Inkomensbesluit IOAZ

[Regeling vervallen per 01-01-2011.]
Geraadpleegd op 21-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-11-2017.
Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2010

Besluit van 16 juni 1987, houdende regels met betrekking tot het inkomen als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 maart 1987, Directoraat-Generaal Sociale Zekerheid, nr. SZ/BZ/ABB/BZ/87/U-2316/GvdW/RM;

Gelet op artikel 7, derde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Stb. 1987, 281);

De Raad van State gehoord (advies van 30 maart 1987, No. W 12.87.105);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juni 1987, Directoraat-Generaal Sociale Zekerheid, nr. SZ/DBZ/ABB/BZ/3169/GvdW/RM;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 3 Behoudens het bepaalde in artikel 3, derde lid, wordt onder inkomen uit of in verband met arbeid, als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel, niet verstaan het inkomen van de echtgenoot.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 3 Onder winst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden mede verstaan de partnervergoeding, bedoeld in artikel 3.16, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, indien deze vergoeding € 5000 of hoger is, en de winst van de echtgenoot van de gewezen zelfstandige, indien het bedrijf of beroep mede voor rekening van de echtgenoot wordt uitgeoefend. Onder winst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden mede verstaan de betalingen die aan de echtgenoot worden gedaan ter zake van in de onderneming verrichte arbeid.

  • 4 De winst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt gecorrigeerd met alle geldelijke voor- en nadelen voor de gewezen zelfstandige, die uit diens verhouding tot de besloten of naamloze vennootschap voortvloeien, tenzij het inkomen uit of in verband met arbeid betreft, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen b of c.

  • 5 Indien de toepassing van het eerste lid tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt, gelet op de aard en strekking van de wet, corrigeren burgemeester en wethouders de in dit lid bedoelde winst dienovereenkomstig.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 2 Het inkomen uit of in verband met arbeid, bedoeld in het eerste lid, wordt in de maand waarover aanspraak op uitkering wordt gemaakt vastgesteld op het bedrag dat de gewezen zelfstandige en de echtgenoot over die maand verwerven of redelijkerwijs geacht kunnen worden te verwerven.

  • 3 Indien aannemelijk is, dat een inkomensbestanddeel geen juiste maatstaf biedt voor de bepaling van het in het eerste lid bedoelde inkomen, wordt dat bestanddeel per maand vastgesteld op 1/3 onderscheidenlijk 1/12 van het bedrag, dat over drie maanden onderscheidenlijk een jaar is verworven.

  • 4 Indien de toepassing van het tweede en derde lid, gelet op het tijdstip van verwerving van een inkomensbestanddeel, tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt, bepalen burgemeester en wethouders op welke periode dat inkomensbestanddeel geacht moet worden over deze periode te zijn verdeeld.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 1987.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Dit besluit kan worden aangehaald als Inkomensbesluit IOAZ.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

’s-Gravenhage, 16 juni 1987

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

L. de Graaf

Uitgegeven de negenentwintigste juni 1987

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes