Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten

[Regeling vervallen per 29-05-2002.]
Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2017.
Geldend van 01-09-2001 t/m 28-05-2002

Wet van 3 december 1987 houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bij de wet regels te stellen betreffende de diensten die belast zijn met het verzamelen van gegevens en het bevorderen van maatregelen in het belang van de staatsveiligheid en andere gewichtige belangen van de Staat;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Inleidende bepalingen

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

  • 1 In deze wet wordt verstaan onder:

dienst: een inlichtingen- of veiligheidsdienst;

inlichtingen- en veiligheidsdiensten: de Binnenlandse Veiligheidsdienst; de Militaire Inlichtingendienst;

de coördinator: de coördinator van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten;

Onze betrokken Minister:

ten aanzien van de Binnenlandse Veiligheidsdienst:

Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

ten aanzien van de Militaire Inlichtingendienst:

Onze Minister van Defensie;

ten aanzien van de coördinator:

Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken.

  • 2 In deze wet wordt mede verstaan onder:

    ambtenaar: arbeidscontractant naar burgerlijk recht.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

De coördinator en de diensten verrichten hun taak in gebondenheid aan de wet en in ondergeschiktheid aan Onze betrokken Minister.

Hoofdstuk II. De coördinatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

Onze betrokken Ministers plegen regelmatig overleg over hun beleid betreffende de diensten en de coördinatie van dat beleid.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

Er is een coördinator van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten die tot taak heeft overeenkomstig de aanwijzingen van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met Onze overige betrokken Ministers:

  • a. het in artikel 3 bedoelde overleg voor te bereiden;

  • b. de uitvoering van de taken van de diensten te coördineren;

  • c. Onze betrokken Ministers voorstellen te doen betreffende de uitvoering van de taken van de diensten.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

De coördinator wordt op gemeenschappelijke voordracht van Onze betrokken Ministers bij koninklijk besluit aangewezen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

De hoofden van de diensten verlenen de coördinator medewerking voor de uitoefening van zijn taak. Zij zijn gehouden hem daartoe alle nodige gegevens te verschaffen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

De coördinator stelt Onze betrokken Ministers bij voortduring in kennis van al hetgeen van belang kan zijn.

Hoofdstuk III. De diensten en hun taak

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

  • 1 Er is een Binnenlandse Veiligheidsdienst.

  • 2 Deze heeft tot taak:

    • a. het verzamelen van gegevens omtrent organisaties en personen welke door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de Staat;

    • b. het verrichten van veiligheidsonderzoeken als bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken;

    • c. het bevorderen van maatregelen ter beveiliging van gegevens waarvan de geheimhouding door het belang van de Staat wordt geboden en van die onderdelen van de overheidsdienst en van het bedrijfsleven, welke naar het oordeel van Onze terzake verantwoordelijke Ministers van vitaal belang zijn voor de instandhouding van het maatschappelijk leven.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

  • 1 Er is een Militaire Inlichtingendienst.

  • 2 Deze heeft tot taak:

    • a. het verzamelen van gegevens omtrent het potentieel en de strijdkrachten van andere mogendheden, welke nodig zijn voor een juiste opbouw en een doeltreffend gebruik van de krijgsmacht;

    • b. het verrichten van veiligheidsonderzoeken als bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken;

    • c. het verzamelen van gegevens welke nodig zijn voor het treffen van maatregelen:

      • 1°. ter voorkoming van activiteiten die ten doel hebben de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht te schaden;

      • 2°. ter beveiliging van gegevens betreffende de krijgsmacht waarvan de geheimhouding is geboden;

      • 3°. ter bevordering van een juist verloop van mobilisatie en concentratie der strijdkrachten.

Hoofdstuk IV. Organisatie, werkwijze en beheer van de diensten

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

  • 1 Het hoofd van een dienst stelt Onze betrokken Minister bij voortduring in kennis van al hetgeen van belang kan zijn.

  • 2 Door de zorg van Onze betrokken Minister worden daarvoor in aanmerking komende gegevens onverwijld doorgegeven aan Onze Ministers wie deze aangaan.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

Het hoofd van een dienst kan door Onze betrokken Minister voor zover nodig in overeenstemming met Onze Minister wie het aangaat, worden gemachtigd deze Minister en andere overheidsorganen en -diensten gegevens rechtstreeks ter kennis te brengen.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

  • 1 De diensten verlenen elkaar, mede door het verschaffen van gegevens, zoveel mogelijk medewerking.

  • 2 De hoofden van de diensten dragen zorg voor het onderhouden van verbindingen met daarvoor in aanmerking komende veiligheids- en inlichtingendiensten van andere mogendheden.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

De coördinator en de hoofden van de diensten dragen zorg voor:

  • a. de geheimhouding van daarvoor in aanmerking komende gegevens en van de bronnen waaruit die afkomstig zijn;

  • b. de veiligheid van personen met wier medewerking die gegevens worden verzameld.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

De coördinator en de hoofden van de diensten zijn bevoegd zich voor het verkrijgen van gegevens te wenden tot andere overheidsorganen, overheidsdiensten of ambtenaren, en voorts tot een ieder die geacht wordt deze gegevens te kunnen verstrekken. Het hoofd van de Militaire Inlichtingendienst handelt hierbij, voorzover het de uitvoering van de in artikel 9, tweede lid, onder b en c, genoemde taken betreft, in nauw en voortdurend overleg met het hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

  • 1 Door een dienst worden slechts persoonsgegevens verzameld, geregistreerd en aan derden verstrekt, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn in deze wet omschreven taak.

  • 2 Met betrekking tot de verstrekking van persoonsgegevens aan derden gedraagt het hoofd van de dienst zich naar de aanwijzingen van Onze betrokken Minister. Verstrekking van persoonsgegevens aan anderen dan overheidsorganen geschiedt niet dan na machtiging daartoe van Onze betrokken Minister in de in die machtiging omschreven gevallen of soorten van gevallen.

  • 3 Onze betrokken Minister stelt in overeenstemming met Onze Minister van Justitie regels vast omtrent het beheer van de verzamelingen van persoonsgegevens die door de betrokken dienst worden gehouden.

  • 4 De in het vorige lid bedoelde regels houden tenminste voorschriften in betreffende:

    • a. de doeleinden van de verzamelingen;

    • b. de geheimhouding van de daarin vastgelegde gegevens;

    • c. de controle op de juistheid van die gegevens;

    • d. de termijnen gedurende welke gegevens vastgelegd mogen blijven;

    • e. de overige gronden tot verwijdering van gegevens uit de verzamelingen;

    • f. de vernietiging van verwijderde gegevens.

  • 5 De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op de verzamelingen van persoonsgegevens die door de in artikel 18 bedoelde ambtenaren worden gehouden in het kader van werkzaamheden ten behoeve van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

  • 1 De coördinator en de hoofden van de diensten zijn bevoegd zich voor het verkrijgen van persoonsgegevens te wenden tot de verantwoordelijke voor een gegevensverwerking:

    • a. ten behoeve van een veiligheidsonderzoek ter zake van de vervulling van een vertrouwensfunctie;

    • b. in bij machtiging van Onze betrokken Minister en Onze Minister van Justitie gezamenlijk omschreven gevallen of soorten van gevallen.

  • 2 Een machtiging, als bedoeld in het eerste lid, houdt de termijn in, waarvoor zij geldt. Deze termijn beloopt ten hoogste een jaar, gerekend vanaf het tijdstip, waarop de machtiging wordt verleend.

  • 3 De bij of krachtens de wet geldende voorschriften voor de verantwoordelijke voor een gegevensverwerking betreffende de verstrekking van zodanige gegevens zijn niet van toepassing op verstrekkingen gedaan ingevolge een in het eerste lid bedoeld verzoek.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

  • 1 De korpschef van een politiekorps en de commandant van de Koninklijke marechaussee en bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ambtenaren, belast met de grensbewaking, verrichten werkzaamheden ten behoeve van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

  • 2 Onze Ministers, onder wie de bij of krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren ressorteren, onderscheidenlijk de korpsbeheerders van een regionaal politiekorps wijzen in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken ondergeschikten van deze ambtenaren aan tot de feitelijke uitvoering van de aldaar bedoelde werkzaamheden.

  • 3 De in dit artikel bedoelde werkzaamheden worden verricht onder verantwoordelijkheid van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en overeenkomstig de aanwijzingen van het hoofd van de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

  • 4 Met betrekking tot het optreden van ambtenaren van politie ter uitvoering van de in dit artikel bedoelde werkzaamheden blijft hoofdstuk X van de Politiewet 1993 buiten toepassing.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

Omtrent de organisatie, de werkwijze en het beheer van een dienst kunnen nadere regels worden gesteld door Onze betrokken Minister.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

  • 1 De ambtenaren van de diensten bezitten geen bevoegdheid tot het opsporen van strafbare feiten.

  • 2 De in artikel 18 bedoelde ambtenaren oefenen bij het verrichten van de daar bedoelde werkzaamheden geen bevoegdheden tot het opsporen van strafbare feiten uit.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

  • 1 Het is de ambtenaar van een dienst verboden, anders dan in de uitoefening van zijn functie, te reizen naar dan wel te verblijven in:

    • a. een land waar feitelijk een gewapend conflict bestaat;

    • b. bij koninklijk besluit aangewezen landen, waarin het verblijf door een ambtenaar van een dienst een bijzonder risico voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de Staat kan opleveren.

  • 2 Onze betrokken Minister kan ontheffing van het in het eerste lid bedoelde verbod verlenen, indien dringende persoonlijke belangen van de betrokken ambtenaar dat vereisen en de veiligheid of andere gewichtige belangen van de Staat zich daartegen niet verzetten.

  • 3 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de coördinator, de aan hem ondergeschikte ambtenaren en de in artikel 18, tweede lid, bedoelde ambtenaren van politie en van de Koninklijke marechaussee.

Hoofdstuk V. De samenwerking van het openbaar ministerie en de politie met de diensten

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

  • 1 De leden van het openbaar ministerie doen, door tussenkomst van het College van procureurs-generaal, mededeling van de te hunner kennis gekomen gegevens, die zij voor een dienst van belang achten, aan die dienst.

  • 2 De ambtenaren van politie, van de grensbewaking en van de Koninklijke marechaussee doen mededeling van de te hunner kennis gekomen gegevens, die zij voor een dienst van belang achten, aan hun korpschef, onderscheidenlijk aan de in artikel 18, eerste lid, bedoelde ambtenaar. Deze zendt de gegevens, indien hij dat van belang acht, aan die dienst.

  • 3 Steeds wanneer de vervulling van de taak van het openbaar ministerie en van een dienst daartoe aanleiding geeft, plegen een lid van het College van procureurs-generaal en het hoofd van de betrokken dienst overleg.

Hoofdstuk VI. Geheimhouding

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

  • 1 Onverminderd het bepaalde bij de artikelen 98-98c van het Wetboek van Strafrecht, is een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht. Deze verplichting duurt voort, nadat het betrokken zijn bij de uitvoering van deze wet is geëindigd.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

  • 1 De verplichting tot geheimhouding van een ambtenaar, die betrokken is bij de uitvoering van deze wet, geldt niet tegenover hem aan wie de ambtenaar middellijk of onmiddellijk ondergeschikt is, noch in zover hij door een boven hem gestelde van die verplichting is ontslagen.

  • 2 De ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, die krachtens een wettelijke bepaling verplicht wordt als getuige of deskundige op te treden, legt slechts een verklaring af omtrent datgene waartoe zijn verplichting tot geheimhouding zich uitstrekt, voorzover Onze betrokken Minister en Onze Minister van Justitie gezamenlijk hem daartoe schriftelijk van die verplichting hebben ontheven. Daarbij wordt voor ambtenaren die in hun functie kennis hebben gekregen van gegevens welke krachtens de artikelen 11 en 12 door een dienst zijn verstrekt als: "Onze betrokken Minister" aangemerkt: Onze Minister onder wie de dienst ressorteert, die de gegevens heeft verstrekt.

  • 3 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing in het geval, dat het betrokken zijn bij de uitvoering van deze wet is geëindigd.

Hoofdstuk VII. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

Het koninklijk besluit van 5 augustus 1972, houdende regeling van de taak, de organisatie, de werkwijze en de samenwerking van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Stb. 1972, 437) wordt ingetrokken.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 29-05-2002]

  • 1 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2 Zij kan worden aangehaald als: Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 3 december 1987

Beatrix

De Minister-President,

Minister van Algemene Zaken,

R. F. M. Lubbers

De Minister van Binnenlandse Zaken,

C.> P. van Dijk

De Minister van Defensie,

W. F. van Eekelen

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

De Minister van Financiën,

H. O. C. R. Ruding

Uitgegeven de zevende januari 1988

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes