Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 3 juni
1987 Directie Verzetsdeelnemers en Vervolgden, nr. 10038;
Gelet op artikel 19a, derde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, artikel 36, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945, artikel 32, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, artikel 43, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet en artikel 26, derde lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945;
Gehoord de Buitengewone Pensioenraad, de Uitkeringsraad, de Stichting 1940-1945, de
Stichting Joods Maatschappelijk Werk, de Stichting Pelita, en de Commissie Indisch
Verzet;
De Raad van State gehoord (advies van 6 juli 1987, no. W13.87.0252);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
van 16 juli 1987, DVV/WJZ/U-10305;
Hebben goedgevonden en verstaan: