworp van de te meten verontreinigende stof te weeg kunnen brengen.

  • 2 Indien een storing langer duurt dan 48 uur dient onverwijld de vergunningverlener te worden gewaarschuwd.

Zwaveldioxide

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

De rechtstreekse continue meting van de concentratie aan zwaveldioxide in het rookgas dient te worden uitgevoerd met monstername- en analyse-apparatuur, die voldoet aan de kwaliteitseisen als vermeld in de ontwerpnorm ISO/DIS 7935.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

De continue meting van het zwavelgehalte van gasvormige brandstoffen dient te worden uitgevoerd met een methode in overeenstemming met de algemeen aanvaarde meetpraktijk.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 Het ontzwavelingspercentage dient dagelijks te worden bepaald op basis van het etmaalgemiddelde van de met de brandstof toegevoerde massahoeveelheid zwavelverbindingen berekend als zwavel en het etmaalgemiddelde van de met het rookgas uitgeworpen massahoeveelheid zwavelverbindingen berekend als zwavel.

  • 2 Bij een stookinstallatie voor kolen mag, indien dat nodig is voor de berekening van het ontzwavelingspercentage, de hoeveelheid zwavelverbindingen in de as worden gemeten met een methode in overeenstemming met de algemeen aanvaarde meetpraktijk, of worden gesteld op 5% van de hoeveelheid zwavelverbindingen in de kolen, berekend als zwavel.

Stikstofoxiden

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

De rechtstreekse continue meting van de concentratie aan stikstofoxiden in het rookgas dient te worden uitgevoerd volgens een methode in overeenstemming met de algemeen aanvaarde meetpraktijk.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 Bij toepassing van een methode, als bedoeld in artikel 9, kan worden volstaan met het continu meten van de concentratie aan stikstofmonoxide, indien kan worden aangetoond dat het gehalte aan stikstofoxide kleiner is dan 10% van het gehalte aan stikstofoxiden.

  • 2 Het aantonen als bedoeld in het eerste lid dient te geschieden aan de hand van een meting volgens de norm NEN 2039, of met een andere methode, indien daarbij meetresultaten worden verkregen die niet significant verschillen van meetresultaten verkregen met metingen volgens de norm NEN 2039 en ten minste een gelijke herhaalbaarheid wordt verkregen als met de methode volgens de norm NEN 2039.

  • 3 Bij toepassing van het eerste lid dient de continu gemeten massaconcentratie aan stikstofmonoxide, berekend als stikstofdioxide, verhoudingsgewijs te worden vermeerderd met het bij de metingen, bedoeld in het tweede lid, bepaalde gehalte aan stikstofdioxide.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 Indien de concentratie aan stikstofdioxiden in de rookgassen wordt bepaald aan de hand van een uitworpkarakteristiek als bedoeld in artikel 38, derde lid, onder b, van het besluit, moet de stookinstallatie op zodanige wijze worden gebruikt dat de uitworpkarakteristiek daarop van toepassing is.

  • 2 De uitworpkarakteristiek dient opnieuw te worden bepaald indien er wijzigingen aan de stookinstallaties worden aangebracht die de bestaande uitworpkarakteristiek kunnen beïnvloeden.

  • 3 Bij het vaststellen van de uitworpkarakteristiek dient de concentratie aan stikstofoxiden in de rookgassen te worden gemeten volgens de norm NEN 2044.

  • 4 In afwijking van het derde lid mag de concentratie aan stikstofoxiden in de rookgassen ook worden gemeten volgens de norm NEN 2039, of met een andere methode, indien daarbij meetresultaten worden verkregen die niet significant verschillen van meetresultaten verkregen met metingen volgens de norm NEN 2039 en tenminste een gelijke herhaalbaarheid wordt verkregen als met de methode volgens de norm NEN 2039.

Stof

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

Continue meting voor de bepaling van de concentratie aan stof in het rookgas dient te worden uitgevoerd met een optische rookdichtheidsmeter.

Overige parameters

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 Bij een continue meting als bedoeld in de artikelen 6, 7, 9, of 12 dienen tevens alle parameters continu te worden gemeten, die noodzakelijk zijn om vast te stellen of aan de van toepassing zijnde emissie-eis is voldaan.

  • 2 Continue meting van een parameter, als bedoeld in het eerste lid, dient te worden uitgevoerd volgens een methode in overeenstemming met de algemeen aanvaarde meetpraktijk.

Registratie en bewerking van meetgegevens

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 Bij een continue meting dienen de meetresultaten continu te worden geregistreerd.

  • 2 Tevens dient te worden geregistreerd:

    • a. de voor een component en de voor een parameter toegepaste meetmethode;

    • b. voor zover van toepassing, de vastgestelde uitworpkarakteristiek;

    • c. de bedrijfscondities van de stookinstallaties, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de vaststelling of aan de van toepassing zijnde emissie-eis wordt voldaan.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 Aan de hand van de ingevolge artikel 14 geregistreerde gegevens dient, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid en betrokken op de werkelijke tijd dat de stookinstallatie in gebruik is, te worden berekend en vervolgens geregistreerd:

  • 3 De gemiddelde waarden bedoeld in het eerste lid, onder a, dienen in klassen te worden ingedeeld en per kalenderjaar als percentielwaarden te worden geregistreerd.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 Voor de herleiding naar ISO-luchtcondities als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder b, dient de volgende formule te worden toegepast:

    Bijlage 123940.png

    E = stikstofoxidenuitworp herleid tot ISO-luchtcondities

    Em = gemeten stikstofoxidenuitworp

    Pref = compressor einddruk (absoluut) onder ISO-luchtcondities

    Pm = gemeten compressor einddruk (absoluut)

    Tm = inlaatlucht temperatuur (Kelvin)

    xm = gemeten vochtgehalte van de inlaatlucht (in kg water per kg droge lucht).

  • 2 In afwijking van het eerste lid mag een andere formule worden toegepast indien kan worden aangetoond, dat toepassing daarvan een nauwkeuriger resultaat oplevert dan toepassing van de formule vermeld in het eerste lid.

§ 3. Afzonderlijke metingen

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 De afzonderlijke metingen voor de bepaling van de concentraties aan:

    • a. zwaveldioxide dienen te worden uitgevoerd volgens de internationale norm ISO 7934;

    • b. stikstofdioxiden dienen te worden uitgevoerd volgens de norm NEN 2044;

    • c. stoffen dienen te worden uitgevoerd volgens de richtlijn NPR 2788.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onder a en b, mogen de afzonderlijke metingen voor de bepaling van de concentraties aan:

    • a. zwaveldioxiden worden uitgevoerd met apparatuur die voldoet aan kwaliteitseisen als vermeld in de ontwerpnorm ISO/DIS 7935;

    • b. stikstofoxiden worden uitgevoerd volgens de norm NEN 2039, of met een andere methode, indien daarbij meetresultaten worden verkregen die niet significant verschillen van meetresultaten verkregen met metingen volgens de norm NEN 2039 en tenminste een gelijke herhaalbaarheid wordt verkregen als met de methode volgens de norm NEN 2039.

  • 3 Indien een methode als bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt toegepast, is artikel 4, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 Een afzonderlijke meting bestaat uit een serie van ten minste drie metingen.

  • 2 De duur van een meting dient niet meer dan een half uur te bedragen.

    Wanneer het meettechnisch niet mogelijk is de meting in die tijd uit te voeren mag de meting ten hoogste twee uur bedragen.

  • 3 In afwijking van het tweede lid dient bij toepassing van de norm NEN 2044 per meting binnen een half uur vier monsters van het rookgas te worden getrokken en van alle monsters de concentratie aan stifstofoxiden te worden bepaald.

  • 4 Bij toepassing van artikel 36, tweede lid, van het besluit dient een serie van negen metingen te worden verricht.

  • 5 De serie van negen metingen, bedoeld in het vierde lid, dient binnen een periode van een week te worden uitgevoerd. Het tweede en derde lid zijn van toepassing.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 Bij een afzonderlijke meting dienen tevens die parameters te worden bepaald, die noodzakelijk zijn voor de vaststelling of aan de van toepassing zijnde emissie-eis is voldaan.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag voor de vaststelling van de uitworp van stifstofoxiden met het rookgas bij een gasturbine, een gasturbine-installatie of een zelfaanzuigende zuigermotor in plaats van de bepaling van de volumehoeveelheid aangezogen lucht het door de leverancier van de stookinstallatie opgegeven luchtverbruik van die stookinstallatie gehanteerd worden.

  • 3 De bepaling van een parameter als bedoeld in het eerste lid, dient te worden uitgevoerd tegelijk met de ingevolge artikel 18, eerste of vierde lid, uit te voeren metingen en met een methode in overeenstemming met de algemeen aanvaarde meetpraktijk. Artikel 18, tweede en derde lid, zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 Bij een gasturbine, een gasturbine-installatie of een zuigermotor dient de gemeten concentratie aan stikstofoxiden in het rookgas te worden herleid op grammen per Gigajoule bij ISO-luchtcondities.

  • 2 Bij andere rookinstallaties dan bedoeld in het eerste lid dienen de op grond van artikel 18 en 19 verkregen meetresultaten te worden herleid op rookgas met een volumegehalte aan zuurstof als bepaald in artikel 4, eerste lid, van het besluit.

  • 3 De na toepassing van het eerste of het tweede lid verkregen waarde dient als halfuurgemiddelde te worden berekend en geregistreerd.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 Bij een gasturbine of gasturbine-installatie is voor de herleiding naar ISO-luchtcondities artikel 16 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Bij een zuigermotor mag:

    • a. indien tijdens de afzonderlijke meting de temperatuur van de aangezogen lucht lager is dan 288 Kelvin en de vochtigheid van de aangezogen lucht hoger is dan 0,0063 kg water per kg lucht, de gemeten waarde gelijk worden gesteld aan de naar ISO-luchtcondities gecorrigeerde waarde;

    • b. in de andere gevallen dan die bedoeld onder a, 95% van de gemeten waarde gelijk worden gesteld aan de naar ISO-luchtcondities gecorrigeerde waarde.

  • 3 In afwijking van het tweede lid mag de herleiding naar ISO-luchtcondities geschieden op een andere wijze, indien kan worden aangetoond dat zulks een nauwkeuriger resultaat oplevert dan toepassing van het bepaalde in het tweede lid.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

Bij de metingen als bedoeld in het artikel 18, vierde lid, gelden de emissie-eisen als in acht genomen, indien:

  • a. het gemiddelde van de met toepassing van de artikelen 19 en 20 verkregen meetuitkomsten van deze serie van negen metingen lager ligt dan de getalwaarde van de emissie-eis, en

  • b. acht van de negen meetuitkomsten, bedoeld onder a, lager liggen dan de getalwaarde van de emissie-eis.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

De meetresultaten van de ingevolge de artikelen 18 en 19 uitgevoerde metingen en de bewerking daarvan ingevolge de artikelen 20, 21 en 22 dienen in een rapport te worden vastgelegd. Tevens dient daarin te worden vermeld:

  • a. de voor elke component of parameter toegepaste meetmethode;

  • b. de bedrijfscondities van de stookinstallatie voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de vaststelling of aan de van toepassing zijnde emissie-eis wordt voldaan.

§ 4. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

Artikel 23a

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 Voor de vaststelling van de uitworp aan zwaveldioxide in de rookgassen van stookinstallaties in een raffinaderij dient, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden en betrokken op de werkelijke tijd dat de stookinstallatie in gebruik is, te worden berekend en vervolgens te worden geregistreerd:

    • a. indien artikel 37, vijfde lid, van het besluit van toepassing is, van iedere kalenderdag het 24-uursgemiddelde van de massaconcentratie aan zwaveldioxide in de rookgassen;

    • b. indien 37, zesde lid, van toepassing is,

      • 1º. iedere kalenderdag, van de twee voorafgaande dagen, het 48-uursgemiddelde en,

      • 2º. van iedere kalendermaand, het kalendermaandgemiddelde van de massaconcentratie aan zwaveldioxide in de rookgassen;

  • 2 Voor zover de uitworp aan zwaveldioxide afkomstig van stookinstallaties in een raffinaderij wordt bepaald door continue meting dient de berekening, bedoeld in het eerste lid, te geschieden aan de hand van de ingevolge artikel 14 voor de betreffende stookinstallaties geregistreerde gegevens.

  • 4 De 48-uursgemiddelde waarden verkregen na toepassing van het eerste, tweede en derde lid, dienen in klassen te worden ingedeeld en per kalenderjaar als percentielwaarden te worden geregistreerd.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 2 De bepaling van het stikstofgehalte van een vloeibare brandstof dient te geschieden volgens de methode ASTM D 3228.

  • 3 De bepaling van het asgehalte van een vloeibare brandstof dient te geschieden volgens de methode ASTM D 482.

  • 4 De bepaling van het stofgehalte van een gasvormige brandstof dient te geschieden volgens de richtlijn NPR 2788.

  • 5 De bepaling van de stookwaarde van een brandstof dient, tenzij het zesde lid wordt toegepast, te geschieden:

    • 1º . bij vaste brandstoffen volgens de norm NEN-ISO 1928;

    • 2º . bij zware stookolie volgens de norm NEN 1884;

    • 3º . bij andere vloeibare brandstoffen volgens de methode ASTM D 2382;

    • 4º . bij gasvormige brandstoffen volgens de methode ASTM D 1826.

  • 6 Indien voor de stookwaarde van een vloeibare brandstof of van aardgas een in de praktijk gangbare waarde beschikbaar is, mag deze waarde worden gehanteerd.

  • 7 In afwijking van het eerste tot en met het vijfde lid mogen ook andere methoden worden toegepast, indien kan worden aangetoond dat met deze andere methode:

    • a. meetresultaten worden verkregen die niet significant verschillen van meetresultaten verkregen volgens de desbetreffende methode genoemd in het eerste, tweede of derde lid, en

    • b. een gelijke of betere herhaalbaarheid wordt verkregen dan met de betreffende methode genoemd in het eerste, tweede of derde lid.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 Indien artikel 10 van het besluit van toepassing is, dient het rookgasdebiet te worden berekend aan de hand van het brandstofdebiet en de brandstofsamenstelling.

  • 2 In afwijking van het eerste lid mag, indien een afzonderlijke meting wordt uitgevoerd, het rookgasdebiet ook worden bepaald volgens de methode vermeld in de richtlijn NPR 2788.

  • 3 Voor de brandstofsamenstelling kan worden volstaan met de gegevens over het koolstofgehalte, het waterstofgehalte en de onverbrandbare bestanddelen.

Artikel 25a

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

  • 1 De raming van de totale uitgeworpen massahoeveelheid zwaveldioxide als bedoeld in artikel 43a, tweede lid, van het besluit geschiedt:

    • a. indien de uitworp van een stookinstallatie wordt bepaald door een afzonderlijke meting: op basis van de in een kalenderjaar gemiddelde belasting en het aantal bedrijfsuren van de stookinstallatie, alsmede van het resultaat van de meest recente afzonderlijke meting die ter voldoening aan het besluit is uitgevoerd;

    • b. indien de uitworp wordt bepaald met toepassing van artikel 33, of 37, eerste lid, van het besluit: op basis van de in het kalenderjaar ingezette hoeveelheid van elke brandstof en het zwavelgehalte daarvan.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

Artikel 26

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

Deze regeling wordt in de Nederlandse Staatscourant bekendgemaakt en treedt in werking op het tijdstip, waarop het Besluit emissie-eisen stookinstallaties Wet inzake de luchtverontreiniging in werking treedt.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 17-07-2005]

Deze regeling kan worden aangehaald als Regeling meetmethoden emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A.

's-Gravenhage, 21 april 1987

De

minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

E. H. T. M. Nijpels