Tabakswet

Geraadpleegd op 30-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2004 en zichtdatum 29-12-2004.
Geldend van 01-01-2004 t/m 30-04-2004

Wet van 10 maart 1988, houdende maatregelen ter beperking van het tabaksgebruik, in het bijzonder ter bescherming van de niet-roker

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het belang van de volksgezondheid regelen te stellen ter beperking van het gebruik van tabak en meer in het bijzonder ertoe strekkende hinder voor hen die geen tabak gebruiken tegen te gaan;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. tabaksproducten: producten die voor roken, snuiven, zuigen of pruimen bestemd zijn en die, al is het slechts ten dele, uit tabak bestaan, ook indien genetisch gemodificeerd;

  • b. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • c. bijlage: de bijlage bij deze wet;

  • d. overtreding: een handeling als omschreven in de bijlage, welke in strijd is met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, 3, 3a, 3b, 3c, 3e, 4, 5, 5a, 7, 8, 9, 10, 11, 11a of 18;

  • e. boete: de bestuurlijke sanctie bestaande in de verplichting aan de staat een bepaalde geldsom te betalen.

  • f. reclame: elke handeling in de economische sfeer met als doel de verkoop van tabaksproducten te bevorderen en elke vorm van commerciële mededeling die het bekendheid geven aan of het aanprijzen van een tabaksproduct tot doel dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks tot gevolg heeft, met inbegrip van reclame waarmee, zonder het tabaksproduct rechtstreeks te noemen, wordt getracht het reclameverbod te omzeilen door gebruik te maken van een naam, merk, symbool of enig ander onderscheidend teken van een tabaksproduct;

  • g. sponsoring: elke openbare of particuliere economische bijdrage aan een activiteit of evenement, die het bekendheid geven aan of het aanprijzen van een tabaksproduct tot doel dan wel tot gevolg heeft;

  • h. tabaksverkooppunt: iedere plaats waar tabaksproducten aanwezig zijn voor het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken;

  • i. tabaksspeciaalzaak: een inrichting, zijnde een winkel of een onderdeel daarvan, met een afsluitbare eigen toegang, waarin een totaal assortiment aan tabaksproducten van ten minste 90 merkenversies aanwezig is voor het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken en:

    • 1°. met een verkoopvloeroppervlakte van minimaal 10 m2, of,

    • 2°. met een verkoopvloeroppervlakte van minder dan 10 m2, die reeds voor 1 januari 2001 als tabakszaak stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

  • j. teer: het ongezuiverde water- en nicotinevrije condensaat van rook;

  • k. nicotine: nicotinealkaloïden;

  • l. ingrediënten: stoffen of bestanddelen, met uitzondering van tabaksbladeren en andere natuurlijke of niet-getransformeerde delen van de tabaksplant, die bij de productie of de bereiding van tabaksproducten worden gebruikt en nog in het eindproduct aanwezig zijn, al dan niet in gewijzigde vorm, met inbegrip van papier, filter, inkt en kleefstoffen.

§ 2. Aanduiding, samenstelling en verbod tabaksproducten

Artikel 2

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden in het belang van de volksgezondheid eisen gesteld, waaraan tabaksproducten moeten voldoen ter zake van aanduidingen die moeten voorkomen op de verpakking waarin zij aan particulieren worden verstrekt. Indien de aanduiding betrekking heeft op de samenstelling van de producten kan bij of krachtens de maatregel een daarbij omschreven methode van onderzoek worden aangewezen, die bij uitsluiting beslissend is voor de vaststelling of met betrekking tot het produkt al dan niet de juiste aanduiding is gebezigd.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de volksgezondheid eisen worden gesteld, waaraan tabaksproducten moeten voldoen ter zake van de samenstelling, zoals het nicotinegehalte en de hoeveelheden teer en koolmonoxyde die bij de verbranding ontstaan. Bij of krachtens de maatregel kan een daartoe omschreven methode van onderzoek worden aangewezen, die bij uitsluiting beslissend is voor de vaststelling of met betrekking tot een produkt al dan niet aan de daaraan gestelde eisen is voldaan.

Artikel 3

  • 1 Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten te verstrekken of daartoe aanwezig te hebben, indien die producten niet aan de krachtens artikel 2 gestelde eisen voldoen.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het eerste lid niet van toepassing is indien aannemelijk wordt gemaakt dat het produkt voor uitvoer is bestemd of is bestemd om te worden vernietigd dan wel in overeenstemming te worden gebracht met de daaraan gestelde eisen.

Artikel 3a

Het is verboden tabaksproducten, bestemd voor oraal gebruik anders dan roken of pruimen, in de vorm van poeder, fijne deeltjes of een combinatie van deze vormen dan wel in vormen die eruitzien als levensmiddelen, bedrijfsmatig te verstrekken of daartoe aanwezig te hebben.

Artikel 3b

  • 1 Tabaksproducenten en -importeurs zijn verplicht jaarlijks bij Onze Minister een lijst in te dienen van alle ingrediënten, met opgave van de hoeveelheden, die voor de productie van hun tabaksproducten worden gebruikt, opgesplitst naar merk en type per eenheid product.

  • 2 Bij de lijst gaat een verklaring waarin wordt uiteengezet waarom de ingrediënten aan de tabaksproducten worden toegevoegd. De functie en de categorie ervan worden vermeld. Bij de lijst gaan tevens de voor de producent of de importeur beschikbare toxicologische gegevens betreffende de ingrediënten in verbrande en onverbrande vorm, naar gelang van het geval, waarbij in het bijzonder de gevolgen daarvan voor de gezondheid worden vermeld en mogelijke verslavende effecten in aanmerking worden genomen. De lijst wordt opgesteld in afnemende volgorde naar gewicht van de respectieve ingrediënten van het product.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de lijst, het tijdstip waarop de lijst moet worden ingediend, alsmede de bij te voegen bescheiden en gegevens.

  • 4 Onze Minister draagt op een door hem te bepalen wijze zorg voor openbaarmaking van de in het eerste en tweede lid bedoelde lijst van ingrediënten en de in het derde lid bedoelde bescheiden en gegevens. Daarbij blijft de openbaarmaking van bedrijfs- en fabricagegegevens achterwege, voor zover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen de onevenredige benadeling van de verstrekker van die gegevens.

  • 5 Alle ingevolge dit artikel verstrekte gegevens worden door Onze Minister jaarlijks aan de Commissie voor de Europese Gemeenschappen gezonden.

Artikel 3c

  • 1 Tabaksproducenten en -importeurs zijn verplicht medewerking te verlenen aan door Onze Minister ingestelde, aangewezen of goedgekeurde metingen en onderzoekingen, die tot doel hebben na te gaan wat het gehalte is aan teer, nicotine, koolmonoxide en andere stoffen die tabaksproducten, opgesplitst naar merk en type per eenheid product, voortbrengen, alsook om de gevolgen van deze andere stoffen voor de gezondheid na te gaan, daarbij onder meer rekening houdend met het inherente gevaar van afhankelijkheid.

  • 2 De metingen en onderzoekingen voor gehaltes aan teer, nicotine en koolmonoxide worden uitgevoerd of geverifieerd door laboratoria die zijn erkend door en onder toezicht staan van Onze Minister.

  • 3 De resultaten van de metingen en onderzoekingen worden jaarlijks aan Onze Minister overgelegd of zo veel minder frequent als bij regeling van Onze Minister is bepaald.

  • 4 Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze waarop toepassing wordt gegeven aan het eerste, tweede en derde lid.

Artikel 3d

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de erkenning van laboratoria, die metingen en onderzoekingen als bedoeld in artikel 3c verrichten.

Artikel 3e

Met ingang van 30 september 2003 is het verboden op de verpakking van tabaksproducten teksten, namen, handelsmerken en figuratieve of andere tekens te gebruiken, die de suggestie wekken dat een bepaald tabaksproduct minder schadelijk is dan een ander tabaksproduct.

§ 3. Reclame- en sponsoringbeperkingen

Artikel 4

  • 1 Radio- en televisieprogramma's mogen geen reclameboodschappen dan wel telewinkelboodschappen als bedoeld in de Mediawet voor tabaksproducten bevatten.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op andere dan binnenlandse omroep, als bedoeld in de Mediawet.

Artikel 5

  • 1 Onverminderd artikel 4 is elke vorm van reclame en sponsoring verboden.

  • 2 Het eerste lid geldt niet, indien een naam die reeds te goeder trouw wordt gebruikt voor zowel tabaksproducten als andere producten of diensten welke door een zelfde onderneming of door verschillende ondernemingen in de handel zijn gebracht of worden aangeboden, voor reclame voor die andere producten of diensten wordt gebruikt en die naam gebruikt wordt in een duidelijk andere presentatievorm dan die waarin hij voor het tabaksproduct wordt gebruikt, met uitsluiting van enig ander onderscheidend teken dat reeds voor een tabaksproduct gebruikt wordt.

  • 3 Het eerste lid geldt evenmin voor:

    • a. mededelingen die uitsluitend voor de bedrijfstak van de handel in tabaksproducten bestemd zijn;

    • b. de reguliere presentatie van te koop aangeboden tabaksproducten door middel van het tonen daarvan in een gesloten verpakking tegen een neutrale achtergrond en de normale prijsaanduiding daarvan in tabaksverkooppunten, met dien verstande dat de verpakkingseis niet geldt voor sigaren, pijptabak en pruimtabak in een tabaksspeciaalzaak;

    • c. uitsluitend voor de koper van tabaksproducten bestemde reclame in een tabaksspeciaalzaak of aan de voorgevel daarvan, dan wel in een met een afsluitbare eigen toegang duidelijk afgescheiden tabaksverkooppunt in een levensmiddelenzaak of een warenhuis, mits de reclame niet op minderjarigen is gericht en:

      • 1°. aan de voorgevel van een tabaksspeciaalzaak in totaal niet meer dan 2 m2 beslaat;

      • 2°. voor zover aanwezig in een afgescheiden tabaksverkooppunt in een levensmiddelenzaak of een warenhuis alleen is bevestigd aan, op, in of tegen het gedeelte van de besloten ruimte dat bestemd is voor de presentatie van tabaksproducten en uitsluitend is gericht op personen die in het tabaksverkooppunt zelve aanwezig zijn;

      • 3°. voldoet aan de bij ministeriële regeling te stellen voorschriften;

    • d. de verkoop van buiten Nederland uitgegeven en gedrukte publicaties met reclame voor tabaksproducten, mits die publicaties niet hoofdzakelijk voor de nationale markt bestemd zijn.

  • 4 Iedere uitreiking om niet of tegen een symbolische vergoeding, die het aanprijzen van een tabaksproduct ten doel of tot rechtstreeks of onrechtstreeks gevolg heeft, is verboden.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het bijzonder voor minderjarigen bestemde goederen en diensten worden aangewezen, die niet bedrijfsmatig mogen worden verstrekt in tabaksspeciaalzaken en in afgescheiden tabaksverkooppunten in levensmiddelenzaken en warenhuizen, indien daar reclame voor tabaksproducten wordt gemaakt.

Artikel 5a

  • 1 Het is verboden voor een tabaksproduct een naam, een merk, een symbool of enig ander onderscheidend teken van een ander product of van een andere dienst te gebruiken, tenzij dit tabaksproduct reeds vóór de datum van inwerkingtreding van het in artikel 5, eerste lid, bedoelde verbod onder die naam, dat merk of symbool, dan wel met dat onderscheidende teken, in de handel was.

  • 2 Het is verboden voor producten of diensten, die na de datum van inwerkingtreding van het in artikel 5, eerste lid, bedoelde verbod op de markt worden gebracht, een naam, merk, symbool of een ander onderscheidend teken te gebruiken dat eerder al voor een tabaksproduct werd gebruikt, tenzij de naam, het merk, het symbool of het andere onderscheidende teken van het product of de dienst in een duidelijk andere vorm dan die van het tabaksproduct wordt gepresenteerd.

Artikel 5b

  • 1 Op vordering van een rechtspersoon als bedoeld in het derde lid kan reclame of sponsoring, die in strijd is met het bepaalde in de artikelen 5 of 5a, onrechtmatig worden verklaard.

  • 2 De vordering kan worden ingesteld tegen degene die verantwoordelijk is voor de reclame of sponsoring.

  • 3 De vordering komt toe aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, die tot doel hebben de preventie van roken, het stoppen met roken of de behartiging van de belangen van jongeren, consumenten of niet-rokers.

  • 4 De eiser is niet ontvankelijk, indien niet blijkt dat hij, alvorens de vordering in te stellen, de verantwoordelijke de gelegenheid heeft geboden om de reclame of de sponsoring te verwijderen, dan wel, als artikel 5, derde lid, van toepassing is, de reclame of sponsoring zodanig te wijzigen dat de bezwaren die grond voor de vordering zouden opleveren, zijn weggenomen. Een termijn van twee weken na schriftelijke kennisgeving van de bezwaren is daartoe in elk geval voldoende.

Artikel 5c

  • 1 De rechtbank te Rotterdam is bij uitsluiting bevoegd tot kennisneming van vorderingen als bedoeld in artikel 5b.

  • 3 Op vordering van de eiser kan aan de uitspraak worden verbonden:

    • a. een verbod van de reclame of de sponsoring;

    • b. een gebod tot het verwijderen of doen verwijderen, dan wel tot het wijzigen of doen wijzigen, van de reclame of de sponsoring;

    • c. een veroordeling tot het openbaar maken of laten openbaar maken van de uitspraak, zulks op door de rechter te bepalen wijze en op kosten van de door de rechter aan te geven partij of partijen.

  • 4 De rechter kan in zijn uitspraak aangeven op welke wijze de inbreuk op artikel 5 of 5a wordt weggenomen.

  • 5 Geschillen ter zake van de tenuitvoerlegging van de in het derde lid bedoelde veroordelingen, alsmede van de veroordeling tot betaling van een dwangsom, zo deze is opgelegd, worden bij uitsluiting door de rechtbank te Rotterdam beslist.

Artikel 6

In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroep tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te Rotterdam bevoegd.

§ 4. Verkoopbeperkingen

Artikel 7

  • 1 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

  • 2 Het is verboden in inrichtingen voor gezondheidszorg, welzijn, maatschappelijke dienstverlening, kunst en cultuur, sport, sociaal-cultureel werk of onderwijs, voor zover die inrichtingen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben.

  • 3 Het is verboden in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën van bedrijven en organisaties bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben.

Artikel 8

  • 1 Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt. Onder verstrekken wordt eveneens begrepen het verstrekken van een tabaksproduct aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, welk tabaksproduct echter kennelijk bestemd is voor een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt.

  • 2 De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, blijft achterwege, indien het een persoon betreft die onmiskenbaar de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt. De vaststelling geschiedt aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht, dan wel een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen document.

  • 3 Op plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren plegen te worden verstrekt, dient duidelijk zichtbaar en goed leesbaar te worden aangegeven dat aan personen jonger dan 16 jaar geen tabaksproducten worden verstrekt. Onze Minister kan daaromtrent nadere regels stellen en een model voorschrijven.

Artikel 9

  • 1 Het is verboden bedrijfsmatig tabaksproducten gratis aan particulieren uit te reiken, toe te zenden of op enigerlei andere wijze beschikbaar te stellen.

  • 2 Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sigaretten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben anders dan in een gesloten verpakking, die niet zonder kenbare beschadiging kan worden geopend.

  • 3 Het is verboden sigaretten in een verpakking van minder dan negentien stuks, behoudens uitzonderingen bij ministeriële regeling, in de handel te brengen of daartoe aanwezig te hebben.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen methoden voor het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van tabaksproducten aan particulieren zonder ter hand stelling door tussenkomst van een verstrekkende persoon worden verboden. Op het verbod kunnen, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur gestelde regelen, beperkingen worden aangebracht.

§ 5. Rookverboden

Artikel 10

  • 1 Voor de instellingen, diensten en bedrijven die door de Staat en de openbare lichamen worden beheerd, worden door het bevoegde orgaan zodanige maatregelen getroffen, dat van de daardoor geboden voorzieningen gebruik kan worden gemaakt en de werkzaamheden daarin kunnen worden verricht zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.

  • 2 Tot de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, behoort in ieder geval het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod in ruimten, behorende tot bij algemene maatregel van bestuur, aangewezen categorieën. Op het verbod kunnen, overeenkomstig bij de algemene maatregel van bestuur gestelde regelen, beperkingen worden aangebracht.

Artikel 11

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kan aan degenen die - anders dan in een hoedanigheid als bedoeld in artikel 10 - het beheer hebben over gebouwen of inrichtingen voor gezondheidszorg, welzijn, maatschappelijke dienstverlening, kunst en cultuur, sport, sociaal-cultureel werk of onderwijs, voor zover die gebouwen of inrichtingen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, de verplichting worden opgelegd tot het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 10, eerste lid.

Artikel 11a

  • 1 Werkgevers zijn verplicht zodanige maatregelen te treffen dat werknemers in staat worden gesteld hun werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden.

  • 2 Exploitanten van middelen voor personenvervoer zijn verplicht zodanige maatregelen te treffen dat passagiers in staat worden gesteld hun reis te volbrengen zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.

  • 3 Nederlandse luchtvaartmaatschappijen zijn verplicht zodanige maatregelen te treffen dat passagiers aan boord van hun vliegtuigen tijdens het gebruik voor de burgerluchtvaart op vluchten van en naar op Nederlands grondgebied gelegen luchthavens in staat worden gesteld hun reis te volbrengen zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.

  • 4 Diegenen die – anders dan in een hoedanigheid als bedoeld in artikel 10 of 11 – het beheer hebben over voor het publiek toegankelijke gebouwen, voor zover die gebouwen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, zijn verplicht tot het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 10, eerste lid.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen op de in dit artikel bedoelde verplichtingen beperkingen worden aangebracht. Zo kan worden bepaald dat de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, niet gelden voor bij die maatregel aangewezen:

    • a. categorieën van werkgevers;

    • b. ruimten in gebouwen;

    • c. andere plaatsen waar werkzaamheden worden verricht.

    Daarbij kunnen nadere regels worden gesteld.

§ 6. Bestuurlijke boeten

Artikel 11b

  • 1 Ter zake van de in de bijlage omschreven overtredingen kan Onze Minister een boete opleggen aan de natuurlijke of rechtspersoon aan welke de overtreding kan worden toegerekend.

  • 2 De hoogte van de boete wordt bepaald op de wijze als voorzien in de bijlage, met dien verstande dat de wegens een afzonderlijke overtreding te betalen geldsom ten hoogste:

    • a. f 1 000 000,– bedraagt wegens overtreding van artikel 5 of 5a, indien die overtreding is begaan door een fabrikant, groothandel of importeur van tabaksproducten;

    • b. f 10 000,– bedraagt in andere dan de onder a bedoelde gevallen.

  • 3 Onze Minister kan de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog moet worden geacht.

  • 4 De werkzaamheden in verband met de uitvoering van het eerste lid worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij de opstelling van het in artikel 11f bedoelde rapport en het daaraan voorafgaande onderzoek.

  • 5 De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt, indien ter zake van de overtreding op grond waarvan de boete kan worden opgelegd een strafvervolging tegen de overtreder is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 6 In afwijking van het eerste lid kan de overtreding niet met een boete worden afgedaan, indien de in de bijlage ter zake van de overtreding voorziene boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economische voordeel.

  • 7 Het recht tot strafvervolging vervalt indien Onze Minister reeds een boete heeft opgelegd.

Artikel 11c

  • 1 De bijlage bepaalt bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de deswege op te leggen boete.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan de bijlage worden gewijzigd.

  • 3 Een krachtens het tweede lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt niet eerder in werking dan acht weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

  • 4 Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het tweede lid wordt vastgesteld op voordracht van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.

Artikel 11d

Degene jegens wie een handeling is verricht, waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel 11e

  • 1 Indien Onze Minister voornemens is een boete op te leggen, geeft hij de persoon, bedoeld in artikel 11b, eerste lid, daarvan kennis onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust.

  • 2 In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht stelt Onze Minister de persoon in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd.

  • 3 Onze Minister kan toepassing van het tweede lid achterwege laten voor zover de persoon reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan.

  • 4 Indien de persoon zijn zienswijze mondeling naar voren wil brengen en de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt Onze Minister op zijn verzoek zorg voor benoeming van een tolk die hem kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.

Artikel 11f

  • 1 Indien een krachtens artikel 13 aangewezen ambtenaar vaststelt dat een in de bijlage omschreven overtreding is begaan, maakt hij daarvan een rapport op.

  • 2 Het rapport vermeldt in ieder geval:

    • a. de overtreding, onder verwijzing naar het desbetreffende wettelijke voorschrift en de omschrijving in de bijlage;

    • b. een aanduiding van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is begaan;

    • c. de feiten en omstandigheden op grond waarvan is vastgesteld dat een overtreding is begaan;

    • d. de verklaring van degene als bedoeld in artikel 11d, indien afgelegd.

  • 3 Het rapport wordt toegezonden aan Onze Minister.

  • 4 Een afschrift van het rapport wordt toegezonden of uitgereikt aan de overtreder.

  • 5 Op verzoek van de persoon, bedoeld in artikel 11b, eerste lid, die het rapport wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt Onze Minister er zoveel mogelijk zorg voor dat de inhoud van het rapport aan die persoon wordt medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.

Artikel 11g

  • 1 Onze Minister legt de boete op bij beschikking.

  • 2 De beschikking vermeldt in elk geval:

    • a. de overtreding, onder verwijzing naar het desbetreffende wettelijke voorschrift en de omschrijving in de bijlage;

    • b. de in artikel 11f, tweede lid, onder b en c, bedoelde gegevens;

    • c. de hoogte van de boete en de termijn waarbinnen zij moet worden betaald.

  • 3 Op verzoek van de persoon, bedoeld in artikel 11b, eerste lid, die de beschikking wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt Onze Minister er zoveel mogelijk zorg voor dat de inhoud van de beschikking aan die persoon wordt medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.

Artikel 11h

De werking van een beschikking als bedoeld in artikel 11g wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

Artikel 11i

  • 1 De bevoegdheid een boete op te leggen vervalt na verloop van drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan.

  • 2 Een beschikking tot oplegging van een boete stuit de in het eerste lid genoemde termijn.

Artikel 11j

  • 1 Een boete wordt betaald binnen zes weken na inwerkingtreding van de beschikking waarbij de boete is opgelegd.

  • 2 De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop sedert de bekendmaking van de beschikking zes weken zijn verstreken.

  • 3 Indien niet is betaald binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt degene aan wie de boete is opgelegd schriftelijk bevolen binnen twee weken het bedrag van de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen.

  • 4 Bij gebreke van betaling binnen de in het derde lid genoemde termijn, kan Onze Minister de verschuldigde boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.

  • 5 Het dwangbevel wordt op kosten van degene die de boete verschuldigd is, bij deurwaardersexploot betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering.

  • 6 Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de Staat.

  • 7 Het verzet schorst de tenuitvoerlegging niet, tenzij de voorzieningenrechter van de rechtbank in kort geding desgevraagd anders beslist.

  • 8 Het verzet kan niet worden gegrond op de stelling dat de boete ten onrechte of voor een te hoog bedrag is vastgesteld.

  • 9 De bevoegdheid tot invordering vervalt twee jaar nadat de beschikking inzake oplegging van de boete onherroepelijk is geworden.

§ 7. Verdere bepalingen

Artikel 12

De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 7, artikel 9, vierde lid, en artikel 11a, wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 13

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 2 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 15

Van elke krachtens artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht onderzochte zaak wordt aan de belanghebbende op diens verzoek een vergoeding gegeven ter grootte van het bedrag waarmee haar verkoopwaarde ten gevolge van het onderzoek is verminderd.

Artikel 17

De toezichthouders zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, voor zover dit binnentreden beperkt blijft tot het zich begeven naar en het betreden van de in de woning aanwezige bedrijfsruimten.

Artikel 18

In het belang van de volksgezondheid kunnen voorts bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld ter uitvoering van een bindende regeling inzake tabaksproducten, die krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap tot stand is gekomen.

Artikel 22

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 10 maart 1988

Beatrix

De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

D. J. D. Dees

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. J. Evenhuis

Uitgegeven de achtentwintigste juli 1988

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Bijlage bij de Tabakswet

Bijlage als bedoeld in artikel 11b inzake bestuurlijke boeten, bevattende de tarieven voor overtredingen als bedoeld in artikel 1, onderdeel d

De overtredingen zijn ingedeeld in drie categorieën, te weten A, B en C.

Categorie A.

Onder categorie A vallen de overtredingen door fabrikanten, groothandelaren en importeurs van tabaksproducten, alsmede eigenaren en exploitanten van tabaksverkooppunten, -speciaalzaken en tabaksautomaten met betrekking tot reclame, sponsoring, gratis uitreiking, lijsten en verklaringen inzake tabaksingrediënten, metingen en onderzoekingen in laboratoria, erkenning van die laboratoria, aanduidingen op de verpakking, alsmede uitvoeringsvoorschriften dienaangaande gesteld bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling, al dan niet ter uitvoering van een regeling krachtens het EU-verdrag.

Dit betreft in concreto:

Artikel 3b, eerste lid: niet, te laat, onjuist of onvolledig indienen van de lijst met tabaksingrediënten.

Artikel 3b, tweede lid: niet, te laat, onjuist of onvolledig indienen van de verklaring bij de lijst met tabaksingrediënten.

Artikel 3b, derde lid: niet naleven van de ingevolge dit artikel bij ministeriële regeling gestelde voorschriften.

Artikel 3c, eerste lid: niet naleven van de verplichting tot medewerking aan metingen en onderzoekingen in laboratoria.

Artikel 3c, vierde lid: niet naleven van de ingevolge dit artikel bij ministeriële regeling gestelde voorschriften.

Artikel 3d: niet naleven van de ingevolge dit artikel bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde voorschriften inzake de erkenning van laboratoria.

Artikel 3e: overtreden van het verbod op de verpakking van tabaksproducten, teksten, namen, handelsmerken en figuratieve of andere tekens te gebruiken, die de suggestie wekken dat een bepaald tabaksproduct minder schadelijk is dan een ander tabaksproduct.

Artikel 4, eerste lid: overtreden van het verbod op reclameboodschappen voor tabaksproducten in radio- en televisieprogramma's.

Artikel 5, eerste lid: overtreden van het verbod, onverminderd artikel 4 en met inachtneming van artikel 5, tweede en derde lid, op elke vorm van reclame en sponsoring.

Artikel 5, vierde lid: overtreden van het verbod op uitreiking, om niet of tegen een symbolische vergoeding, die het aanprijzen van een tabaksproduct ten doel of tot rechtstreeks of onrechtstreeks gevolg heeft.

Artikel 5a, eerste lid: overtreden van het verbod op gebruik voor een tabaksproduct van een naam, een merk, een symbool of enig ander onderscheidend teken van een ander product of van een andere dienst, tenzij dit tabaksproduct reeds vóór de datum van inwerkingtreding van het in artikel 5, eerste lid, bedoelde verbod onder die naam, dat merk of symbool, dan wel met dat onderscheidende teken, in de handel was.

Artikel 5a, tweede lid: overtreden van het verbod op gebruik van een naam, merk, symbool of een ander onderscheidend teken dat eerder al voor een tabaksproduct werd gebruikt, voor producten of diensten, die na de datum van inwerkingtreding van het in artikel 5, eerste lid, bedoelde verbod op de markt worden gebracht; dit tenzij de naam, het merk, het symbool of het andere onderscheidende teken van het product of de dienst in een duidelijk andere vorm wordt gepresenteerd dan die van het tabaksproduct.

Artikel 9, eerste lid: overtreden van het verbod om bedrijfsmatig tabaksproducten gratis aan particulieren uit te reiken, toe te zenden, of op enigerlei andere wijze beschikbaar te stellen.

Artikel 18: overtreden van regels, gesteld bij algemene maatregel van bestuur, ter uitvoering van een bindende regeling inzake tabaksproducten, die krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is tot stand gekomen.

Overtredingen door fabrikanten, groothandelaren en importeurs van tabaksproducten van de verboden neergelegd in de artikelen 5 en 5a worden bestraft met een boete van € 45000, bij herhaling binnen een jaar een boete van € 135000, bij een tweede herhaling binnen drie jaar na de eerste overtreding een boete van € 225000 en bij een derde herhaling binnen vijf jaar na de eerste overtreding een boete van € 450000. Overtredingen van de artikelen 5 en 5a door anderen worden bestraft met een maximumboete van € 4 500. Andere overtredingen behorend tot categorie A, door wie ook begaan, worden eveneens bestraft met een maximumboete van € 4 500.

Categorie B.

Onder categorie B vallen de overtredingen met betrekking tot bedrijfsmatig verstrekken van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen, in het bijzonder voor minderjarigen bestemde, goederen en diensten, bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken of met dat doel aanwezig hebben van tabaksproducten op plaatsen waar dit verboden is (verkoopverbod), bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van tabaksproducten aan personen jonger dan zestien jaar, verzuimen de mededeling te plaatsen dat niet wordt verstrekt aan personen jonger dan zestien jaar, bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van onverpakte sigaretten aan particulieren, kleinverpakking van sigaretten en verstrekken zonder ter hand stelling door een tussenpersoon.

Dit betreft in concreto:

Artikel 5, vijfde lid: overtreden van het verbod op het bedrijfsmatig verstrekken, in tabaksspeciaalzaken en in afgescheiden tabaksverkooppunten in levensmiddelenzaken en warenhuizen, indien daar reclame voor tabaksproducten wordt gemaakt, van in het bijzonder voor minderjarigen bestemde goederen en diensten die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen als goederen en diensten die in zulke tabaksspeciaalzaken en tabaksverkooppunten niet bedrijfsmatig mogen worden verstrekt.

Artikel 7, eerste lid: overtreden van het verbod om in de instellingen, diensten en bedrijven die door de Staat of andere openbare lichamen worden beheerd, behoudens in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben.

Artikel 7, tweede lid: overtreden van het verbod om in inrichtingen voor gezondheidszorg, welzijn, maatschappelijke dienstverlening, kunst en cultuur, sport, sociaal-cultureel werk of onderwijs, voor zover die inrichtingen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben.

Artikel 7, derde lid: overtreden van het verbod om in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën van bedrijven en organisaties bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben.

Artikel 8, eerste lid: overtreden van het verbod om bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten te verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, waarbij onder verstrekken eveneens wordt begrepen het verstrekken van een tabaksproduct aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, welk tabaksproduct echter kennelijk bestemd is voor een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt.

Artikel 8, derde lid: nalaten om op plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten aan particulieren plegen te worden verstrekt, duidelijk zichtbaar en goed leesbaar aan te geven dat aan personen jonger dan zestien jaar geen tabaksproducten worden verstrekt en om de hieromtrent door Onze Minister nader gestelde regels en het door Onze Minister voorgeschreven model in acht te nemen

Artikel 9, tweede lid: overtreden van het verbod om bedrijfsmatig of anders dan om niet sigaretten aan particulieren te verstrekken of met dat doel aanwezig te hebben anders dan in een gesloten verpakking, die niet zonder kenbare beschadiging kan worden geopend.

Artikel 9, derde lid: overtreden van het verbod om sigaretten in een verpakking van minder dan negentien stuks, behoudens uitzonderingen bij ministeriële regeling, in de handel te brengen of daartoe aanwezig te hebben.

Artikel 9, vierde lid: overtreden van het verbod om bedrijfsmatig of anders dan om niet tabaksproducten te verstrekken aan particulieren zonder ter hand stelling door tussenkomst van een verstrekkende persoon volgens daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen methoden; dit behoudens beperkingen op het verbod, aangebracht overeenkomstig bij die algemene maatregel van bestuur gestelde regelen.

Overtredingen behorend tot categorie B worden bestraft met een boete van € 450, bij herhaling binnen een jaar een boete van € 1350, bij een tweede herhaling binnen drie jaar na de eerste overtreding een boete van € 2250 en bij een derde herhaling binnen vijf jaar na de eerste overtreding een boete van € 4500.

Categorie C.

Onder categorie C vallen overtredingen met betrekking tot het treffen van maatregelen die voorkomen dat overlast of hinder wordt ondervonden van het roken door anderen (rookverbod).

Dit betreft in concreto:

Artikel 10, eerste lid: nalaten door bevoegde organen voor de instellingen, diensten en bedrijven die door de Staat en de openbare lichamen worden beheerd, zodanige maatregelen te treffen dat van de daardoor geboden voorzieningen gebruik kan worden gemaakt en dat daarin de werkzaamheden kunnen worden verricht zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.

Artikel 10, tweede lid: nalaten door bevoegde organen binnen de instellingen, diensten en bedrijven die door de Staat en de openbare lichamen worden beheerd, een rookverbod in te stellen, aan te duiden of te handhaven in ruimten, behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën; dit behoudens beperkingen op het verbod, aangebracht overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur gestelde regelen.

Artikel 11, eerste lid: nalaten door degenen – niet zijnde het bevoegd orgaan binnen instellingen, diensten en bedrijven die door de Staat en de openbare lichamen worden beheerd – die het beheer hebben over gebouwen of inrichtingen voor gezondheidszorg, welzijn, maatschappelijke dienstverlening, kunst en cultuur, sport, sociaal-cultureel werk of onderwijs, behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, zodanige maatregelen te treffen dat van de door hen geboden voorzieningen gebruik kan worden gemaakt en daarin de werkzaamheden kunnen worden verricht zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.

Artikel 11, tweede lid: nalaten door degenen – niet zijnde het bevoegd orgaan binnen instellingen, diensten en bedrijven die door de Staat en de openbare lichamen worden beheerd – die het beheer hebben over gebouwen of inrichtingen voor gezondheidszorg, welzijn, maatschappelijke dienstverlening, kunst en cultuur, sport, sociaal-cultureel werk of onderwijs, behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, een rookverbod in te stellen, aan te duiden en te handhaven in ruimten, behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën; dit behoudens beperkingen op het verbod, aangebracht overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur gestelde regelen.

Artikel 11a, eerste lid: nalaten, behoudens krachtens artikel 11a, vijfde lid, bij algemene maatregel van bestuur aangebrachte beperkingen, door werkgevers zodanige maatregelen te treffen dat werknemers in staat worden gesteld hun werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden.

Artikel 11a, tweede lid: nalaten, behoudens krachtens artikel 11a, vijfde lid, bij algemene maatregel van bestuur aangebrachte beperkingen, door exploitanten van middelen voor personenvervoer zodanige maatregelen te treffen dat passagiers in staat worden gesteld hun reis te volbrengen zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.

Artikel 11a, derde lid: nalaten, behoudens krachtens artikel 11a, vijfde lid, bij algemene maatregel van bestuur aangebrachte beperkingen, door Nederlandse luchtvaartmaatschappijen zodanige maatregelen te treffen dat passagiers aan boord van hun vliegtuigen tijdens het gebruik voor de burgerluchtvaart op vluchten van en naar op Nederlands grondgebied gelegen luchthavens in staat worden gesteld hun reis te volbrengen zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.

Artikel 11a, vierde lid: nalaten, behoudens krachtens artikel 11a, vijfde lid, bij algemene maatregel van bestuur aangebrachte beperkingen, door degenen die – anders dan in een hoedanigheid als bedoeld in artikel 10 of 11 – het beheer hebben over voor het publiek toegankelijke gebouwen, voor zover die gebouwen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, zodanige maatregelen te treffen dat van de door hen geboden voorzieningen gebruik kan worden gemaakt en dat daarin de werkzaamheden kunnen worden verricht zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden.

Overtredingen behorend tot categorie C worden bestraft met een boete van € 300, bij herhaling binnen een jaar een boete van € 600, bij een tweede herhaling binnen drie jaar na de eerste overtreding een boete van € 1200 en bij een derde herhaling binnen vijf jaar na de eerste overtreding een boete van € 2400.