Stb. 2006, 704, datum inwerkingtreding 23-12-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 29-12-2005.
1 Onverminderd het derde lid wordt tot een bij ministeriële regeling bepaald tijdstip,
dat voor verschillende groepen personen verschillend kan worden vastgesteld, onder
gewezen zelfstandige in deze wet en de daarop berustende bepalingen mede verstaan:
de persoon die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 1.10, onderdeel
C, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen op
grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel b, zoals dat luidde op die dag, werd aangemerkt
als gewezen zelfstandige.
2 Onder gewezen zelfstandige in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede
verstaan: de persoon die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel
1.10, onderdeel C, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
werd aangemerkt als gewezen zelfstandige op grond van artikel 2, eerste lid, onderdeel
b, en die op grond van artikel 3 van de Toeslagenwet geen recht heeft op grond van
die wet.
3 Artikel 7 is niet van toepassing op de persoon die als gevolg van de inwerkingtreding
van artikel 1.18, onderdeel A, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen
naar arbeidsvermogen geen gewezen zelfstandige is en de echtgenoot van die persoon.
4 Op de persoon die op grond van het eerste of tweede lid als gewezen zelfstandige wordt
aangemerkt en zijn echtgenoot blijven de artikelen 2, 5, derde lid, 5a, 6, en 8, derde
lid, en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden op 28 december 2005 van
toepassing.