Tabakswet

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2001.
Geldend van 21-06-2000 t/m 16-07-2002

Wet van 10 maart 1988, houdende maatregelen ter beperking van het tabaksgebruik, in het bijzonder ter bescherming van de niet-roker

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het belang van de volksgezondheid regelen te stellen ter beperking van het gebruik van tabak en meer in het bijzonder ertoe strekkende hinder voor hen die geen tabak gebruiken tegen te gaan;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. tabaksprodukten: produkten die voor roken, snuiven, zuigen of pruimen bestemd zijn en die, al is het slechts ten dele, uit tabak bestaan;

  • b. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

§ 2. Aanduiding, samenstelling en verbod tabaksprodukten

Artikel 2

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur worden in het belang van de volksgezondheid eisen gesteld, waaraan tabaksprodukten moeten voldoen ter zake van aanduidingen die moeten voorkomen op de verpakking waarin zij aan particulieren worden verstrekt. Indien de aanduiding betrekking heeft op de samenstelling van de produkten kan bij de maatregel een daarbij omschreven methode van onderzoek worden aangewezen, die bij uitsluiting beslissend is voor de vaststelling of met betrekking tot het produkt al dan niet de juiste aanduiding is gebezigd.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de volksgezondheid eisen worden gesteld, waaraan tabaksprodukten moeten voldoen ter zake van de samenstelling, zoals het nicotinegehalte en de hoeveelheden teer en koolmonoxyde die bij de verbranding ontstaan. Bij de maatregel kan een daartoe omschreven methode van onderzoek worden aangewezen, die bij uitsluiting beslissend is voor de vaststelling of met betrekking tot een produkt al dan niet aan de daaraan gestelde eisen is voldaan.

Artikel 3

  • 1 Het is verboden bedrijfsmatig tabaksprodukten te verstrekken of daartoe aanwezig te hebben, indien die produkten niet aan de krachtens artikel 2 gestelde eisen voldoen.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien aannemelijk wordt gemaakt dat het produkt voor uitvoer is bestemd of is bestemd om te worden vernietigd dan wel in overeenstemming te worden gebracht met de daaraan gestelde eisen.

Artikel 3a

Het is verboden tabaksprodukten, bestemd voor oraal gebruik anders dan roken of pruimen, in de vorm van poeder, fijne deeltjes of een combinatie van deze vormen dan wel in vormen die eruitzien als levensmiddelen, bedrijfsmatig te verstrekken of daartoe aanwezig te hebben.

§ 3. Reclame

Artikel 4

  • 1 Radio- en televisieprogramma's mogen geen reclameboodschappen dan wel telewinkelboodschappen als bedoeld in de Mediawet voor tabaksprodukten bevatten.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op andere dan binnenlandse omroep, als bedoeld in de Mediawet.

Artikel 5

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de volksgezondheid eisen worden gesteld aan reclame voor tabaksprodukten in of aan een inrichting die gebruikt wordt of mede gebruikt wordt voor het bedrijfsmatig aan particulieren verstrekken van tabaksprodukten. Indien zodanige maatregel van toepassing is, is het verboden zodanige reclame te maken, die niet aan die eisen voldoet.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de volksgezondheid eveneens eisen worden gesteld aan andere dan de in het eerste lid bedoelde reclame voor tabaksprodukten. Indien zodanige maatregel van toepassing is, is het verboden zodanige reclame te maken, die niet aan de eisen voldoet. Het in de vorige volzin bedoelde verbod op een reclame is slechts van toepassing nadat het orgaan, bedoeld in artikel 6, een verklaring heeft afgegeven, inhoudende dat de reclame niet aan de gestelde eisen voldoet. Zodanige reclame voor tabaksprodukten moet worden aangemeld bij het orgaan. De in de derde volzin genoemde verklaring wordt niet later dan een maand na ontvangst van de aanmelding afgegeven. Het orgaan kan deze termijn eenmaal met een maand verlengen en geeft de aanmelder daarvan voor het verstrijken van de eerstgenoemde termijn schriftelijk bericht.

  • 3 In een maatregel als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt een termijn bepaald, eerst bij het verstrijken waarvan de in die leden gestelde verboden van toepassing worden op reclame die bij het in werking treden van de maatregel reeds wordt gemaakt.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bij het aanmelden van een reclame voor tabaksprodukten als bedoeld in het tweede lid een bij de maatregel vast te stellen bedrag moet worden betaald. De aanmelding wordt geacht niet te zijn gedaan zolang het verschuldigde bedrag niet is betaald.

Artikel 6

  • 1 Onze Minister stelt een orgaan in, dat tot taak heeft het afgeven van verklaringen als bedoeld in artikel 5, tweede lid.

  • 2 Het orgaan bestaat uit een door Onze Minister te bepalen aantal van ten hoogste zeven leden. De voorzitter en de andere leden worden benoemd door Onze Minister.

  • 3 Onze Minister benoemt één lid na overleg met de naar zijn oordeel representatieve organisaties op het gebied van reclame, twee leden na overleg met de naar zijn oordeel representatieve consumentenorganisaties en één lid na overleg met de naar zijn oordeel representatieve organisaties voor de voortbrenging van en de handel in tabaksprodukten. De benoemingen geschieden in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken.

  • 4 De leden worden benoemd voor de tijd van vier jaren. Zij zijn terstond, doch niet meer dan twee maal, herbenoembaar. Zij kunnen tussentijds worden geschorst en ontslagen.

  • 5 Degene die als lid is benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats het lid is benoemd, had moeten aftreden.

  • 6 Onze Minister geeft nadere voorschriften omtrent de werkwijze van het orgaan.

Artikel 7

De in artikel 5 bedoelde eisen kunnen betrekking hebben op de inhoud van de reclame en kunnen verboden en andere beperkingen bevatten ten aanzien van de wijze waarop en de plaats waar reclame wordt gemaakt.

Artikel 8

Tegen een beschikking inzake een verklaring als bedoeld in artikel 5, tweede lid, derde volzin, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

§ 4. Verstrekking aan particulieren

Artikel 9

Het is verboden in inrichtingen voor gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, sport, sociaal-cultureel werk of onderwijs, voor zover die inrichtingen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, bedrijfsmatig aan particulieren tabaksprodukten te verstrekken.

§ 5. Bepalingen ten aanzien van het gebruik van tabaksprodukten

Artikel 10

  • 1 Voor de instellingen, diensten en bedrijven die door de Staat en de openbare lichamen worden beheerd, worden door het bevoegde orgaan zodanige maatregelen getroffen, dat van de daardoor geboden voorzieningen gebruik kan worden gemaakt en de werkzaamheden daarin kunnen worden verricht zonder dat daarbij hinder van het gebruik van tabaksprodukten wordt ondervonden.

  • 2 Tot de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, behoort in ieder geval het instellen en handhaven van een verbod tabaksprodukten te gebruiken in ruimten, behorende tot bij algemene maatregel van bestuur, aangewezen categorieën. Op het verbod kunnen, overeenkomstig bij de algemene maatregel van bestuur gestelde regelen, beperkingen worden aangebracht.

Artikel 11

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kan aan degenen die - anders dan in een hoedanigheid als bedoeld in artikel 10 - het beheer hebben over inrichtingen voor gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, sport, sociaal-cultureel werk of onderwijs, voor zover die inrichtingen behoren tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën, de verplichting worden opgelegd tot het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 10, eerste lid.

§ 6. Verdere bepalingen

Artikel 12

  • 1 De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur krachtens deze wet wordt gedaan door Onze Minister en Onze Minister van Economische Zaken gezamenlijk. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 9 of artikel 11, eerste of tweede lid, wordt voor zover de maatregel betrekking heeft op inrichtingen voor onderwijs mede gedaan door Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen, onderscheidenlijk Onze Minister van Landbouw en Visserij.

  • 2 De voordracht voor de in deze wet voorziene algemene maatregelen van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen 30 dagen na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bezwaren ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met deze bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

Artikel 13

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 2 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 15

Van elke krachtens artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht onderzochte zaak wordt aan de belanghebbende op diens verzoek een vergoeding gegeven ter grootte van het bedrag waarmee haar verkoopwaarde ten gevolge van het onderzoek is verminderd.

Artikel 17

De toezichthouders zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, voor zover dit binnentreden beperkt blijft tot het zich begeven naar en het betreden van de in de woning aanwezige bedrijfsruimten.

Artikel 22

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 10 maart 1988

Beatrix

De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

D. J. D. Dees

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. J. Evenhuis

Uitgegeven de achtentwintigste juli 1988

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes