Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten

Geraadpleegd op 08-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-04-2001.
Geldend van 15-11-2000 t/m 24-07-2004

Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen

De staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 36, derde en vierde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen (Stb. 1985, 639) en 6, eerste lid, onder b, en tweede lid, van het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen (Stb. 1987, 516);

Besluiten:

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. De wet:

de Wet milieugevaarlijke stoffen;

b. het besluit:

het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen;

c. de stoffenrichtlijn:

richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 92/32/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 april 1992 (PbEG L 154), en zoals deze laatstelijk is aangepast aan de vooruitgang der techniek bij richtlijn nr. 93/72/EEG van 1 september 1993 (PbEG L 258), met inbegrip van toekomstige aanpassingen van de bijlagen I, II, III, IV en VI bij richtlijn nr. 67/548/EEG;

d. de preparatenrichtlijn:

richtlijn nr. 88/379/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 7 juni 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG L 187), zoals laatstelijk aangepast aan de vooruitgang der techniek bij richtlijn nr. 90/492/EEG van 5 september 1990 (PbEG L 275), met inbegrip van toekomstige aanpassingen van de bijlagen I en II bij richtlijn nr. 88/379/EEG.

Paragraaf 2. Stoffen

Artikel 2

Ten aanzien van een stof die behoort tot een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de wet, dienen de benaming van het gevaar of de gevaren met het bijbehorende symbool onderscheidenlijk de symbolen, de verwijzing naar de bijzondere, aan het gebruik van die stof verbonden gevaren (waarschuwings- of R-zinnen) en de veiligheidsaanbevelingen ter vermijding van de belangrijkste, aan het gebruik van die stof verbonden gevaren (S-zinnen) als bedoeld in artikel 36, eerste lid, onderscheidenlijk onder c, d en e, van de wet te worden vastgesteld overeenkomstig het terzake bepaalde in deel IID van bijlage VI bij de stoffenrichtlijn.

Artikel 3

Voor de in artikel 36, eerste lid, onder c, van de wet bedoelde benamingen van het gevaar of de gevaren van een stof met het bijbehorende symbool onderscheidenlijk de bijbehorende symbolen moet worden gebruikgemaakt van bijlage II bij de stoffenrichtlijn, met dien verstande dat:

  • a. indien de in die bijlage, onder T+, opgenomen benaming met het bijbehorende symbool moet worden vermeld, de in die bijlage, onder T, Xn, Xi en C, opgenomen benamingen met de bijbehorende symbolen achterwege kunnen blijven;

  • b. indien de in die bijlage, onder T, opgenomen benaming met het bijbehorende symbool moet worden vermeld, de in die bijlage onder Xn, Xi en C, opgenomen benamingen met de bijbehorende symbolen achterwege kunnen blijven;

  • c. indien de in die bijlage, onder C, opgenomen benaming met het bijbehorende symbool moet worden vermeld, de in die bijlage, onder Xn en Xi, opgenomen benamingen met de bijbehorende symbolen achterwege kunnen blijven;

  • d. indien de in die bijlage, onder Xn, opgenomen benaming met het bijbehorende symbool moet worden vermeld, de in die bijlage, onder Xi, opgenomen benaming met het bijbehorende symbool achterwege kan blijven, waarbij het schadelijke en irriterende karakter van de stof dient te worden weergegeven door de waarschuwingszinnen als bedoeld in artikel 4;

  • e. indien de in die bijlage, onder E, opgenomen benaming met het bijbehorende symbool moet worden vermeld, de in die bijlage, onder F en O, opgenomen benamingen met de bijbehorende symbolen achterwege kunnen blijven.

Artikel 4

  • 2 Het aantal waarschuwingszinnen mag worden beperkt tot vier, waarbij gecombineerde waarschuwingszinnen als één zin zijn te beschouwen en waarschuwingszinnen met betrekking tot alle hoofdgevaren voorrang hebben.

  • 3 In afwijking van artikel 36, eerste lid, onder d, van de wet behoeft de waarschuwingszin ‘zeer licht ontvlambaar’ of ‘licht ontvlambaar’ niet te worden vermeld, indien de ingevolge dat lid, onder c, vermelde benaming gelijkluidend is aan die waarschuwingszin.

  • 4 Het bepaalde in artikel 36, eerste lid, onder d, van de wet is niet van toepassing met betrekking tot:

    • a. irriterende, licht ontvlambare, ontvlambare of oxyderende stoffen, en;

    • b. schadelijke stoffen die uitsluitend voor bedrijfsmatig gebruik bestemd zijn,

      in een verpakking met een nominale inhoud van niet meer dan 125 ml.

Artikel 5

  • 2 Het aantal veiligheidsaanbevelingen mag worden beperkt tot vier, waarbij gecombineerde veiligheidsaanbevelingen als één aanbeveling zijn te beschouwen.

  • 3 In afwijking van artikel 36, eerste lid, onder e, van de wet mogen de veiligheidsaanbevelingen op een bijsluiter bij de verpakking worden gevoegd, indien de veiligheidsaanbevelingen niet op de verpakking kunnen worden aangebracht ten gevolge van de beperkte afmetingen of anderszins ongeschikte aard van die verpakking.

Artikel 5a

Indien een stof bestemd is om te worden gebruikt in een laboratorium en tevens de nominale inhoud van de verpakking niet meer bedraagt dan één liter, mogen de in artikel 36, eerste lid, van de wet voorgeschreven aanduidingen in plaats van in de Nederlandse taal worden gesteld in de Franse, Duitse of Engelse taal.

Artikel 5b

Op de verpakking van een stof die behoort tot een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de wet, moet, onverminderd artikel 36, eerste lid, van de wet, duidelijk en onuitwisbaar zijn aangebracht:

  • a. de naam van de stof volgens een internationaal erkende nomenclatuur, tenzij de stof reeds is opgenomen in bijlage I bij de stoffenrichtlijn;

  • b. de naam, het adres en het telefoonnummer van de in een Lid-Staat van de Europese Unie of in een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte gevestigde persoon die de stof vervaardigt, aan een ander ter beschikking stelt of in die Staat invoert;

  • c. het EG-nummer dat aan de stof wordt toegekend ingevolge artikel 21, tweede lid, van de stoffenrichtlijn;

  • d. de aanduiding ‘EG-etikettering’, voor zover de stof voorkomt in bijlage 1 bij de stoffenrichtlijn.

Artikel 6

  • 1 Als lijst van stoffen met de wijze waarop die stoffen moeten worden aangeduid als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de wet, wordt vastgesteld de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn opgenomen lijst.

Artikel 7

  • 2 De afmetingen van een etiket of een opdruk als bedoeld in het eerste lid moeten zo mogelijk ten minste bedragen, bij een nominale inhoud van de verpakking van 3 l of minder: 52 mm × 74 mm, meer dan 3 l doch ten hoogste 50 l: 74 mm × 105 mm, meer dan 50 l doch ten hoogste 500 l: 105 mm × 148 mm, meer dan 500 l: 148 mm × 210 mm.

  • 3 Een symbool als bedoeld in artikel 36, eerste lid, onder c, van de wet moet:

    • a. ten minste 1/10 deel van het etiket of de opdruk beslaan, doch ten minste 1 cm;

    • b. in zwart worden afgebeeld op een oranje-gele ondergrond.

  • 4 De kleur en het uiterlijk van een etiket of een opdruk moeten zodanig zijn, dat het symbool en de achtergrond ervan duidelijk afsteken.

  • 5 Een etiket of een opdruk moet op een zodanige plaats aangebracht zijn, dat, indien de verpakking op de voor die verpakking normale wijze is opgesteld, dat etiket of die opdruk goed zichtbaar is en gemakkelijk kan worden gelezen.

  • 6 Een etiket moet voldoende stevig op de verpakking zijn aangebracht.

  • 7 Op de in het tweede lid bedoelde oppervlakken van een etiket of opdruk mogen uitsluitend de aanduidingen, voorgeschreven bij artikel 36, eerste lid, van de wet alsmede eventuele aanvullende gezondheids- of veiligheidsaanwijzingen zijn aangebracht.

Artikel 8

  • 1 Indien op een enkelvoudige verpakking reeds ingevolge een wettelijke regeling inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen aanduidingen zijn aangebracht, behoeven op die verpakking slechts tevens de bij artikel 36, eerste lid, onder a, b, d en e, van de wet en bij artikel 5b voorgeschreven aanduidingen te zijn aangebracht.

  • 2 Op een verpakking als bedoeld in het eerste lid, worden behalve de in dat lid bedoelde aanduidingen tevens aanduidingen aangebracht overeenkomstig de bepalingen van bijlage VI bij de stoffennrichtlijn, indien de bijzondere aard van de verpakking dit noodzakelijk maakt.

Artikel 9

In afwijking van artikel 7, vijfde en zesde lid, mag een etiket, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, los worden gevoegd bij de verpakking van een stof, mits de nominale inhoud van de verpakking niet meer bedraagt dan 250 ml, de verpakking geen zeer vergiftige, vergiftige, bijtende of ontplofbare stof bevat en de stof uitsluitend bestemd is voor bedrijfsmatig gebruik.

Artikel 9a

  • 1 De artikelen 34 tot en met 38 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van stoffen die zijn bestemd voor uitvoer naar een ander land dan een Lid-Staat van de Europese Unie of een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte onverminderd de door het land waarvoor de desbetreffende stoffen zijn bestemd, ten aanzien van de verpakking en aanduiding bij aflevering gestelde specifieke en ter zake geldende voorschriften.

  • 2 In afwijking van het eerste lid zijn de door het land van invoer gestelde eisen ten aanzien van het aanduiden van de stof van toepassing, indien deze dezelfde waarborg bieden ten aanzien van de bescherming van gezondheid, veiligheid en milieu als de eisen die daaromtrent zijn gesteld bij of krachtens de artikelen 34 tot en met 38 van de wet.

  • 3 De aanduidingen die ingevolge het eerste lid op de verpakking worden aangebracht, zijn, indien dit uitvoerbaar is, gesteld in de taal of in een of meer van de hoofdtalen van het land of het gebied waarvoor de stof is bestemd.

Paragraaf 3. Preparaten

Artikel 10

  • 1 Indien een preparaat is samengesteld uit stoffen of preparaten die niet kunnen worden ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder a tot en met e, van de wet, en de fabrikant redelijkerwijs kan aannemen dat het preparaat niet kan worden ingedeeld in een genoemde categorie, behoeft met dat preparaat het onderzoek naar de in die onderdelen bedoelde gevaarlijke eigenschappen, als bedoeld in artikel 6a, eerste lid, van het besluit, niet te worden uitgevoerd.

  • 2 Ten aanzien van gasvormige preparaten is met betrekking tot het in het eerste lid bedoelde onderzoek van toepassing het ter zake gestelde in bijlage VI, deel IID, van de stoffenrichtlijn.

Artikel 11

De methode met bijbehorende criteria, bedoeld in artikel 6b, eerste lid, van het besluit, voor de indeling van een preparaat in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder f tot en met j en I tot en met n, van de wet, is neergelegd in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 12

Indien de indeling van een preparaat in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder f tot en met j, van de wet, is geschied aan de hand van toxicologische gegevens van dat preparaat, dient die indeling opnieuw te worden uitgevoerd indien:

  • a. de samenstelling van het preparaat wordt gewijzigd door vervanging of toevoeging van een bestanddeel;

  • b. de concentratie van een bestanddeel dat kan worden ingedeeld in één of meer van bedoelde categorieën f tot en met j, wordt gewijzigd met een percentage dat groter is dan de maximaal toegestane variatie; de maximaal toegestane variatie is als volgt afhankelijk van het interval van de oorspronkelijke concentratie van het bestanddeel in het preparaat:

    Interval van de oorspronkelijke concentratie van het bestanddeel

    Maximaal toegestane variatie van de oorspronkelijke concentratie van het bestanddeel

    conc. ≤ 2,5%

    15%

    2,5% < conc. ≤ 10%

    10%

    10% < conc. ≤ 25%

    6%

    25% < conc. ≤ 50%

    5%

    50% < conc. ≤ 100%

    2,5%

Artikel 13

  • 1 Ten aanzien van een preparaat dat behoort tot een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de wet, is voor het vaststellen van de toepasselijke aanduidingen artikel 2 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien de indeling van een preparaat heeft plaatsgevonden volgens de in artikel 11 bedoelde methode, voor het vaststellen van de in artikel 36, eerste lid, onder c en d, van de wet bedoelde aanduidingen eveneens bijlage I bij de preparatenrichtlijn van toepassing is.

  • 3 Het bepaalde in artikel 36, eerste lid, onder d en e, van de wet is niet van toepassing met betrekking tot:

    • a. oxyderende, licht ontvlambare en ontvlambare preparaten, en;

    • b. irriterende preparaten die geen stoffen bevatten die moeten worden aangeduid met de zin R42, R43 of R42/43, in een verpakking met een nominale inhoud van niet meer dan 125 ml.

Artikel 14

  • 1 Op de verpakking van een preparaat moeten, onverlet het bepaalde in artikel 36, eerste lid, van de wet, duidelijk en onuitwisbaar zijn aangebracht:

    • a. de omschrijving of de handelsnaam van het preparaat;

    • b. de naam, het adres en het telefoonnummer van de in een Lid-Staat van de Europese Unie of in een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte gevestigde persoon die het preparaat vervaardigt, aan een ander ter beschikking stelt of in die Staat invoert;

    • c. de aanduidingen bedoeld in bijlage II bij de preparatenrichtlijn, voor zover van toepassing op dat preparaat;

    • d. de aanduiding ‘Pas op – dit preparaat bevat een nog niet volledig onderzochte stof’, indien het preparaat ten minste 1 gewichtsprocent van een stof als bedoeld in artikel 4 van het besluit bevat;

    • e. het nominaal volume of de nominale massa, indien het een preparaat betreft dat niet uitsluitend is bestemd voor beroepsmatig gebruik.

  • 2 De vermelding van de chemische naam als bedoeld in artikel 36, eerste lid, onder a, van de wet, van in een preparaat aanwezige stoffen, dient te geschieden als volgt:

    • a. voor preparaten die zijn ingedeeld of moeten worden aangeduid als zeer vergiftig, vergiftig of schadelijk, dienen uitsluitend de zeer vergiftige, vergiftige of schadelijke stoffen te worden vermeld die aanwezig zijn in een concentratie die gelijk is aan of groter is dan de desbetreffende laagste (Xn-grens) in bijlage I bij de preparatenrichtlijn of de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn aangegeven grenswaarde;

    • b. voor preparaten die zijn ingedeeld als bijtend, dienen uitsluitend de bijtende stoffen te worden vermeld die aanwezig zijn in een concentratie die gelijk is aan of groter is dan de desbetreffende laagste (Xi-grens) in bijlage I bij de preparatenrichtlijn of de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn aangegeven grenswaarde;

    • c. voor preparaten die moeten worden aangeduid met de zin R42, R43 of R42/43, dienen uitsluitend de stoffen te worden vermeld waarop die aanduidingen eveneens van toepassing zijn en die aanwezig zijn in een concentratie die gelijk is aan of groter is dan de in bijlage I bij de preparatenrichtlijn of de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn aangegeven grenswaarde.

  • 3 De vermelding van chemische namen van in een preparaat aanwezige stoffen kan achterwege blijven, indien het preparaat niet is ingedeeld of moet worden aangeduid op een wijze als bedoeld in het tweede lid.

  • 4 Het aantal chemische namen mag worden beperkt tot vier, met dien verstande dat indien een preparaat is aangeduid met de zin R39, R40, R42, R43, R42/43, R45, R46, R47 of R48, de chemische namen dienen te worden vermeld van alle stoffen waarop die aanduidingen eveneens van toepassing zijn.

Artikel 15

  • 1 Indien degene tot wiens eigendom de informatie betreffende de samenstelling van een preparaat behoort, kan bewijzen dat het vermelden van de chemische naam van een in dat preparaat aanwezige stof die als schadelijk is ingedeeld en niet wordt aangeduid met een R-zin als bedoeld in artikel 14, vierde lid, het vertrouwelijke karakter van dat eigendom in gevaar brengt, mag hij die stof vermelden met een benaming waarmee de belangrijkste functionele scheikundige groepen worden geïdentificeerd, of met een andere benaming.

  • 2 Indien een geval als bedoeld in het eerste lid zich voordoet en het preparaat voor de eerste keer een Lid-Staat van de Europese Unie of een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte aan een ander ter beschikking wordt gesteld, dient de fabrikant zulks schriftelijk, onder overlegging van de in het eerste lid bedoelde bewijzen, te melden aan de Keuringsdienst van Waren.

Artikel 15a

  • 1 Indien op een enkelvoudige verpakking reeds ingevolge een wettelijke regeling inzake het vervoer van gevaarlijke preparaten aanduidingen zijn aangebracht, behoeven op die verpakking slechts tevens de in artikel 36, eerste lid, onder a, b, d en e, van de wet, en de in artikel 14, eerste lid, onder a, b en c, voorgeschreven aanduidingen te zijn aangebracht.

  • 2 Op een verpakking als bedoeld in het eerste lid, worden behalve de in dat lid bedoelde aanduidingen tevens aanduidingen aangebracht overeenkomstig de bepalingen van bijlage VI bij de stoffenrichtlijn, indien de bijzondere aard van de verpakking dit noodzakelijk maakt.

  • 3 In geval van een meervoudige verpakking zijn ten aanzien van elke verpakking die een verpakking of verpakkingen als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de wet omsluit en die niet de verpakking is waarop ingevolge een wettelijke regeling inzake het vervoer van gevaarlijke preparaten aanduidingen moeten zijn aangebracht, artikel 36, eerste en tweede lid, eerste volzin, van de wet, en artikel 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15b

  • 1 De artikelen 34 tot en met 38 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van preparaten die zijn bestemd voor uitvoer naar een ander land dan een Lid-Staat van de Europese Unie of een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, onverminderd de door het land waarvoor de desbetreffende preparaten zijn bestemd, ten aanzien van de verpakking en aanduiding bij aflevering gestelde specifieke en ter zake geldende voorschriften.

  • 2 In afwijking van het eerste lid zijn de door het land van invoer gestelde eisen ten aanzien van het aanduiden van het preparaat van toepassing, indien deze dezelfde waarborg bieden ten aanzien van de bescherming van gezondheid, veiligheid en milieu als de eisen die daaromtrent zijn gesteld bij of krachtens de artikelen 34 tot en met 38 van de wet.

  • 3 De aanduidingen die ingevolge het eerste lid op de verpakking worden aangebracht, zijn, indien dit uitvoerbaar is, gesteld in de taal of in een of meer van de hoofdtalen van het land of het gebied waarvoor het preparaat is bestemd.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 16

De artikelen 1 tot en met 7 van het Besluit Aflevering Ontploffings-gevaarlijke Stoffen (Stcrt. 1979, 228) vervallen.

Artikel 17

Het Afleveringsbesluit Gevaarlijke Stoffen (Stcrt. 1980, 64) wordt ingetrokken.

Artikel 18

Het Afleveringsbesluit Gevaarlijke Preparaten (Stcrt. 1980, 64) wordt ingetrokken.

Artikel 19

  • 1 Deze regeling wordt bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant en treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen (Stb. 1987, 516) in werking treedt.

  • 2 Een wijziging van bijlage I, II, III, IV of VI bij de stoffenrichtlijn treedt voor de toepassing van de hierop betrekking hebbende artikelen in werking met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven.

  • 3 Een wijziging van bijlage I of II bij de preparatenrichtlijn treedt voor de toepassing van de hierop betrekking hebbende artikelen in werking met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven.

  • 4 Zij kan worden aangehaald als ‘Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten’.

Rijswijk, 27 januari 1988

De

staatssecretaris

van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

D. J. D. Dees

De

minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

E. H. T. M. Nijpels

De

staatssecretaris

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

L. de Graaf

Bijlage Conventionele methode voor de indeling van preparaten

De conventionele methode wordt toegepast bij de indeling van preparaten in de gevaarscategorieën zeer vergiftig, vergiftig, schadelijk, bijtend, irriterend, kankerverwekkend, mutageen en voor de voortplanting vergiftige.

Bij deze methode wordt een preparaat ingedeeld op basis van de desbetreffende gevaarlijke eigenschappen van de stoffen waaruit het preparaat is samengesteld.

Bij toepassing van de conventionele methode worden stoffen die, al dan niet als additief of verontreiniging in een prepraat aanwezig zijn, buiten beschouwing gelaten indien het gewichtspercentage ervan lager is dan:

  • -

    0,1% voor als zeer vergiftig of vergiftig ingedeelde stoffen,

  • -

    1% voor als schadelijk, bijtend of irriterend ingedeelde stoffen, tenzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn lagere grenzen zijn vastgesteld.

Indien kan worden aangetoond dat het toxicologische gevaar bij een conventionele beoordeling ten gevolge van verschijnselen als potentiëring of antagonisme wordt onderschat, respectievelijk overschat, wordt met deze verschijnselen bij de indeling van het preparaat rekening gehouden.

De conventionele methode leidt tot de volgende indeling van preparaten:

  • a. als zeer vergiftig worden beschouwd:

    • i) op grond van acute letale effecten, preparaten die één of meer als zeer vergiftig ingedeelde of beschouwde stoffen bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • -

        hetzij de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • -

        hetzij de bij punt 1 van bijlage I (tabel I) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde wanneer de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii) op grond van acute letale effecten, preparaten die meer dan één als zeer vergiftig ingedeelde of beschouwde stof bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn, hetzij bij punt 1 van bijlage I (tabel I) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenzen, indien de som van de waarden, die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige zeer vergiftige stof door de voor deze stof vastgestelde grens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      PT+

      ) ≥ 1

      LT+

      waarin:

      PT + het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige zeer vergiftige stof, LT + de voor elke zeer vergiftige stof vastgestelde grenswaarde in procenten is;

    • iii) op grond van de niet-letale onherstelbare effecten na één blootstelling, preparaten die één of meer dergelijke effecten veroorzakende gevaarlijke stoffen bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • -

        hetzij de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • -

        hetzij de bij punt 2 van bijlage I (tabel II) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde, indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen, of daarin wordt/worden genoemd zonder bijbehorende concentratiegrenzen;

  • b. als vergiftig worden beschouwd:

    • i) op grond van de acute letale effecten, preparaten die één of meer als zeer vergiftig of vergiftig ingedeelde of beschouwde stoffen bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • -

        hetzij de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • -

        hetzij de bij punt 1 van bijlage I (tabel I) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii) op grond van de acute letale effecten, preparaten die meer dan één als zeer vergiftig of vergiftig ingedeelde of beschouwde stof bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn hetzij bij punt 1 van bijlage I (tabel I) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenswaarden, indien de som van de waarden, die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige stof door de voor deze stof vastgestelde vergiftigheidsgrens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      PT+

      +

      PT

      ) ≥ 1

      LT+

      LT

      waarin:

      PT + het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige zeer vergiftige stof, PT het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige vergiftige stof, Pxn het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige schadelijke stof, Lxn de voor elke zeer vergiftige, vergiftige of schadelijke stof vastgestelde grens in procenten is;

    • iii) op grond van de niet-letale onherstelbare effecten na één blootstelling, preparaten die één of meer dergelijke effecten veroorzakende stoffen bevatten, in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • -

        hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • -

        hetzij de bij punt 2 van bijlage I (tabel II) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde, indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • iv) op grond van de effecten op lange termijn, preparaten die één of meer dergelijke effecten veroorzakende gevaarlijke stoffen bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • -

        hetzij de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • -

        hetzij de bij punt 3 van bijlage I (tabel III) bij deze richtlijn vastgestelde waarde, indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • c. als schadelijk worden beschouwd:

    • i) op grond van de acute letale effecten, preparaten die één of meer als zeer vergiftig, vergiftig of schadelijk ingedeelde of beschouwde stoffen bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • -

        hetzij de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • -

        hetzij de bij punt 1 van bijlage I (tabel I) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde, indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii) op grond van de acute letale effecten, preparaten die meer dan één als zeer vergiftig of vergiftig ingedeelde of beschouwde stof bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn hetzij bij punt 1 van bijlage I (tabel I) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenswaarden, indien de som van de waarden, die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige stof door de voor deze stof vastgestelde schadelijkheidsgrens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      PT+

      +

      PT

      +_

      Pxn

      ) ≥ 1

      Lxn

      Lxn

      Lxn

      waarin:

      PT + het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige zeer vergiftige stof, PT het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige vergiftige stof, Pxn het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige schadelijke stof, Lxn de voor elke zeer vergiftige, vergiftige of schadelijke stof vastgestelde grens in procenten is;

    • iii) iii) op grond van de niet-letale onherstelbare effecten na één blootstelling, preparaten die één of meer dergelijke effecten veroorzakende stoffen bevatten, in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • -

        hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • -

        hetzij de bij punt 2 van bijlage I (tabel II) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde, indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • iv) op grond van de effecten op lange termijn, preparaten die één of meer dergelijke effecten veroorzakende gevaarlijke stoffen bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • -

        hetzij de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • -

        hetzij de bij punt 3 van bijlage I (tabel III) bij deze richtlijn vastgestelde waarde, indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • v) op grond van de bij inademing veroorzaakte overgevoeligheidsreacties, preparaten die één of meer gevaarlijke stoffen, aangeduid met zin R42 waarmee dergelijke effecten worden aangeduid, bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • -

        hetzij de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • -

        hetzij de bij punt 5 van bijlage I (tabel V) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde, indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • d. Als zeer bijtend (*) worden beschouwd:

    • i) preparaten die één of meer als bijtend ingedeelde of beschouwde stoffen, aangeduid met zin R35, bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • -

        hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • -

        hetzij de bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij deze richtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii) preparaten die meer dan één als bijtend ingedeelde of beschouwde stof, aangeduid met zin R35, bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn hetzij bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenzen, indien de som van de waarden die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige bijtende stof door de voor deze stof vastgestelde corrosiegrens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      Pcor, R 35

      ) ≥ 1

      Lcor, R 35

      waarin:

      Pcor,R35 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige bijtende stof, aangeduid met zin R35, Lcor,R35de in gewichtsprocenten uitgedrukte corrosiegrens is voor elke bijtende stof, aangeduid met zin R35;

  • e. als bijtend worden beschouwd:

    • i) preparaten die één of meer als bijtend ingedeelde of beschouwde stoffen, aangeduid met zin R34, bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • -

        hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • -

        hetzij de bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij deze richtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii) preparaten die meer dan één als bijtend ingedeelde of beschouwde stof, aangeduid met zin R35, bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn hetzij bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenzen, indien de som van de waarden die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige bijtende stof door de voor deze stof vastgestelde corrosiegrens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      Pcor, R 35

      +

      Pcor, R 34

      ) ≥ 1

      Lcor, R 34

      Lcor, R 34

      waarin:

      Pcor,R35 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige bijtende stof, aangeduid met zin R35, Pcor,R34 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige bijtende stof, aangeduid met zin R34, Lcor,R34 de in gewichtsprocenten uitgedrukte corrosiegrens is voor elke bijtende stof, aangeduid met zin R34;

  • f. als preparaten die ernstig oogletsel kunnen veroorzaken, worden beschouwd:

    • i) preparaten die één of meer als irriterend ingedeelde of beschouwde stoffen, aangeduid met zin R41, bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • hetzij de bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij deze richtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii) preparaten die meer dan één als bijtend ingedeelde of beschouwde stof, aangeduid met zin R41, bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn hetzij bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenzen, indien de som van de waarden die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige stof door de voor deze stof vastgestelde irritatiegrens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      Pxi, R 41

      ) ≥ 1

      Lxi, R 41

      waarin:

      Pxi,R41 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige irriterende stof, aangeduid met zin R41, Lxi,R41 de in gewichtsprocenten uitgedrukte irritatiegrens is voor elke irriterende stof, aangeduid met zin R41;

  • g. als irriterend voor de huid worden beschouwd:

    • i) preparaten die één of meer als bijtend of irriterend ingedeelde of beschouwde stoffen, aangeduid met zin R38, bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • -

        hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • -

        hetzij de bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii) preparaten die meer dan één als bijtend dan wel als irriterend ingedeelde of beschouwde stof, aangeduid met zin R38, bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn, hetzij bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenzen, indien de som van de waarden die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige stof door de voor deze stof vastgestelde irritatiegrens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      Pc, R 35

      +

      Pc, R 34

      +_

      Pxi, R 38

      ) ≥ 1

      Lxi, R 38

      Lxi, R 38

      Lxi, R 38

      waarin:

      Pc,R35 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige bijtende stof, aangeduid met zin R35, Pc,R34 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige bijtende stof, aangeduid met zin R34, Pxi,R38 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige irriterende stof, aangeduid met zin R38, Lxi,R38 de in gewichtsprocenten uitgedrukte irritatiegrens is voor elke bijtende of irriterende stof, aangeduid met zin R38;

    • iii) op grond van de bij contact met de huid veroorzaakte overgevoeligheidsreacties, preparaten die een of meer gevaarlijke stoffen, aangeduid met zin R43 waarmee dergelijke effecten worden aangeduid, bevatten in en concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • -

        hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof,

      • -

        hetzij de bij punt 5 van bijlage I (tabel V) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • h. als irriterend voor de ogen worden beschouwd:

    • i) preparaten die één of meer als irriterend ingedeelde of beschouwde stoffen, aangeduid met zin R41 of zin R36, bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • -

        hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • -

        hetzij de bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii) preparaten die meer dan één als irriterend ingedeelde of beschouwde stof, aangeduid met zin R41 of zin R36, bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn hetzij bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenzen, indien de som van de waarden die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige stof door de voor deze stof vastgestelde irritatiegrens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      Pxi , R 41

      +

      Pxi, R 36

      ) ≥ 1

      Lxi, R 36

      Lxi, R 36

      waarin:

      Pxi,R41 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige irriterende stof, aangeduid met zin R41;

      Pxi,R36 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige irriterende stof, aangeduid met zin R36;

      Lxi,R36 de in gewichtsprocenten uitgedrukte irritatiegrens is voor elke irriterende stof, aangeduid met zin R41 of zin R36;

  • i. als irriterend voor de luchtwegen worden beschouwd:

    • i) preparaten die één of meer als irriterend ingedeelde of beschouwde stoffen, aangeduid met zin R37, bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • -

        hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • -

        hetzij de bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii) preparaten die meer dan één als irriterend ingedeelde of beschouwde stof, aangeduid met zin R37, bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn hetzij bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenzen, indien de som van de waarden die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige stof door de voor deze stof vastgestelde irritatieegrens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      Pxi, R 37

      ) ≥ 1

      Lxi, R 37

      waarin:

      Pxi,R37 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige irriterende stof, aangeduid met zin R37,

      Pxi,R37 de in gewichtsprocenten uitgedrukte irritatiegrens is voor elke irriterende stof, aangeduid met zin R37;

  • j. als kankerverwekkend worden beschouwd en ten minste met het gevaarsymbool en de gevaarsaanduiding "vergiftig" worden aangeduid: preparaten die een dergelijke effecten veroorzakende stof, aangeduid met standaardzin R45, waarmee de kankerverwekkende stoffen van categorie 1 en 2 worden aangeduid, bevatten in een concentratie gelijk aan of hoger dan:

    • -

      hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof,

    • -

      hetzij de bij punt 6 van bijlage I (tabel VI) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • k. in verband met mogelijke kankerverwekkende effecten worden als riskant voor de mens beschouwd en ten minste met het gevaarsymbool en de gevaarsaanduiding "schadelijk" worden aangeduid: preparaten die een dergelijke effecten veroorzakende stof, aangeduid met standaardzin R40, waarmee kankerverwekkende stoffen van categorie 3 worden aangeduid, bevatten in een concentratie gelijk of hoger aan:

    • -

      hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof,

    • -

      hetzij de bij punt 6 van bijlage I (tabel VI) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • l. als mutageen worden beschouwd en ten minste met het gevaarsymbool en de gevaarsaanduiding "vergiftig" worden aangeduid: preparaten die een dergelijke effecten veroorzakende stof, aangeduid met standaardzin R46, waarmee de mutagene stoffen van categorie 1 worden aangeduid, bevatten in een concentratie gelijk aan of hoger dan:

    • -

      hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof,

    • -

      hetzij de bij punt 6 van bijlage I (tabel VI) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • m. met mutageen worden gelijkgesteld en ten minste met het gevaarsymbool en de gevaarsaanduiding "schadelijk" worden aangeduid: preparaten die een dergelijke effecten veroorzakende stof, aangeduid met standaardzin R46, waarmee de mutagene stoffen van categorie 2 worden aangeduid, bevatten in een concentratie gelijk aan of hoger dan:

    • -

      hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof,

    • -

      hetzij de bij punt 6 van bijlage I (tabel VI) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • n. in verband met mogelijk mutagene effecten worden als riskant voor de mens beschouwd en ten minste met het gevaarsymbool en de gevaarsaanduiding "schadelijk" worden aangeduid: preparaten die een dergelijke effecten veroorzakende stof, aangeduid met standaardzin R40, waarmee de mutagene stoffen van categorie 3 worden aangeduid, bevatten in een concentratie gelijk aan of hoger dan:

    • -

      hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof,

    • -

      hetzij de bij punt 6 van bijlage I (tabel VI) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • o. o) als voor de voortplanting vergiftige worden beschouwd en ten minste met het gevaarsymbool en de gevaarsaanduiding "giftig" worden aangeduid: preparaten die een dergelijke effecten veroorzakende stof, aangeduid met standaardzin R47, waarmee de mutagene stoffen van categorie 1 worden aangeduid, bevatten in een concentratie gelijk aan of hoger dan:

    • -

      hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof,

    • -

      hetzij de bij punt 6 van bijlage I (tabel VI) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • p. met voor de voortplanting vergiftige worden gelijkgesteld en ten minste met het gevaarsymbool en de gevaarsaanduiding "schadelijk" worden aangeduid: preparaten die een dergelijke effecten veroorzakende stof, aangeduid met standaardzin R47, waarmee de mutagene stoffen van categorie 2 worden aangeduid, bevatten in een concentratie gelijk aan of hoger dan:

    • -

      hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof,

    • -

      hetzij de bij punt 6 van bijlage I (tabel VI) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • q. als niet nader omschreven specifieke effecten voor de gezondheid veroorzakend worden beschouwd en ten minste met het gevaarsymbool en de gevaarsaanduiding "schadelijk" worden aangeduid: preparaten die een stof bevatten die nog niet voorkomt in bijlage I bij de stoffenrichtlijn, maar die voorlopig aangeduid wordt met standaardzin R40, waarmee dergelijke stoffen worden aangeduid, in een concentratie gelijk aan of hoger dan de in punt 6 van bijlage I (tabel VI) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde concentratie.