Mij is gebleken dat ter verbetering van de kansen op (her)inpassing in het reguliere
arbeidsproces door gemeentebesturen en andere lokale of regionale instanties initiatieven
zijn ontwikkeld welke hun vorm vinden in werkervaringsprojecten voor langdurig werkzoekenden.
Vooruitlopend op de Wet Onbeloonde Arbeid Uitkeringsgerechtigden (W.O.A.U.) zijn toetsingscommissies
ingesteld die bevoegd zijn aanvragen voor werken met behoud van uitkering goed of
af te keuren.
In het kader van de W.O.A.U. is het toegestaan dat de arbeidsverschaffer de werkelijke
kosten vergoedt die de arbeidsverrichter moet maken om de arbeid te kunnen verrichten.
Uit mij voorgelegde stukken van een regionale toetsingscommissie blijkt dat bedragen
van f 5 per dag of zoveel hoger als de werkelijke kosten hebben bedragen worden verstrekt.
Mij is uit de verstrekte gegevens gebleken dat geen sprake is van een dienstbetrekking
c.q. fictieve dienstbetrekking in de zin van de Wet L.B.’64.
Op de periodiek verstrekte beloningen behoeven derhalve geen inhoudingen plaats te
vinden.
Voor de i.b. kunnen deze bedragen naar mijn mening niet zonder meer als vrijgestelde
onkostenvergoeding worden aangemerkt. Ingevolge het bepaalde in art. 23, aanhef en
eerste lid, letter b I.B.’64 behoren niet tot de inkomsten uit arbeid vergoedingen,
v.z.v. zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van noodzakelijke reiskosten
of verblijfkosten die een bel.pl. i.v.m. die arbeid heeft te maken.
V.z.v. de ontvangen bedragen niet geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding
van noodzakelijke kosten als bedoeld in genoemd wetsart., zijn zij derhalve aan te
merken als andere inkomsten uit arbeid.
De deelnemer aan het project is, voor wat betreft zijn aftrekbare kosten aangewezen
op de forfaitaire reiskostenaftrek en de zgn. 4%-regeling, dan wel op aftrek van de
werkelijke beroepskosten.
Aangezien betrokkenen veelal geen andere neveninkomsten zullen genieten en de deelname
aan een project in beginsel aan een termijn van zes maanden is gebonden, zal in vrijwel
alle gevallen geen aanslag i.b. behoeven te worden vastgesteld.